Op een eerste niveau handelt de roman over een klassieke schattenjacht. Een hoogleraar religieuze symboliek, Robert Langdon, komt een sekte die een gevaarlijk geheim bewaart op het spoor. Het is een geheim dat de fundamenten van het katholicisme bedreigt: Jezus Christus is niet gestorven, maar vluchtte na een huwelijk met Maria Magdalena naar Frankrijk, waar hij een gezin stichtte, met afstammelingen die via de Merovingers nog steeds in leven zijn – een nageslacht waarvan het bloed, le sang royal, San Graal genoemd werd, de Heilige Graal.
Op een dieper niveau is het een ideeënroman, ontstaan in een heel eigen culturele context, die voor het merendeel van de lezers duister blijft. Het thema van mijn korte voordracht is de wonderbaarlijke culturele context waarop deze roman zich vaak op occulte wijze beroept.
Het succes van dit boek is ongetwijfeld grotendeels te wijten aan de provocerende thema’s die het oprakelt: de historiciteit van de bijbel, het ware wezen van Jezus Christus, de oorsprong en de geschiedenis van het christelijke geloof. De stellingen die in het boek verdedigd worden hebben betrekking op het volgende fundamentele idee: de gehele judeo-christelijke cultuur is gebaseerd op een misogyne leugen, op de ontkenning van het huwelijk van Christus met de vrouw die hij graag aan het hoofd van de katholieke kerk had gezien.
Tijdens deze korte lezing is het niet mogelijk volledig in te gaan op alle thema’s die de auteur wil aansnijden. We beperken ons tot een analyse van de manier waarop Dan Brown ogenschijnlijk “aantoont” hoe zijn theorieën – los van de verzonnen intrige – niet enkel in de gefictionaliseerde wereld van het boek een grond van waarheid bezitten, maar ook in onze werkelijkheid, in de Echte Wereld.
Het is geen toeval dat de uitgever het boek voorstelt als een op feiten gebaseerd exposé waarin lang verborgen waarheden aan het licht komen. Om deze waarheden hard te maken, gebruikt Brown enkele methodes die onderzoekers naar historische fraude, samenzweringen en fantarcheologie bekend in de oren zullen klinken. Is het mogelijk voor niet-ingewijden om dit scenario tot de juiste proporties te herleiden? Natuurlijk wel.
Laten we beginnen bij de cruciale pagina die aan het eigenlijke boek voorafgaat, waar Brown de lezer wat achtergrondinformatie biedt. Onder de titel “Feiten” schrijft de auteur: “De Priorij van Sion, een geheim genootschap dat in 1099 werd opgericht, is een werkelijk bestaande organisatie. In 1975 werden in de Parijse Bibliothèque Nationale perkamenten ontdekt, Les Dossiers Secrets, waarin talrijke leden van de Priorij van Sion worden genoemd, onder wie Sir Isaac Newton, Sandro Botticelli, Victor Hugo en Leonardo Da Vinci.”
We bevinden ons hier in de paratekst, de plaats waar een auteur normaal gezien geen gebruik maakt van zijn narratieve licentie; de lezer vertrouwt hierop en beseft niet al op voorhand misleid te zijn. Het is echter een cruciale passage voor de plot, want Leonardo Da Vinci wordt er geïntroduceerd in een web van samenzweerderige intriges.
Laat ons eerst de door de auteur gekozen namen onder de loep nemen. Het eerste personage in de proloog is een suppoost van het Louvre die vermoord wordt aangetroffen. Zijn naam is Saunière. Zoals we dadelijk zullen zien, is het een naam die niet toevallig gekozen is. Hou hem in het achterhoofd.
