Tja, na Frankrijk met de Teissier-grap (Astrologe Elizabeth Teissier promoveerde er tot doctor in de sociologie op een proefschrift over astrologie) lijkt ook Vlaanderen – of België – een kwalijke weg in te slaan als het aankomt op het uitdelen van (ere-)doctoraten. Laten we het eredoctoraat van prins Filip dan buiten beschouwing, dat criminologe Anja Opdebeeck aan de KU Leuven kon doctoreren op bijna-doodervaringen is een betreurenswaardige gebeurtenis, ook al was haar promotor een professor gosdienstwetenschappen. Eigenlijk maakt ze maar één grote fout: Anja Opdebeeck wil zelf zo graag geloven dat er zo iets bestaat als een leven na de dood en contact met het hiernamaals dat het haar nagenoeg elke zin voor wetenschappelijkheid en nuchterheid ontneemt.
“Dit alles betekent echter niet dat hiermee aangetoond is dat bijna-doodervaarders geen glimp van leven na de dood zouden kunnen opvangen. Immers, net zomin als de medische wereld op grond van bijna-doodervaringen het bestaan van leven na de dood kan bewijzen, kan zij bewijzen dat leven na de dood niet zou bestaan. Het enige wat de medische wereld op dit ogenblik met zekerheid kan zeggen, is dat ze het niet weet. Volgens mij een reden te meer om de bijna-doodervaarder het voordeel van de twijfel te geven en aandachtig te luisteren naar wat hij op basis van zijn persoonlijke ervaring wél meent te weten."
Het boek dat van haar doctoraat gemaakt werd, valt uiteen in twee grote delen: in het eerste deel overloopt ze de geschiedenis van het onderzoek naar bijna-doodervaringen (BDE’s). Een goed, helder, degelijk overzicht waarin ze het werk van heel wat bekende “onderzoekers” bespreekt, zoals Elisabeth Kübler-Ross, Raymond Moody, Phyllis Atwater,… Een kritische noot blijft zoek in dit deel. Doctor Opdebeeck wordt dan plots wel heel kritisch als het over mogelijk “gewone of normale” verklaringen gaat voor BDE’s. Geen enkele van de psychologische, neurofysiologische, farmacologische,.. verklaringen die ze zelf opsomt, kan ze, wil ze aanvaarden. Want Opdebeeck wil echt wel dat er meer aan de hand is. Dat ze zelf nooit een bijna-doodervaring had, betreurt ze meer dan duidelijk: “Als mens voel ik mij echter zo dicht bij jullie… Het is alsof ik de herinnering aan “gene zijde” als een blauwdruk in mij meedraag, slechts bedekt door het filterdunne vlies van mijn aardse geboorte. Alleen heb ik niet die concrete, zeg maar visuele herinnering aan het Licht… Jullie zeggen dat het moeilijk is om met jullie ervaring naar buiten te komen, omdat je vaak afwijzing en onbegrip voelt, maar jullie hebben tenminste elkaar en jullie bijna-doodervaring als “referentiepunt”… als excuus om te voelen wat je voelt en om te weten wat je weet… (…) Hoe kan ik hen, die een bijna-doodervaring beleefden, vertellen dat je niet bijna dood moet gaan, om deelgenoot te worden van de herinnering aan die blauwdruk van een leven? En terwijl ik links en rechts spontaan een arm om mijn schouders voelde, begreep ik dat de tranen die over mijn wangen liepen, voor de aanwezigen een brug van bevrijding sloegen, over de “kampen” heen… En toen we later allemaal hand in hand de kracht van een woordeloos gebed de wereld inzonden, trilde in mij een onnoembare vrede. Ik wist dat ik weer een stukje dichter in de buurt was gekomen van mijn Eeuwige Thuis.”
Niet de taal van iemand die wil weten wat er van die bijna-doodervaringen eigenlijk aan is, maar de woorden van iemand die zo graag zelf ook zou voelen wat men haar vertelt. Het is niet verwonderlijk dat deze houding zwaar doorweegt op Opdebeecks onderzoek. Voor haar onderzoek verzamelde ze getuigenissen van mensen die een BDE hadden beleefd. Aanvankelijk ging ze iedereen interviewen die zich aanmeldde. Maar na een tijd bereikte ze een zeker saturatiepunt - zo schrijft ze het – en tekende ze enkel nog die verhalen op die een meerwaarde hadden [sic!] voor haar onderzoek. Enkel de hits tellen en de rest vergeten, is leuk als je iets wil bewijzen, maar erg weinig wetenschappelijk. Het grootste probleem van Opdebeeck is haar grenzeloze naïef realisme. Als een volbloed postmoderniste plaatst ze de ervaringen en getuigenissen van de ondervraagden op gelijke voet met wetenschappelijke theorieën.
Kortom, Opdebeecks verhaal getuigt van weinig wetenschappelijkheid, en is zeker niet overtuigend. Of daarmee alles gezegd is over BDE’s, is een andere zaak. De invloed van een bijna-doodervaring is blijkbaar enorm – en een dergelijk fenomeen verdient het zeker onderzocht te worden. Op een serieuze manier. Dat dit soort onderzoekingen met doctoraten bekroond worden, is de pseudo-wetenschap een voet tussen de universitaire deuren geven.
Maarten Brys is wetenschapsfilosoof.
Titel: Bijna Dood
Ondertitel: Leven met bijna-doodervaringen
Auteur: Anja Opdebeeck
Uitgever: Lannoo, 2001.