Zijn wetenschap en religie aan het samenvallen?

Afbeelding
Image by Steve Haselden from Pixabay

Door Richard Dawkins.

Geplaatst onder
Deel artikel TwitterFacebookLinkedinWhatsapp

Van sommige moderne wetenschappers klinken de woorden religieus, maar blijkt het geloof na nader onderzoek identiek aan dat van andere wetenschappers die zichzelf atheïst noemen. Zo wordt het lyrische boek van biologe Ursula Goodenough The Sacred Depths of Nature verkocht als een religieus boek. Theologen bekrachtigen het op de achterflap en de hoofdstukken zijn vrijelijk doorweven met gebeden en godsdienstige meditaties.

Toch gelooft Goodenough volgens haar eigen beschrijving niet in een of ander opperwezen. Ze gelooft niet in een vorm van leven na de dood. Hieruit valt te begrijpen dat ze niet religieuzer is dan ik. Met andere atheïstische wetenschappers deelt zij een gevoel van ontzag voor de verhevenheid van het universum en voor de complexiteit van het leven. De hoesomslag van haar boek - de boodschap dat wetenschap niet “gericht is op een bestaan dat troosteloos, belangeloos, nutteloos” is, maar in tegendeel “een bron van troost en hoop” kan zijn - zou eveneens geschikt zijn geweest voor mijn boek Unweaving the Rainbow of voor Pale Blue Dot van Carl Sagan. Als dat religie is, dan ben ik een diepgelovig mens. Maar dat is het niet. En ik ben dat niet. Voor zover ik zie zijn mijn "atheïstische" opvattingen identiek aan Ursula's religieuze opvattingen. Een van ons gebruikt de taal verkeerd en ik meen niet dat ik het ben.

Goodenough is biologe, maar dit soort van neodeïstische pseudo-religie wordt vaker geassocieerd met natuurkundigen. In het geval van Stephen Hawking haast ik mij erop te wijzen dat de beschuldiging onterecht is. Hawkings vaak geciteerde term “de geest van God” duidt niet meer op het geloof in God dan mijn uitroep “ik zou het bij God niet weten!”. Ik veronderstel hetzelfde van Einsteins aanroeping “dear Lord” om de fysicawetten te personifiëren. Niettemin nam Paul Davies de term van Hawking over als titel van een boek dat aanspraak maakte op de Templeton Prize for Progress in Religion, momenteel de lucratiefste prijs ter wereld, prestigieus genoeg om gepresenteerd te worden in Westminster Abbey. Filosoof Daniel Dennett zei me ooit, in een Faustiaanse bui: “Richard, als je ooit moeilijke tijden tegemoet gaat…”

Als je Einstein en Hawking als religieus beschouwt, als je de kosmische eerbied van Goodenough, Davies, Sagan en mezelf als echte religie beschouwt, dan zijn religie en wetenschap inderdaad samengesmolten, zeker indien je atheïstische priesters zoals Don Cupitt en veel universiteitskapelaans meetelt. Maar als je aan de term religie zo'n slappe, elastische definitie toestaat, welk woord blijft er dan over voor conventionele religie, religie zoals de gewone mens in de kerkbank of op de bidmat die begrijpt - en zoals elke intellectueel die zou begrepen hebben in vroegere tijden, toen intellectuelen net als iedereen religieus waren?

Als God synoniem staat voor de diepste principes van de fysica, welk woord blijft er dan over voor een hypothetisch wezen dat gebeden beantwoordt, tussenbeide komt om kankerpatiënten te redden, de evolutie over moeilijke stappen heen helpt, zonden vergeeft of voor die zonden sterft? Als het ons is toegestaan wetenschappelijk ontzag te herbenoemen als een religieuze impuls, is er geen discussie meer. Als je wetenschap herdefinieert als religie, wekt het nauwelijks verbazing als ze blijken te “convergeren”.

Sommigen ontwaren een huwelijk tussen moderne fysica en oosters mysticisme. Het argument luidt als volgt: kwantummechanica, die briljante, succesvolle vlaggenschiptheorie van de moderne wetenschap, is zeer mysterieus en moeilijk te begrijpen. Oosterse mystici waren altijd al erg mysterieus en moeilijk te vatten. Dus moeten oosterse mystici het altijd al over kwantumtheorie gehad hebben. Een gelijkaardige uitleg weerklinkt omtrent het onzekerheidsprincipe van Heisenberg (“Zijn we niet allemaal, in zeer reële zin, onzeker?”); fuzzy logic (“Ja, het is ook voor jou okee om vaag te zijn”), chaos- en complexiteits-theorie (het vlindereffect, de platonische verborgen schoonheid van de Mandelbrotset - je noemt het maar, iemand heeft het gemystificeerd en in baar geld omgezet). Je kunt een ontzaglijk aantal boeken kopen over “kwantumgenezing”, om over kwantum-psychologie, kwantum-verantwoordelijkheid, kwantummoraliteit, kwantum-onsterfelijkheid en kwantum-theologie maar te zwijgen. Ik heb nog geen boek gevonden over kwantumfeminisme, kwantum-financieel management of Afro-kwantumtheorie, maar geef het gewoon nog wat tijd.

