Het geheim van de cakra’s

Afbeelding
Image by Okan Caliskan from Pixabay

De metafysische thermodynamica van het lichaam

Enkele jaren geleden nam ik als spreker deel aan een klein symposium over reïncarnatie. Het was georganiseerd door een vooruitstrevende filosofiewerkgroep binnen de hindoestaanse gemeenschap. Een hindoepriester mocht als spreker natuurlijk niet ontbreken. Tot mijn verbazing had de Indiase priester totaal niets over het thema van het symposium te zeggen. Hij vertelde een omstandig verhaal waarin hij uitlegde dat zich in het menselijk lichaam verschillende cakra’s bevinden en hoe deze eruit zien. Het publiek hing aan zijn lippen, hoewel het volstrekt niet duidelijk was wat je met die kennis over de cakra’s kon doen. Blijkbaar zijn cakra’s fascinerend.

Deel artikel TwitterFacebookLinkedinWhatsapp

De belangstelling voor cakra’s bestaat echter niet alleen bij hindoestaanse Surinamers; ook in de westerse zogenaamde esoterische literatuur, zowel van de theosofie en antroposofie als van de Nieuwe Tijd, komt men het woord vaak tegen. Men leest wel eens dat cakra’s ‘energie-knooppunten’ zijn of ‘krachtcentra van het etherisch dubbel’ (Ganesha, theosofisch woordenboek), dat men ze kan zien, zelfs fotograferen en sommige vormen van massage zijn bedoeld om de cakra’s te beïnvloeden. Door deze cakra’s stromen etherische gassen of vloeistoffen die koud of warm kunnen zijn, ze vormen als het ware een soort thermodynamisch systeem.

Als je dat zo allemaal leest, krijg je de indruk dat de cakra’s iets te maken hebben met twee verschillende aspecten van het menselijk bestaan: religie en gezondheidszorg. In elk geval hebben hindoestaanse priesters, massage-therapeuten, helderzienden en andere hedendaagse wonderdoeners het regelmatig over cakra’s. Niettemin is geen chirurg ooit bij het opereren een cakra tegen gekomen, noch zijn ze ooit door röntgenfoto’s of andere meetapparatuur aangetoond. Velen van u zullen misschien daarom geneigd zijn om het bestaan van zoiets als cakra’s gewoon te ontkennen, je kunt ze immers niet zien en in het dagelijks leven kom je ze ook niet op een andere manier tegen. Andere zaken waarvan we het bestaan wel veronderstellen, zoals bijvoorbeeld virussen en radiogolven zijn echter ook niet direct waarneembaar en er zijn tientallen eeuwen voorbij gegaan zonder dat iemand deze verschijnselen tegen is gekomen. Misschien is het daarom toch niet zo gek om je af te vragen of cakra’s niet op één of andere manier zouden kunnen bestaan.

Aura’s, astraal lichaam en etherisch dubbel

Er is enige tijd belangstelling geweest voor de zogeheten kirlianfoto’s, waarbij de invloed die voorwerpen hebben op een hoogfrequent elektromagnetisch veld op een foto wordt vastgelegd. Deze zouden aura’s weergeven, maar de resultaten zijn niet overtuigend. Men kan ook tegenwoordig in de nieuwetijdswinkels zogeheten aurabrillen kopen waarmee men iemands etherische uitstraling kan zien, die aura wordt genoemd. Toen ik er onlangs naar vroeg, gaf de winkelier toe dat men door de violet gekleurde glazen niets bijzonders kon zien. Aura’s hebben iets met cakra’s te maken. Het woord aura betekent letterlijk briesje en men bedoelt er een soort wolk van ether mee, die het etherisch dubbel om zich heen heeft. Als aura’s bestaan, dan is het ook waarschijnlijk dat cakra’s bestaan, want dan zou er ook een etherisch dubbel moeten bestaan en cakra’s vormen daar een onderdeel van. Het is echter waarschijnlijk dat het aura, net als de stralenkrans om het hoofd, het aureool, oorspronkelijk niet meer dan zonnesymbolen waren waarmee de oude Grieken hun goden afbeeldden. Ze zouden dan tijdens Alexander de Grote in India zijn geïntroduceerd. Als dat zo is, dan laten de kirlianfoto's en de aurabrillen geen aura’s zien en is het bestaan van cakra’s daarmee niet aangetoond.

Wie denkt dat er cakra’s bestaan, veronderstelt blijkbaar dat er naast het gewone lichaam van vlees en botten een lichaam van ether bestaat, dat daarin cakra’s zitten en dat dit lichaam bovendien een soort cirkelvormige etherische wolk om zich heen heeft. Wat moeten we ons dan voorstellen van zo’n etherisch dubbel met zijn wolk? Dit is blijkbaar een soort fijnstoffelijk lichaam dat het grofstoffelijke lichaam omvat en coördineert. Met ether wordt natuurlijk niet de stof bedoeld die vandaag de dag bij de drogist verkrijgbaar is. Het woord is afkomstig uit het Grieks en betekent zoveel als fijnstoffelijke lucht. Sommige Griekse filosofen, onder andere Aristoteles, hielden het bestaan van lege ruimte voor onmogelijk. Zij meenden dat de ruimte buiten de aardse dampkring, waarin zich de sterren bevinden, met een fijnstoffelijk gas, met ether, is gevuld. De sterren zijn volgens hen ook van ether. Ether werd later de kwintessens genoemd, het vijfde element, dat niet kan worden waargenomen, maar op grond van theoretische overwegingen wordt verondersteld te bestaan. Deze sterrenstof kon volgens Aristoteles in elk geval per definitie niet op aarde voorkomen. Het idee dat een mens een etherisch dubbel zou kunnen hebben, zouden de antieke filosofen dus al voor onmogelijk houden.