Later introduceert de auteur een protagonist die de geheimen van Christus’ bloedlijn openbaart. Zijn naam is Leigh Teabing. Heb je ooit met anagrammen gespeeld? Gooi de letters van zijn familienaam door elkaar en je bekomt Leigh/Baigent. Waarom koos ik “Baigent” en niet, bijvoorbeeld “Beating” (of in het Italiaans: “Gabinet”)? Enkele bladzijden verder vinden we een toespeling op het antwoord. Bij het doorbladeren van enkele boeken stoten de protagonisten op een titel die door Dan Brown sterk onderstreept wordt: “Heilig Bloed, Heilige Graal – De gerenommeerde internationale bestseller”. Het is een werkelijk bestaand boek, dat in de jaren tachtig inderdaad een internationale bestseller was. Het oorspronkelijke Holy Blood, Holy Grail(1) werd geschreven door een Engelse journalist, Henry Lincoln, die zich liet bijstaan door twee esoterici. Hun namen waren Leigh en Baigent…
De roman van Brown is grotendeels gebaseerd op dit pseudo-historische essay, waarin de gedurfde historische hypothese voor het eerst aan de oppervlakte komt: er bestaat een geheim genootschap, de Priorij van Sion, die de afstammelingen van Jezus onder haar hoede houdt. Willen we de historische basis van deze door Brown onkritisch overgenomen theorie onderzoeken, dan moet vanzelfsprekend ook het speurwerk van de drie schrijvers zorgvuldig worden nagegaan. Uitgangspunt van hun boek is de geschiedenis van een Franse priester uit de achttiende eeuw. Hij ontdekte enkele perkamenten waarop het vreselijke geheim van Christus’ nageslacht uit de doeken wordt gedaan. De perkamenten zaten volgens het boek verborgen in een holle steunpilaar. Deze ontdekking speelde zich af tegen de achtergrond van een klein dorp in de Pyreneeën, Rennes-le-Château, en de priester heette Saunière… dezelfde naam die op de eerste pagina van De Da Vinci Code wordt aangehaald.
Hier wordt het verhaal almaar ingewikkelder. Op welke bronnen baseerden de drie auteurs hun weergave van de feiten? Er zijn verschillende getuigen in Rennes-le-Château die vertellen dat Saunière bij de restauratie van zijn kerk enkele relieken en wat waardevolle voorwerpen gevonden heeft, maar er zijn geen bewijzen noch ooggetuigen die de ontdekking van grote perkamentrollen kunnen bevestigen. Bovendien is de steunpilaar die in het boek beschreven wordt nog te bezichtigen in het museum van het dorpje, en het is overduidelijk dat de zuil niet volledig hol is, maar slechts een kleine uitholling vertoont.
Er is slechts één bron waarop Lincoln, Baigent en Leigh hun historische essay baseerden: Pierre Plantard. Na verschillende veroordelingen voor oplichterij stond Plantard tijdens de Tweede Wereldoorlog aan het hoofd van enkele esoterische verenigingen. In 1956 stichtte hij samen met drie vrienden een genootschap waarvan de naam niet mag verbazen: de Priorij van Sion. Maar, wacht eens even. Beweerde Dan Brown in de aangehaalde “Feiten”-passage niet dat de Priorij minstens duizend jaar oud was, gesticht in 1099? Hier ligt de sleutel van het enorme bedrog waaraan Plantard werkte. In 1099 bestond er een abdij van een religieuze orde gewijd aan de berg Sion, die aan het einde van de kruistochten in verdrukking raakte. Zoals geheime genootschappen wel vaker doen, vervalste ook de Priorij van Sion historische feiten om een glorieus verleden op te bouwen. Zo konden ze volhouden dat de Orde van Sion op occulte wijze was blijven voortbestaan om het geheim over de bloedlijn van de Merovingers te bewaren en aan het nageslacht door te geven. Plantard verzon een lijst van Grootmeesters die van de twaalfde eeuw tot vandaag aan het hoofd van de Priorij stonden.
Hij verspreidde deze alternatieve versie van de geschiedenis via een reeks lezingen in de Sint-Sulpicekerk in Parijs, en hij schreef zelfs een hele resem documenten die hij onder valse naam in bewaring gaf in de Bibliothèque Nationale, waar Lincoln en zijn vrienden ze vonden en zichzelf overtuigden van hun authenticiteit. De belangrijkste documenten waren de Dossiers Secrets, die ook in De Da Vinci Code voorkomen. In de Dossiers bevond zich de lijst met alle Grootmeesters, onder wie enkele onverdachte personages, zoals Leonardo da Vinci, die Brown een voorwendsel voor zijn roman bezorgen. De invloed van de Dossiers op Heilige Graal, Heilig Bloed en op De Da Vinci Code valt gemakkelijk aan te tonen: vergelijk gewoon de drie lijsten van Grootmeesters in de drie boeken. Identiek.
Het opzet van Plantard was erop gericht om zijn persoonlijke afstamming van de Merovingers aan te tonen, iets wat zijn anachronistische aspiraties op de Franse troon eventueel zou rechtvaardigen – en wat hem zou verzekeren van een leidinggevende positie in andere esoterische groeperingen van zijn tijd.