De hele zaak wordt kundig aan de kaak gesteld in het boek The Unconscious Quantum van fysicus Victor Stenger, waaruit het volgende juweeltje komt. In een lezing over Afrocentrisch genezen vertelde psychiater Patricia Newton:

“Traditionele genezers zijn in staat dat andere gebied van negatieve entropie — die superkwantumsnelheid en -frequentie van elektromagnetische energie — aan te snijden en naar ons niveau te brengen. Het is geen magie. Het is geen hocus-pocus. Met het aanbreken van de 21ste eeuw zul je zien dat de nieuwe medische kwantumfysici deze energieën en hun effecten daadwerkelijk verspreiden.”

Sorry, maar hocus-pocus is precies wat het is. Geen Afrikaanse hocus-pocus, maar pseudo-wetenschappelijke hocus-pocus, tot en met het misbruik van het woord energie. Het is eveneens religie gemaskeerd als wetenschap in een walgelijk liefdesfeest van valse convergentie.

In 1996, net na haar edelmoedige verzoening met Galileï amper 350 jaar na diens dood, maakte het Vaticaan publiekelijk bekend dat evolutie gepromoveerd werd van weifelachtige hypothese tot aanvaarde wetenschappelijke theorie. Dat is minder dramatisch dan veel Amerikaanse protestanten denken, want de Rooms-Katholieke Kerk stond nooit bekend voor haar bijbels literalisme. Ze heeft in tegendeel de bijbel altijd met achterdocht behandeld, als iets wat nauw aanleunt bij een subversief document en wat nauwkeurig gefilterd dient te worden door priesters, veeleer dan het onbewerkt aan de congregaties te geven. Sommigen beschouwden de boodschap niettemin als een ander voorbeeld van de laat-20ste- eeuwse convergentie tussen wetenschap en religie.
In hun antwoorden op de pauselijke boodschap toonden liberale intellectuelen zich op hun slechtst, over elkaar struikelend in hun verlangen om aan religie een eigen magisterium toe te kennen, even belangrijk als wetenschap maar er niet tegengesteld aan. Dergelijke agnostische verzoening is eens te meer gemakkelijk te verwarren met een werkelijke ontmoeting van geesten.

Op zijn naïefst verdeelt deze verzoeningspolitiek het intellectuele territorium in “hoe-vragen” (wetenschap) en “waarom-vragen” (religie). Wat zijn “waarom-vragen” en waarom zouden we het recht hebben te denken dat er een antwoord op bestaat? Misschien zijn er diepzinnige vragen over de kosmos die voor altijd buiten de wetenschap liggen. De vergissing bestaat erin te denken dat ze daarom niet buiten de religie vallen.
Ik verzocht ooit een voornaam astronoom en collega van mij om mij de big bang-theorie uit te leggen. Hij deed dat zo goed mogelijk naar zijn (en mijn) kunnen. Toen vroeg ik hem hoe het zit met de fundamentele wetten van de natuurkunde die het spontane ontstaan van ruimte en tijd mogelijk maken. “Ah” lachte hij, “nu begeven we ons buiten het gebied van de wetenschap. Dit is waar ik je moet overlaten aan onze goede vriend de kapelaan.” Maar waarom de kapelaan? Waarom niet de tuinman of de kok? Natuurlijk beweren kapelaans, in tegenstelling tot koks en tuinmannen, enig inzicht te hebben in ultieme vragen. Maar welke redenen hebben we ooit gekregen om hun beweringen ernstig te nemen? Nogmaals, ik verdenk mijn vriend de professor in de astronomie ervan de Einstein/Hawking-truc te gebruiken om God te laten staan voor "datgene wat we niet begrijpen". Het zou een onschadelijke truc zijn indien hij niet voortdurend verkeerd begrepen werd door mensen die hem per se verkeerd willen begrijpen. In elk geval zullen optimisten onder de wetenschappers, waarvan ik er een ben, volhouden dat “wat we niet begrijpen” alleen betekent “wat we nog niet begrijpen”. Agnostische verzoening is als de deftige liberaal die achteroverhelt om zo veel mogelijk toe te geven aan iedereen die luid genoeg roept. Ze bereikt een belachelijke omvang in het volgende typische stukje slordig denken. Het gaat ruwweg als volgt: je kunt geen ontkenning bewijzen (tot zo ver okee). Wetenschap heeft geen manier om het bestaan van een opperwezen te weerleggen (dat is strikt genomen waar). Daarom is al dan niet geloven in een opperwezen een zaak van louter individuele voorkeur en verdienen beide opties evenveel respect! Zo uitgedrukt ligt de misvatting bijna voor de hand; de reductio ad absurdum behoeft nauwelijks uitleg. Zoals mijn collega, de fysisch scheikundige Peter Atkins zegt, moeten we dan ook agnostisch zijn over de theorie dat er een theepot in een baan rond de planeet Pluto zweeft? We kunnen het niet weerleggen. Dat wil echter niet zeggen dat de theorie dat er zo'n theepot is op gelijke voet staat met de theorie dat er geen is. Indien het weerwoord luidt dat er redenen X,Y en Z zijn om een opperwezen aannemelijker te vinden dan een theepot, dan moeten X,Y en Z uitgelegd worden - omdat, indien gegrond, het echte wetenschappelijke argumenten zijn die beoordeeld moeten worden. Scherm ze niet achter een scherm van agnostische tolerantie van nauwkeurig onderzoek af. Als religieuze argumenten echt beter zijn dan Atkins' theepottheorie, laat ze ons dan horen. En laat anders diegenen die zichzelf agnostisch noemen met betrekking tot religie eraan toevoegen dat ze even agnostisch zijn met betrekking tot rondvliegende theepotten. Tegelijkertijd zouden moderne theïsten kunnen toegeven dat ze eigenlijk atheïsten zijn als het gaat om Baal en het gouden kalf, Thor en Wotan, Poseidon en Apollo, Mithras en Ammon Ra. We zijn atheïsten met betrekking tot de meeste goden waar de mensheid ooit in heeft geloofd. Sommigen onder ons gaan gewoon een god verder.