Volgens opvattingen die vandaag de dag algemeen worden aanvaard, bestaat er echter wel lege ruimte en treffen we buiten de dampkring van de aarde dezelfde grofstoffelijke materie aan als daarbinnen. Er is dus geen plaats in ons wereldbeeld voor etherisch gas, wat moeten we dan denken van het etherisch dubbel en de rest? Als we in plaats van etherisch dubbel spreken van astraal lichaam, zoals sommigen doen, dan zijn we geen stap verder, want astraal betekent ‘behorend bij de sterren’ en is dus synoniem met etherisch. Het bestaan van een etherisch dubbel is bovendien, ondanks alle verfijnde instrumenten en de vele onderzoekingen die op het gebied van de menselijke anatomie hebben plaatsgevonden, nog nooit aannemelijk gemaakt en dat betekent dat er ook geen cakra’s kunnen bestaan. Het lijkt er dus op dat ik het mezelf wel erg moeilijk heb gemaakt toen ik in de aankondiging beloofde u uw eigen cakra’s te laten zien!

Sommigen denken dat het etherisch dubbel door helderzienden kan worden waargenomen. Het is alleen jammer dat de waarnemingen van helderzienden zo moeilijk door voor ieder toegankelijke waarnemingen kunnen worden bevestigd en dat de geldigheid ervan ook niet door redeneringen onweerlegbaar is vast te stellen. Eventuele getuigenissen van helderzienden vormen dus geen overtuigend bewijs. Bovendien is het nog maar de vraag of helderzienden alleen maar objectief bestaande dingen zien, laat staan of wat zij zien daarom ook objectief moet bestaan. Ik zou zeker niet willen beweren dat helderzienden per definitie niet te goeder trouw zijn, maar waarom zouden de beelden die zij ontvangen niet gedeeltelijk symbolisch geladen kunnen zijn? Waarom zou een etherisch dubbel dat eventueel door een helderziende zou zijn waargenomen niet de figuurlijke uitdrukking zijn van voorgevoelens en emoties die de helderziende ten opzichte van het waargenomene ondervindt? Waarom zou het niet een symbool kunnen zijn?

Cakra’s zijn twee soorten symbolen

We zullen het etherisch dubbel verder maar laten rusten en terugkeren naar het probleem van de cakra’s. Wat zijn cakra’s nu eigenlijk? Cakra’s hebben oorspronkelijk niets te maken met een etherisch dubbel. Het woord cakra komt uit het Sanskriet en betekent letterlijk cirkel, discus of wiel. Het is mogelijk verwant aan de Nederlandse woorden kronkelen en kring. Een auto heeft dus cakra’s, maar die zijn duidelijk waarneembaar en bestaan fysiek. Dit kunnen dus niet de metafysische cakra’s zijn die nu ter discussie staan. Heeft een auto ook nog metafysische cakra’s? Een auto wordt door sommigen wel een aura of etherisch dubbel toegeschreven. Metafysische cakra’s worden door deze auteurs opgevat als knooppunten van vitale stromingen en kunnen daarom alleen bij levende wezens voorkomen. Een auto is geen levend wezen en heeft daarom wel een aura maar geen metafysische cakra’s.

Als cakra’s iets met vitale stromingen te maken hebben, is het niet verwonderlijk dat ze van belang zijn bij sommige vormen van gezondheidszorg. Toch hebben we vastgesteld dat het bestaan ervan, even als het bestaan van een etherisch dubbel, nog nooit is aangetoond. Dat betekent dat we er van uit mogen gaan dat we nergens cakra’s zullen aantreffen, het zijn geen processen of dingen. Dat maakt het op zich nog niet zinloos om over cakra’s te spreken, het kunnen zinvolle voorstellingen, theoretische termen of modellen zijn. Ze bestaan dan alleen binnen de context van een bepaalde theorie of bij religieuze en medische modellen. Het moet echter dan wel duidelijk zijn wat voor rol ze spelen in theorie en praktijk. Het feit dat bijvoorbeeld nog nooit iemand intelligentie heeft waargenomen, maakt het begrip intelligentie nog niet zinloos, zolang er maar maatstaven zijn op grond waarvan we kunnen uitmaken of iemand al dan niet intelligent is. Het is ook heel goed mogelijk om theoretische termen aanschouwelijk te maken. Zo toont de grafiek van de E.O.E.-index op het tv-journaal niet aan hoe deze er in werkelijkheid uit ziet, maar dit geeft ons wel een aanschouwelijke voorstelling aan de hand waarvan we kunnen begrijpen hoe het met de aandelenhandel zit.