In de loop van een aantal reizen naar Rennes-le-Château wist hij voldoende materiaal te verzamelen om er een complexe mythologie uit de grond te stampen. Samen met zijn vertrouweling Philippe De Cherisey maakte hij een mix van feit en fantasie om historische grond te verlenen aan zijn afstamming van de Merovingische koningen. Ze vervaardigden enkele perkamenten die aan de hand van gecodeerde boodschappen hun versie van de geschiedenis ondersteunden, en onder de naam van Gérard de Sède publiceerden ze het verhaal over de ontdekking van dezelfde perkamenten door Saunière.
Lincoln, Baigent en Leigh verkochten hun ontdekking van de Dossiers Secrets als sensationeel nieuws en deden er nog een schepje bovenop: Plantard zou niet enkel van de Merovingers afstammen, maar via hen zelfs van Jezus Christus, gestorven in de buurt van Rennes-le-Château en begraven onder een tombe in de omgeving, enkele mijlen van het dorpje verwijderd. Deze tombe werd in de zeventiende eeuw door de Franse schilder Nicolas Poussin afgebeeld op zijn beroemde Les Bergers d’Arcadie. Dan Brown was op de hoogte van die verschuivingen in de mythe: bij de beschrijving van het huis van Leigh Teabing verwijst hij naar een schilderij van Poussin aan de muur. De schilder had op de tombe ET IN ARCADIA EGO geschreven, een symbolische uitdrukking waarmee de Dood te kennen geeft ook in het gelukzalige Arcadië rond te waren. En nu we toch met anagrammen bezig zijn, mag ik u deze suggestie van Lincoln niet onthouden: I! TEGO ARCANA DEI, “Ga heen! Ik verberg de geheimen van God”.
De tombe in de buurt van Rennes-le-Château en de geschilderde tombe zijn gelijk van vorm, al zijn de landschappelijke overeenkomsten eerder twijfelachtig. Hoe het ook zij: is het mogelijk dat het lichaam van Christus onder deze tombe begraven ligt? Dan zou de tombe uit het jaar 33 moeten stammen. En dat is ook zo! Helaas betreft het het jaar 1933, zoals Pierre Jarnac aantoonde.
Plantard besloot om ook priester Saunière in de samenzwering te betrekken. Hij hield vol dat Saunière lid was van de Priorij van Sion en deed dat met een grote hoeveelheid verbeeldingskracht. In Rennes-le-Château ontdekte hij een monument dat precies in zijn kraam paste. Hij stelde dat de inscriptie - MISSION 1891 - eigenlijk gelezen moet worden als MIS/SION – “hier geplaatst door Sion” - en dat de datum op de ontdekking van de perkamenten duidde. Een minimum aan kennis van de katholieke traditie kan volstaan om hem tegen te spreken: in die tijd werden in veel dorpen belangrijke Missies georganiseerd, dagen van gebed en priesterlijke sermoenen. In 1891 vond in Rennes een dergelijke Missieviering plaats. Bij deze gelegenheid ontvingen enkele kinderen hun eerste communie en als aandenken aan de gebeurtenis werd een triviaal opschrift in een zuil gegrift: “Missions 1891”.
Op de sokkel van een kruisbeeld, door Saunière opgericht tijdens een andere missiezending, vond Plantard een ander onduidelijk opschrift: CHRISTUS A.O.M.P.S. DEFENDIT. Het acroniem is ambigu genoeg om zich te voegen naar de paranoïde interpretaties waarvoor Lincoln een zwak heeft: hij suggereert dat het opschrift staat voor CHRISTUS ANTIQUUS ORDO MYSTICUSQUE PRIORATUS SIONIS DEFENDIT, “Christus beschermt de Oude en Mystieke Orde van de Priorij van Sion”. De oplossing voor dit mysterie is enkele jaren later aan het licht gekomen, toen men in Rome de obelisk van Paus Sixtus de Vijfde ontdekte. Hier ontvouwt het acroniem zich als volgt: CHRISTUS AB OMNI MALO PLEBEM SUAM DEFENDAT, “Moge Christus zijn volk voor alle kwaad behoeden”.