In elk geval is de opvatting dat religie en wetenschap tot aparte magisteria behoren oneerlijk. Ze struikelt over het onweerlegbare feit dat religies nog altijd beweringen over de wereld doen die na analyse wetenschappelijke beweringen blijken te zijn. Bovendien proberen religieuze apologeten van twee walletjes te eten. In hun contact met intellectuelen houden ze zich ver weg van het wetenschappelijke domein, veilig binnen het aparte en onaantastbare religieuze magisterium. Maar wanneer ze praten met een niet-intellectueel publiek, maken ze buitensporig gebruik van mirakelverhalen, die schaamteloze indringingen op het wetenschappelijke territorium zijn.

De onbevlekte ontvangenis, de verrijzenis, het opstaan van Lazarus, zelfs de mirakels uit het Oude Testament worden allemaal vrij gebruikt voor religieuze propaganda, en ze zijn erg doeltreffend bij een publiek van onwetenden en kinderen. Elk van deze mirakels komt neer op een schending van het normale verloop van de wereld. Theologen moeten een keuze maken. Je kunt je eigen magisterium opeisen, apart van dat van de wetenschap maar met recht op respect. In dat geval moet je echter afstand doen van mirakels. Of je kunt Lourdes en je mirakels behouden en genieten van hun enorm rekruterend potentieel onder de niet-opgeleiden. Maar dan moet je vaarwel zeggen aan aparte magisteria en aan je verheven aspiratie om met wetenschap samen te lopen.

De wens om zowel het een als het ander te hebben komt in een goede propagandist niet als aan verrassing. Wel verrassend is de bereidheid van liberale agnostici om daarin mee te gaan, net als de snelheid waarmee ze degenen onder ons die het aandurven aan de alarmbel te trekken afdoen als simplistische, ongevoelige extremisten. We worden ervan beschuldigd er een ouderwetse karikatuur van religie op na te houden waarin God een lange witte baard heeft en in een fysieke plaats woont, hemel genaamd. Tegenwoordig, zo wordt ons verteld, is religie geëvolueerd. De hemel is geen werkelijke plaats en God heeft geen fysiek lichaam met een baard daaraan. Welja, fantastisch: aparte magisteria, echte convergentie. Maar de doctrine van Maria Hemelvaart werd zo recent als 1 november 1950 door Paus Pius XII als een geloofsartikel gedefinieerd en bindt nog steeds alle katholieken. Ze stelt duidelijk dat het lichaam van Maria ten hemel opgenomen werd en daar verenigd werd met haar geest. Wat kan dat anders betekenen dan dat de hemel een fysieke plaats is die lichamen bevat? Nog eens, dit is geen vreemde en verouderde traditie met een louter symbolische betekenis. Het werd officieel en recent verklaard werkelijk te kloppen.

Samenvallen? Alleen wanneer dat goed uitkomt. Voor een oprecht beoordelaar is het zogezegde huwelijk tussen religie en wetenschap een oppervlakkige, lege schijnvertoning.

 

Richard Dawkins is professor aan de Universiteit van Oxford. Hij schreef onder meer The Selfish Gene (Het Zelfzuchtige Gen), The God Delusion (God als misvatting) en Unweaving the Rainbow (Een Regenboog Ontrafelen).

 

Dit artikel verscheen oorspronkelijk op Forbes.com.

Vertaling: Liesbeth Tysmans