Religies houden zich in het algemeen meer bezig met de betekenis van de dingen dan met de dingen zelf, het gaat het er om een zin te geven aan hetgeen er al is. Religies proberen het natuurlijke of het fysische in een bovennatuurlijke of metafysische context te plaatsen. Te zeggen bijvoorbeeld dat God de wereld heeft geschapen is niet een oorzakelijke verklaring geven van het bestaan van de wereld, maar verklaren dat je de wereld ziet als iets met een metafysische bedoeling. Als cakra’s religieuze voorstellingen zijn kunnen we dus niet zeggen dat ze oorzaken zijn van iets materieels, bijvoorbeeld van een goede gezondheid. Oorzakelijke verklaringen betreffen per definitie objectieve gebeurtenissen. Een gaatje in een kies veroorzaakt een rotte kies, onafhankelijk van de geloofsinstelling van de patiënt, hetgeen niet gezegd kan worden bij een handoplegging of een voodoo-ritueel.

Religies zijn erop uit een immaterieel welzijn te bevorderen, wat ik nu maar ‘het heil’ zal noemen. Religieus heil is per definitie niet objectief, omdat het niet afhankelijk is van de omstandigheden zelf, maar alleen van hoe deze omstandigheden worden beleefd. Heil kan dus niet veroorzaakt worden, maar het wordt bereikt door het cultiveren van een zekere geesteshouding. Het aantrekkelijke van dit heil is juist dat de heilige los komt van wereldse omstandigheden, zoals ziekte, fysiek leed en sociale conflicten. Gezondheidszorg houdt zich nu juist wel met fysieke oorzaken bezig, zowel met ziekte-oorzaken als met oorzaken voor een goede gezondheid. Als cakra’s dus van nut zijn in de gezondheidszorg, dan betekent dit dat we in de context van gezondheidszorg over andere cakra’s praten dan in religieuze context.

Als dezelfde cakra’s die een rol spelen bij onze lichamelijke conditie ook een middel vormen bij het bereiken van een of ander religieus heil, zitten we ook met een fundamenteel ethisch probleem, want dit zou betekenen dat dit heil alleen bereikbaar zou zijn bij een bepaalde lichamelijke toestand en dus niet afhankelijk is van iemands betrokkenheid, en dat is moeilijk te rechtvaardigen. Het bereiken van het heil zou los komen te staan van elke vorm van ethiek. Of iemand al dan niet enig religieus heil bereikt zou afhankelijk zijn van puur toevallige materiële omstandigheden, zoals lichamelijke aanleg, het voorhanden zijn van bepaalde voedingsstoffen of geneesmiddelen, het toegang hebben tot bepaalde therapieën, het uitblijven van ongelukken enzovoort. Het zou dan niets meer te maken hebben met zingeving en oriëntatie op het bovennatuurlijke, dat per definitie boven alle fysieke omstandigheden uit gaat. We zouden dan voor een heilige, dat wil zeggen iemand die het heil heeft bereikt, ook niet meer eerbied hoeven te hebben dan voor iemand met een mooie bos haar. Een heilige heeft dan gewoon geluk gehad of heeft het juiste middel gebruikt. Heiligheid zou niet meer het gevolg zijn van een geesteshouding, van inzichten en overtuigingen en principes of van de keuze voor overgave aan een bepaald ideaal. Heiligen zouden, evenals mensen met een mooie bos haar, zowel goedwillende mensen alsook perverse misdadigers moeten kunnen zijn. Iemand zou heilig kunnen zijn zonder het te weten. Iemand als Stalin zou door puur fysieke middelen, zoals chemotherapie of massage een moeder Theresa kunnen worden. Dit alles is natuurlijk onzin. Gezondheid en heil staan los van elkaar, het is heel goed mogelijk dat een heilige aan ernstige ziektes lijdt, hij of zij is daarom niet minder heilig of religieus. Dit is bijvoorbeeld volgens overlevering het geval geweest met de heilige Liduina, de beschermheilige van Schiedam. We kunnen ook zelf eenvoudig constateren dat niet alle antireligieuze mensen aan verschrikkelijke ziekten lijden.

In feite leidt het gelijkstellen van beide soorten cakra’s tot een uitbreiding van de vooronderstelling die ten grondslag ligt aan de ‘orenmaffia’. De orenmaffia veronderstelt namelijk dat zingeving van directe invloed is op materiële gebeurtenissen, zoals ziekte. De cakra-gelijkstelling houdt in dat materiële gebeurtenissen of standen van zaken bovendien omgekeerd van directe invloed zijn op de zingeving. Beide veronderstellingen zijn naïef en ethisch meer dan verwerpelijk. Bovendien ontnemen beide opvattingen de mens het vermogen om naar eigen inzicht zin te geven aan zijn bestaan en in zijn zingeving boven zijn fysieke bepaaldheid en beperkingen uit te stijgen.

Drie westerse bespiegelingen

We hebben dus van cakra’s al kunnen vaststellen dat het ten eerste geen dingen of processen kunnen zijn, maar alleen theoretische termen of modellen en dat ten tweede er bij de gezondheidszorg van een ander soort cakra’s sprake moet zijn dan in een religieuze context. Wat zeggen nu de Nieuwe Tijd, de antroposofen, de theosofen en de Indiase teksten over cakra’s?