Dit zijn slechts twee voorbeelden waar orthodoxe verklaringen de oplossing bieden voor de vele veronderstelde “anomalieën” die mysteriejagers, gefascineerd door de boeken van Lincoln en Brown, terugvinden in de werken van Saunière in Rennes-le-Château. Francesco Pellicano schreef onlangs dat er in Rennes meer dan 730 anomalieën te vinden zijn. Ik werk momenteel aan een omvangrijk essay over dit thema. Ik kan u bij deze verzekeren dat mijn boek ten minste 730 hoofdstukken zal tellen!
Dan Browns roman krijgt soms de omschrijving “accuraat als een geschiedenisboek” te zijn. Modern onderzoek naar deze culturele achtergrond, in Italië uitgevoerd door Mario Arturo Iannaccone, onthulde een antiklerikale onderstroom van vrijmetselarij, die de creatie van een mythe rond Rennes-le-Château in de hand werkte om de katholieke kerk in diskrediet te brengen. Baigent en Leigh hebben banden met de vrijmetselarij(2) en andere auteurs zijn lid van gnostische en new age-bewegingen. Er bestaan honderden boeken en websites rond dit onderwerp en ze zijn gemakkelijk te herkennen aan de samenzweerderige stijl, de vijandige attitude tegenover het Vaticaan en het gebruik van een paranoïde bril om de geschiedenis van de laatste tweeduizend jaar te herlezen. Het is ironisch hoe wereldlijk antidogmatisme zich transformeert tot een tegengesteld dogmatisme, dat onkritisch het historische scenario van Plantard, van zijn volgelingen en van zelfverklaarde “rationalisten” accepteert. Of hoe het nabijgelegen Lourdes ingewisseld wordt voor een ketters Rennes-le-Château als pelgrimsoord.
In De Slinger van Foucault heeft Umberto Eco herhaaldelijk gewezen op de gevaren van paranoïde interpretaties van de geschiedenis. Als uitsmijter citeer ik een van de meest lachwekkende vergissingen die Lincoln beging bij zijn reconstructie van Saunières leven. De priester stierf op 22 januari 1917 en in zijn archief werd een bonnetje gevonden met de datum waarop zijn kist besteld was: 12 janvier, tien dagen voor zijn dood. Aan Saunière werden meteen voorspellende krachten toegeschreven, en steeds opnieuw kwam de vraag: “Hoe wist hij op voorhand dat hij zou sterven?” Het mysterie is snel opgehelderd: Lincoln maakte een fout bij de ontcijfering van het handschrift. De maand werd weergegeven met de letters juin (juni) en niet janv (januari): de kist werd dus vijf maanden na Saunières dood gekocht!
Naast dergelijke onschuldige leesfouten bestaan er echter ook die strafrechterlijk gevolgen kunnen hebben. Dit was het geval met David Irving, een holocaustnegationist die werd veroordeeld voor het vervalsen van bewijsmateriaal uit de Tweede Wereldoorlog. Op een handgeschreven nota over een telefoontje van Himmler las Irving de woorden Juden zu bleiben, “de joden moeten blijven waar ze zijn”. In de context van die zin lijkt de nota te getuigen van Himmlers goede hart: in plaats van de joden naar de concentratiekampen te zenden, gaf hij het bevel ze te laten blijven waar ze waren. De rechter raakte er echter al snel van overtuigd dat het een propagandistische herinterpretatie betrof. De zin moest eigenlijk gelezen worden samen met de vorige: Verwaltungsführer der SS haben zu bleiben, “administratieve diensten van de SS moeten blijven waar ze zijn”.
Het is bekend dat Hitler De protocollen van Sion als antisemitisch propagandamateriaal gebruikte, een document dat ontstond als een roman maar op korte tijd een machtig ideologisch wapen werd. Ook De Da Vinci Code manipuleert de geschiedenis door het werkelijke bestaan van de Priorij van Sion te suggereren. Laat ons hopen dat de kloof tussen Sion en Sion ditmaal groter blijkt.
Mariano Tomatis is goochelaar en skepticus.
Dit artikel is de neerslag van een voordracht gehouden op het vijfde Skeptisch Wereldcongres in Abano Terme, Italië, 8-10 oktober 2004.
Vertaling: Pieter Peyskens
Noten van de redactie
(1) Dit is kennelijk de Amerikaanse versie; de Britse versie heet The Holy Blood and the Holy Grail (Corgi ooks, editie 1983).
(2) Baigent is ook hoofdredacteur van Freemasonry Today, het Britse tijdschrift van vrijmetselaars – zie hier.