Een succesvol schrijfster van de nieuwetijdsbeweging, Hetty Draaier, definieert cakra’s als ‘wentelende wielen, kolken van de energie van het etherisch lichaam.’ Deze energie is volgens haar afkomstig van fysieke, emotionele en geestelijke werelden, uit het kosmische en uit het collectief onderbewustzijn van een volk of van het mensdom. Elk mens heeft volgens haar zeven cakra’s, die bestaan uit drie concentrische ringen, ze komen overeen met zeven zenuwvlechten langs de wervelkolom en werken samen met de endocriene klieren. De ruggenwervels maken zelfs deel uit van de cakra’s. De afscheiding van onze endocriene klieren hangt volgens mevrouw Draaier nauw samen met onze persoonlijkheid. Als we deze afscheiding kunnen veranderen, veranderen we ook onze persoonlijkheid. Dat dit niet gemakkelijk is, komt door ‘een stroom van psychische cakra-elektriciteit die door de energiecentra stroomt.’ Deze energie bestaat materieel, want mevrouw Draaier meent dat we onze cakra’s kunnen voelen. Als we namelijk onze handen langs onze ruggengraat bewegen voelen we volgens haar waar de cakra’s zich bevinden door verschillen in warmtestraling. Ze voegt er echter wijselijk aan toe dat deze warmtestraling van een ander soort is dan wat de thermometer registreert. Voorgaande geldt blijkbaar ook niet voor alle cakra’s want mevrouw Draaier heeft het ook over een cakra 40 cm boven de kruin en één 40 cm onder de voeten. De cakra’s hebben ook een religieuze functie want als ze zich openen vult ‘het licht van de hemel het mystieke hart.’

De zeven cakra’s lijken op een soort mentale organen. Het onderste houdt verband met seksuele gevoelens, het volgende met maatschappelijke gevoelens, het volgende met het verstand, dan is er nog een voor de emoties, een voor de herinnering, voor het intellect en het bovenste is voor religieuze gevoelens. Elk cakra heeft zijn eigen kleur. De juistheid van deze uitspraken kan volgens mevrouw Draaier worden vastgesteld aan de hand van ‘verscherpte waarneming.’ De cakra’s maken volgens mevrouw Draaier deel uit van het etherische lichaam. We hebben volgens haar naast het fysieke lichaam nog een etherisch, een emotioneel, een astraal en een mentaal lichaam. Het etherische lichaam staat in verbinding met onze zenuwbanen en heeft een aura dat bestaat uit ‘een elektromagnetisch krachtveld, ontleend aan de kracht van God.’ De verbinding tussen de etherische lichamen en het materiële lichaam is zeer hecht, want als het onderste cakra verstopt is krijgen we koude voeten en als we ons verscheurd voelen, zitten er scheuren in ons aura. Aldus mevrouw Draaier.

In het algemeen blijkt dus dat Hetty Draaier consequent materiële en immateriële zaken, lichaam en geest, oorzaken en redenen, feiten en waarden met elkaar verbindt. Deze denkwijze is typisch voor de nieuwetijdsbeweging, die zichzelf tot taak heeft gesteld een kruistocht te voeren tegen elke vorm van dualisme. Dit leidt bij Hetty Draaier tot een aantal verregaande conclusies zoals bijvoorbeeld dat iemand die gezond is geen verdriet kan hebben (!) en dat mystieke gevoelens door elektromagnetische velden en endocriene klieren worden teweeggebracht. Cakra’s bestaan volgens haar opvattingen materieel, zij het dan als etherische dingen, waarbij ether wordt geïnterpreteerd als elektromagnetische golven. Hoe hun bestaan kan worden vastgesteld is niet duidelijk, de warmtestraling van de cakra’s kan alleen maar gevoeld worden en niet geregistreerd. Een goede conditie van de cakra’s veroorzaakt direct of via endocriene klieren een goede gezondheid en bepaalt tevens het karakter, maar hoe dit precies gebeurt is evenzeer onduidelijk. De religieuze betekenis van cakra’s staat niet los van hun gezondheidsfunctie. Cakra’s bestaan ten eerste uit goddelijke elektromagnetische golven en geven ten tweede via het bevorderen van de lichamelijke en geestelijke gezondheid toegang tot het heil. Mevrouw Draaiers cakra’s zijn dus ondingen in de meest letterlijke betekenis van het woord.

De opvattingen van Hetty Draaier blijken ontleend aan die van C.W. Leadbeater, een vooraanstaand theosofisch auteur uit het begin van deze eeuw. Ook Leadbeater is consequent materialist. Voor hem zijn zelfs gedachten en gevoelens dingen, hij beschouwt ze als fijnstoffelijke vormen die door de dampkring zweven. Hij onderscheidt zeven bovenzinnelijke niveaus en zeven verschillende soorten ether, hetgeen doet denken aan de zeven planeetsferen van de renaissance-astrologie. De niveaus zijn, in tegenstelling tot wat Draaier suggereert, strikt van elkaar gescheiden. Processen op subtiele niveaus verklaren gebeurtenissen op grovere niveaus. Elk ding heeft volgens Leadbeater een astraal dubbel, deze wordt doorstraald door de ‘kosmische ziel’. Al deze zaken kunnen door een helderziende worden waargenomen en iemand kan door een speciale training helderziend worden. Het zien van cakra’s is al mogelijk voor een beginneling. Leadbeater zegt zelf door training helderziend te zijn geworden en beschrijft de cakra’s, evenals Hetty Draaier, als wervelingen van een etherstroom, die oorspronkelijk uit God komt, maar via de cakra’s in de zeven verschillende soorten ether wordt uitgesplitst. Hij situeert de cakra’s echter niet langs de wervelkolom maar, als een soort instulpingen, aan het oppervlak van het etherisch dubbel. Het etherisch dubbel ontvangt via het stuitje een stroom van aarde-energie en via verschillende andere openingen zonne-energie of vitaliteit. Doordat bij deze openingen beide soorten elektromagnetische stromingen tegen elkaar botsen, ontstaan er wervelingen en dat zijn de cakra’s. De cakra’s zijn alle verbonden met een centraal vitaliteitskanaal dat door de ruggengraat loopt. Elk cakra komt overeen met een vierdimensionaal astraal lichaam en is daarvan gescheiden door een etherisch web van één atoom dikte. Aldus de heer Leadbeater.

Bij Leadbeater zijn de fijnstoffelijke niveaus dus onmiskenbaar materieel van aard. Het bovennatuurlijke maakt in zijn ogen ook deel uit van de natuur, maar hij ontkent dat de cakra’s iets te maken hebben met iemands karakter, ‘niet meer dan de grootte van de biceps,’ schrijft hij. Hij beschrijft etherisch verschijnselen met behulp van natuurkundige termen zoals massa, deeltjes, atomen, trilling, golven, golflengte, magnetisme enzovoort. Hij denkt met helderziendheid dezelfde zaken waar te nemen als de natuurkundigen met hun instrumenten. In zijn tijd was dit allemaal nog niet te verifiëren, maar de natuurkundige instrumenten die inmiddels zijn ontwikkeld hebben al lang geleden aangetoond dat zijn speculaties onjuist waren. Misschien is het daarom dat Hetty Draaier, de cakra’s in medisch-biologische termen interpreteert. Doordat nu Leadbeater ook gedachten en gevoelens een materieel bestaan toekent, zet hij wel de deur open voor theorieën zoals die van Draaier, waarbij het karakter als een resultaat van materiële processen wordt opgevat en elke ethiek onmogelijk wordt. Bij Leadbeater zien we ook duidelijker dan bij Draaier dat hij veel van zijn ideeën over de cakra’s ontleent aan Indiase yoga-literatuur, alhoewel hij wel schrijft dat ze gebaseerd zijn op eigen onderzoek en overeenstemmen met het onderzoek van andere westerse occultisten. In het algemeen kan men zonder overdrijving zeggen dat zijn speculaties volkomen uit de lucht zijn gegrepen.

Als de opvattingen van Draaier en Leadbeater inderdaad gebaseerd zijn op een soort verscherpte of helderziende waarneming, dan mogen we verwachten dat andere verscherpte of helderziende waarnemers gelijksoortige beschrijvingen geven. Rudolf Steiner, de oprichter van de antroposofische beweging, zegt van zichzelf dat hij ‘bewustzijn heeft gekregen van hogere gebieden,’ dit lijkt vergelijkbaar met ‘verscherpte waarneming’ of helderziendheid. Rudolf Steiner verdedigt eveneens het bestaan van cakra’s. Het zijn bij hem echter geen kolken van elektromagnetische golven, maar fijnstoffelijke vormen, die eruit zien als lotusbloemen. Het beeld van cakra’s als bloemen is uit India afkomstig. Er bestaan bij hem vier cakra’s, die van vorm verschillen doordat ze verschillende aantallen bloemblaadjes hebben. Deze maken echter in eerste instantie geen deel uit van de structuur van het etherisch dubbel, het zijn volgens hem geestelijke organen die door meditatie-oefeningen eerst moeten worden ontwikkeld. Ze dienen voor bovenzintuiglijke waarneming en moeten worden opgevat als de geëigende vormen waarmee wij ons bovenzintuiglijke bewustzijnsniveaus moeten voorstellen. De cakra’s maken in tweede instantie wel deel uit van het etherische lichaam, dat door oefening verder moet worden ontwikkeld. Hij erkent maar vier lichamen: het fysieke, het vitale, het astrale en het subjectieve lichaam. Het fysieke lichaam is hetgeen overblijft na de dood, het vitale lichaam bestaat uit de levensfuncties en functioneert tijdens de slaap, het astrale is hetgeen we beleven in de droom en het subjectieve is ons zelfbeeld in de waaktoestand. Je zou geneigd zijn om aan de hand van deze omschrijving Steiners lichamen een soort theoretische termen te noemen, maar hij lijkt ze zelf toch een objectief bestaan toe te kennen.

Steiner maakt dus een veel scherper onderscheid tussen fijnstoffelijk of etherisch en grofstoffelijk of zintuiglijk dan Leadbeater en Draaier. Het fijnstoffelijke gebied is het gebied van de geesteswetenschappen, dat de zintuiglijke waarneming te boven gaat. We kunnen geen toegang tot dit gebied krijgen door een verscherpt waarnemingsvermogen of helderziendheid, maar alleen door onze verbeeldingskracht of ons voorstellingsvermogen. Men moet zich daarbij ook leren distantiëren van het materiële lichaam. De ‘scholingsweg’ die toegang geeft tot het etherische begint met oefeningen in visualisatie, bijvoorbeeld het in gedachten houden van het beeld van een bloem. Als de visualisaties gemakkelijk ontstaan, kan men bijzonderheden gaan bespeuren die zich vanzelf lijken te hebben gevormd. Dit zijn de eerste tekens van het bovenzintuiglijk gebied. Blijkbaar wil Steiner het theosofische idee van een natuurlijk metafysisch gebied dat substantieel bestaat en kan worden ervaren niet loslaten, vandaar dat hij het nog steeds fijnstoffelijk noemt. Het eindstadium van zijn scholingsweg is dat waarin men zich bewust wordt van de eenheid van het zintuiglijke en het bovenzintuiglijke, met andere woorden dat het eerste in het tweede ligt besloten. Aldus de heer Steiner.

Cakra’s zijn bij Steiner dus inderdaad voorstellingen, maar deze voorstellingen houden een band met de materiële wereld. Ik ben geen verwijzingen tegengekomen naar een eventuele invloed van de cakra’s op de gezondheid, ze maken bij Steiner uitsluitend deel uit van een religieuze scholingsweg. Aan het einde van de scholingsweg moeten volgens Steiner voorstellingen en waarnemingen een eenheid gaan vormen.

Oosterse cakra’s: voorstellingen

Over de status van de cakra’s bestaat in het Westen dus geen eenstemmigheid, Draaier en Leadbeater vatten de cakra’s speculatief als dingen of processen op. Draaier laat daarbij geen ruimte voor ethiek. Steiner klinkt wat aannemelijker, maar blijft ambivalent. Misschien verschaft de Indiase literatuur meer duidelijkheid, uiteindelijk is het woord uit India afkomstig. Cakra’s spelen een rol bij yoga. In hindoeïsme en boeddhisme neemt yoga een belangrijke plaats in. Yoga betekent zoveel als training en in de context van hindoeïsme en boeddhisme dus religieuze training. Yoga is een typisch Indiaas begrip, gebaseerd op de opvatting dat iemand die voortgang wil maken in de beoefening van religie daarvoor hard moet trainen. Er bestaan verschillende systemen van yoga of religieuze training. Men kan zich bijvoorbeeld trainen in devotie, in verstilling, of in lichamelijke bewustwording. Alle trainingssystemen omvatten zowel een zekere ethische vorming als een streven naar bewustwording.

De lichamelijke vorm van yoga wordt hatha-yoga, dat wil zeggen ‘fysieke religieuze training’ genoemd en hiervan zijn de lichaamsoefeningen afkomstig die men heden ten dage in het Westen op een ‘yogacursus’ leert. Bij deze lichamelijke vorm van yoga heeft men ook te maken met een lichaam dat naast het fysieke lichaam bestaat, het zogeheten lichaam van kenmerken en de cakra’s maken hier deel van uit. Dit lichaam van kenmerken is niet materieel of fijnstoffelijk, maar ‘bestaat uit geest’ en wordt in de oorspronkelijke literatuur duidelijk onderscheiden van het materiële lichaam. De Indiërs vochten en jaagden er dapper op los en de geneesheren wisten door de vele wonden die ze moesten behandelen en de lijken op de slagvelden best hoe een menselijk lichaam er van binnen uit ziet. Men kende ook een behoorlijk ontwikkelde chirurgische techniek. De cakra’s hadden in India dus geen medische betekenis en maakten geen deel uit van het fysieke lichaam, maar van een metafysiek lichaam, het waren geen dingen, maar voorstellingen.

Het lichaamsbewustzijn komt tot uitdrukking in lichaamsvoorstellingen die we beleven in onze dromen. Door zich steeds opnieuw op een bepaalde voorstelling van het lichaamsbewustzijn te concentreren, probeert de yogi zich ook bewust te worden van de onbewuste niveaus van zijn lichamelijk bestaan. De voorstelling waarop men zich concentreert heet het lichaam van kenmerken en daarin hebben de cakra’s een belangrijke plaats. De opvattingen van Steiner komen dus het meest overeen met de Indiase. Het grote verschil is echter dat de yogi zijn eigen lichaam tracht te zien in de gedaante van het metafysische lichaam van kenmerken, hij weet dus dat dit niet meer is dan een voorstelling. De visualisatie-oefeningen van de yogi zijn geen ontdekkingen van een hogere wereld. Het gaat er om dat de yogi zich steeds minder met zijn lichaam identificeert en op den duur de gelukzalige versmelting met een universeel bewustzijn ervaart.

Wat voor functie hebben dan de cakra’s? Bij zijn bewustwordingstrainingen maakt de hathayoga-adept gebruik van bepaalde lichamelijke gewaarwordingen. Deze worden opgewekt door ontspannings- en ademhalingsoefeningen. Een belangrijke stap is het zogenaamde opwarmen van het onderste cakra. Door de adem in de onderbuik vast te houden ontstaan er bepaalde gewaarwordingen die de gehele aandacht voor zich op eisen. Er ontstaat een gevoel van warmte, dat door veel oefenen gaat opstijgen langs de ruggengraat. Het gevoel is zo intens en eist de aandacht zo volledig op dat het lichaamsmetabolisme zich vertraagt, het lichaam afkoelt en dat alleen de plaats langs de ruggengraat waar de aandacht is geconcentreerd nog warm aanvoelt. Als de warmteplek, waar het bewustzijn is geconcentreerd, bij de kruin is gekomen, is het hoogtepunt van ontspanning en gelukzaligheidsgevoel bereikt. In deze toestand zou de yogi zich levend kunnen laten begraven en dagen later weer laten opgraven en tot leven wekken. De auteur John Woodroffe claimt dat deze lichamelijke verschijnselen inderdaad door getuigen zijn vast te stellen en ik heb wel eens in een Indiase krant een berichtje over een dergelijk geval van een levend begraven yogi gelezen. Het is mij niet bekend of dit soort gevallen voldoende zijn onderzocht.

De opstijging van het bewustzijnsbrandpunt van de yogi wordt voorgesteld als het zich ontrollen van een vuurslang (de Kundalini), die opgerold ligt onderin een buis die door de wervelkolom loopt. Links en rechts van deze buis liggen twee smallere buisjes die onderaan met de middelste buis zijn verbonden en eindigen in beide neusgaten. Hierdoor gaat de levengevende ademhaling. De cakra’s vormen plateaus die verschillende stadia voorstellen van het opstijgingsproces. Ze vormen ook knooppunten van waaruit kleine buisjes naar de verschillende delen van het voorstellingslichaam gaan. Ze hebben elk een specifiek aantal uitlopers. Ze worden ook als lotusbloemen voorgesteld, met elk een verschillend aantal blaadjes en een eigen kleur. Op elk cakra bevindt zich een Indiase godheid en een Sanskrietletter. Elk cakra stelt een meer ontspannen of meer subtiel niveau van lichaamsbewustzijn voor. Bij elk cakra verkrijgt de yoga-adept bepaalde bovennatuurlijke vermogens, maar hij er wordt nadrukkelijk voor gewaarschuwd dat deze vermogens slechts als bijverschijnselen moeten worden beschouwd en niet als doel. Ze lijken overigens slechts conventioneel en speculatief aan de cakra’s te worden toegeschreven en van pogingen om hun bestaan objectief vast te stellen is geen sprake. De yogi kan alleen zelf vaststellen tot welk cakra hij of zij is opgestegen, dit kan niet door buitenstaanders worden vastgesteld.

Het gehele proces is ook niet meer dan een middel tot een religieus doel: het loskomen van identificatie met het lichaam en de wereldse persoonlijkheid, het bereiken van een staat van bewustzijn waarin het individuele bewustzijn opgaat in een universeel oerbewustzijn. In deze staat is men verlost van de beperkingen en het leed die onvermijdelijk met het menselijk bestaan zijn verbonden. De yogafilosofie stelt de wereld voor als een evolutie uit dit oerbewustzijn, de yoga-adept gaat door een bewuste involutie terug naar de oorsprong.

Uit deze korte beschrijving blijkt duidelijk dat de Indiërs de cakra’s als voorstellingen beschouwen. De godheden en letters laten ook duidelijk zien dat de cakra’s deel uitmaken van een met symboliek beladen voorstelling. Niettemin is het een voorstelling die, als hij de basis vormt van de juiste training, tot reële en zelfs tastbare resultaten kan leiden, als we tenminste de literatuur hierover mogen geloven. De cakra’s worden dan ook niet zomaar aangetroffen, men moet eerst leren om ze volgens de voorschriften zo precies mogelijk in gedachten voor zich te zien. Ze zijn er dus niet vanzelf, ze zijn conventionele voorstellingen die door de yogi zelf worden gemaakt. Dit vinden we nog duidelijker uitgedrukt in de boeddhistische yogaliteratuur, waar meerdere verschillende cakrasystemen naast elkaar bestaan en nauwelijks enige belangstelling bestaat voor de bovennatuurlijke eigenschappen. Zo wordt het innerlijke buizensysteem soms in het midden van het lichaam, dus voor de wervelkolom voorgesteld en zijn er cakrasystemen met vier, soms met vijf, en soms met meerdere cakra’s. Ook is er een grote variëteit van symbolische wezens of godheden en letters en spreuken die men zich op de cakra’s moet voorstellen. Soms hebben deze godheden zelf ook weer cakra’s in hun lichaam.

Hier wordt duidelijk dat het voorgestelde lichaam van tekens een iconografische uitdrukking is van de fundamenten van de boeddhistische leer. Het boeddhisme hecht geen waarde aan gelukzaligheidsgevoelens, maar legt de nadruk op bewustwording en inzicht als middelen voor de verlossing. De boeddhistische verlossing bestaat ook niet zozeer uit een versmelting met een oerbewustzijn, als wel uit het oplossen van de individualiteit. Er zijn weliswaar ook Indiase auteurs die de cakra’s als een soort dingen opvatten en in verband brengen met lichamelijke organen, maar dit zijn geen yoga-adepten. Iemand die met cakra’s werkt kan niet ontkennen dat hij of zij zich ingeprente beelden voorstelt.

De onvermijdelijk conclusie is nu, dat de drie behandelde westerse opvattingen van de cakra’s niet aansluiten bij de oorspronkelijke Indiase opvattingen. Het kader van yoga en verlossingsleer is door de genoemde westerse auteurs genegeerd. De nieuwetijdsideologie staat zelfs geen verlossingsleer toe, omdat zij het holistisch dogma aanhangt en een verlossing alleen in dualistische termen kan worden gedacht. De Nieuwe Tijd streeft naar herstel en naar harmonie, niet naar verlossing. Vooral Draaier en Leadbeater hebben de cakra’s een plaats proberen te geven in een naïef-realistisch wereldbeeld, opgebouwd rondom ruïnes van reeds lang vergane ideeën, waarbij bovendien oorzakelijkheid en bij Draaier zelfs ethiek wordt genegeerd. Steiner ging er van uit dat de ‘hogere gebieden’ een natuurlijk bestaan hadden en objectief konden worden waargenomen en dat maakt ook zijn speculaties zeer problematisch.

De Indiase cakra’s hebben geen betekenis voor een gezondheidsleer en zijn alleen denkbaar binnen het kader van yoga en verlossingsstreven. In dat kader kan men op zinvolle manier over cakra’s spreken. Ethiek speelt bij dergelijke verlossingswegen ook een rol omdat dit nauw samenhangt met zingeving. Verlossing kan niet bereikt worden zonder een ethisch verantwoorde levenswijze. Slechte daden worden voorgesteld als blokkades van het innerlijk buizensysteem. Bestaan cakra’s nu eigenlijk? Ja en nee! Voor wie niet geïnteresseerd is in de yogafilosofie blijkbaar niet, voor wie dat wel is wél.

Ten slotte, belofte maakt immers schuld, wil ik u de gelegenheid geven een blik te werpen op uw cakra’s. We moeten dan even doen alsof we ons hebben geëngageerd in de yogafilosofie en ons niet meer afvragen of cakra’s bestaan of niet. We gaan ze ons gewoon voorstellen. Dit gaat het gemakkelijkste als u recht gaat zitten, u ontspant en de ogen sluit... Schuif elke materiële voorstelling van uw lichaam ter zijde. Het lichaamsgevoel is wel ruimtelijk, het heeft de gestalte van het materiële lichaam, maar ziet er nu uit als een hologram. Vanaf de kruin recht naar beneden loopt een lichtend blauwe buis van 1 cm doorsnede, die vier vingerbreedtes onder de navel ophoudt. Daar ontspringen aan weerszijden twee buisjes van 0,5 cm doorsnede, rechts rood en links wit. Deze buisjes lopen langs het centrale kanaal naar boven, maken ter hoogte van de oren een bocht naar voren en eindigen in de neusgaten. Ons bewustzijnscentrum is een helder lichtpuntje dat zich in het centrale blauwe kanaal bevindt ter hoogte van het hart. Het rust op een blauw schijfje. Vanuit dit schijfje ontspringen 8 dunne kanaaltjes: naar voren, naar achteren, naar links, naar rechts, naar rechtsvoor, naar linksvoor, naar rechtsachter en naar linksachter. Ons bewustzijnscentrum gaat nu naar boven in het centrale kanaal en stopt bij de keel. Hier is een rood schijfje van waaruit 16 rode kanaaltjes ontspringen: twee naar voren, twee naar achteren, twee naar links, twee naar rechts, twee naar rechtsvoor, twee naar linksvoor, twee naar rechtsachter en twee naar linksachter. We gaan verder naar boven en even onder de kruin komen we bij een wit schijfje. Vandaar ontspringen 32 witte kanaaltjes: vier naar voren, vier naar achteren, vier naar links, vier naar rechts, vier naar

rechtsvoor, vier naar linksvoor, vier naar rechtsachter en vier naar linksachter. We gaan nu naar beneden en passeren het rode schijfje, het blauwe en komen ter hoogte van de navel een geel schijfje tegen. Van hieruit ontspringen 64 gele kanaaltjes: acht naar voren, acht naar achteren, acht naar links, acht naar rechts, acht naar rechtsvoor, acht naar linksvoor, acht naar rechtsachter en acht naar linksachter. We dalen nog verder, naar de bodem van het centrale kanaal. Daar is een groen schijfje van waaruit 28 groene kanaaltjes ontspringen: zeven naar naar voren, zeven naar rechts, zeven naar achteren en zeven naar links. Stijg weer omhoog naar het blauwe cakra en probeer uzelf een beeld van het gehele systeem te vormen. Kijk nog maar eens goed, dit is alles wat u van uw cakra’s te zien zult krijgen.

 

Hoogcarspel, E., 'Het geheim van de cakra's'. In: Skepsis in de New Age. Utrecht, 1993.

 

Geraadpleegde literatuur

  • Dasgupta, S.B., An introduction to Tantric Buddhism. Shambhala, London 1974.
  • Draaier, H., Chakra’s, aura’s en energieën. Mirananda, Den Haag 1983.
  • Eliade, M., Yoga, immortality and freedom. Princeton University Press, Princeton, 1969.
  • Leadbeater, C.W., The cakras. Madras, 1927.
  • Leadbeater, C.W., Het astraalgebied, het verstandsgebied. Schors, Amsterdam, 1979 herdr.
  • Leeuwen, Ir. A.J.H. van, Ganesha, kleine woordentolk der geesteswetenschappen. Theosofische Uitgeverij, Amsterdam 1969.
  • Snellgrove, D.L., The Hevajra Tantra. Oxford University Press, London 1959.
  • Steiner, R., Wetenschap van de geheimen der ziel. Vrij Geestesleven, Zeist, 1981.
  • Varenne, J., Upanishads du yoga. Gallimard, Paris, 1971.
  • Wayman, A., Introduction to the Buddhist Tantric Systems. Motilal Banarsidas, Delhi, 1978.
  • Woodroffe, J. The serpent power. Dover Publ., New York, 1974 repr.

Noot 

Voor Sanskrietwoorden gebruik ik zoveel mogelijk de wetenschappelijke standaardspelling voor Sanskriet, hierbij wordt de Italiaanse ‘c’ gebruikt. Cakra betekent letterlijk discus of cirkel. Een ‘Nederlandse’ spelling zou zijn: tsjakrah. De spelling ‘chakra’ is onjuist want dit woord (met een geaspireerde ‘ch’) bestaat wel in het Sanskriet, maar betekent paddenstoel of paraplu.