Academici zijn het gewend om elkaars werk te bekritiseren. Echte wetenschappers willen namelijk zo dicht mogelijk bij dé Waarheid komen en beschouwen kritiek als een noodzakelijk element om fouten bloot te leggen, betere methodes te ontwikkelen en aldus dichter bij die ongrijpbare ultieme waarheid te komen. Binnen het vakgebied van de psychologie bijvoorbeeld, werd tot voor kort gesproken over de replicatiecrisis. Heel wat onderzoeken uit het psychologisch vakgebied konden niet gerepliceerd worden: wanneer andere onderzoekers deze studies overdeden, kregen ze niet meer dezelfde resultaten. De website retractionwatch.com publiceerde in 2016 minstens 619 retracties of terugtrekkingen van artikels om diverse redenen, gaande van domme fouten tot regelrechte fraude; 11 terugtrekkingen betroffen economie, 14 biomedisch onderzoek, 22 hadden betrekking op fysica, 25 over psychologisch onderzoek en 80 artikels over… kankeronderzoek!
Los van deze academische geplogenheden, is er ook het juridische aspect, wat vaak wordt vergeten. De wetgeving in Europa is daarbij op sommige punten restrictiever dan in de Verenigde Staten: in Europa mogen landen de vrijheid van meningsuiting in een aantal gevallen inperken – het verbod op het ontkennen van de Holocaust is het meest bekende voorbeeld. Daarnaast is er voor veel mensen een moeilijk te slikken waarheid: eenieder die dit wil kan een ander voor de rechtbank dagen, zelfs om het even waar ter wereld. Zo geldt er in België een quasi absoluut recht om een andere persoon te dagvaarden en enorme schadevergoedingen te eisen, zelfs als de vordering totaal ongegrond is. Gelukkig vormen de rechters een dam tegen dergelijke zinloze vorderingen en in het beste geval wordt deze persoon in het ongelijk gesteld en zelf veroordeeld voor, zoals de geijkte term het aangeeft, een ‘tergend en roekeloos’ geding, maar het kan nog altijd zijn dat het veel geld aan advocaten heeft gekost (en de advocatenkosten dient iedere partij steeds voor te schieten), om van de stress die de (onvermijdelijke) onzekerheid met zich meebrengt maar te zwijgen.
Vandaar dat het nuttig lijkt om een aantal algemene richtlijnen mee te geven, die kunnen afgeleid worden uit de rechtspraak van de laatste decennia. Ettelijke honderden beslissingen (met het Europees Hof voor de Rechten van de Mens als ‘ultieme’ rechter) samenvatten in een aantal vuistregels laat natuurlijk geen ruimte voor (broodnodige!) nuancering. Bovendien is iedere zaak anders. Kortom, de hieronder vermelde principes kunnen een eerste leidraad vormen, maar als u de minste twijfel heeft, neem dan zeker contact op (nog voor de publicatie idealiter) met een raadsman die uw tekst aan een juridisch kritisch oog kan onderwerpen.
Kritiek - algemene principes
De hierna uiteengezette principes gelden voor alle vormen van kritiek, of het nu gaat om kritiek op theorieën, modellen, bedrijven, dan wel mensen. Wel is het zo dat er meer kans is dat een aangevallen persoon, respectievelijk bedrijf een proces aanspant dan wanneer uw artikel een model of theorie kritisch onder de loep neemt.
Een eerste belangrijk element is dat er duidelijk onderscheid wordt gemaakt tussen feiten en uw mening (1). Feiten zijn of juist of verkeerd. Wanneer u schrijft dat bedrijf X failliet is gegaan, klopt dat of niet. Meningen zijn per definitie echter subjectief. Om een mening te mogen uiten, dient u echter over een voldoende feitelijke basis te beschikken om die mening te staven. De zin “Persoon Y heeft geen enkele kaas gegeten van financiën” zal (normaliter) geen problemen opleveren indien persoon Y bijv. al drie faillissementen achter de rug heeft. Als Persoon Y daarentegen een vlekkeloos parcours heeft gereden, dan wel ooit eens, op twintig jaar activiteit, één jaar een miniem verlies heeft geleden, is de kans groot dat die bewering als foutief zal aangemerkt worden, aangezien die stelling niet genoeg ruggensteun vindt in de feitelijke gegevens.
Een tweede principe is dat u bij uw bronnenonderzoek (voor uw feiten of meningen) geen fouten maakt: u moet betrouwbare bronnen (2) raadplegen, dit grondig en volledig doen, en bovendien erg zorgvuldig te werk gaan. Dit is belangrijk, aangezien een onjuiste bewering die gestoeld is op een betrouwbare bron door de rechtspraak gebruikelijk niet zal afgestraft worden. Gesteld dat de Procureur des Konings meldt dat persoon Z vervolgd wordt voor zware misdrijven en u vermeldt dat, terwijl achteraf blijkt dat de Procureur zich vergist heeft (en uw artikel dus ook dezelfde foutieve informatie bevat) dan kan u verwijzen naar uw bron als ‘verschoningsgrond’. Als dezelfde bewering echter voortvloeit uit een totaal onbetrouwbare bron (een gekende fantast bijvoorbeeld), dan zal die bewering vermoedelijk wel beteugeld worden. Houd ook uw bronnen bij. Als er een proces van komt, dient u te bewijzen dat de inhoud van uw artikel op betrouwbare bronnen was gebaseerd. Dat die bewijslast aldus vaak op gespannen voet met het bronnengeheim leeft, zal niet verbazen …
U moet het een en ander ook fair en objectief weergeven (3) en geen feiten weglaten omdat ze niet in uw kraam passen. ‘Cherry picking’ is niet alleen in de wetenschap een zonde, ook rechters denken er zo over. Wanneer een persoon vijf bedrijven heeft opgericht waarvan één failliet is gegaan maar de vier andere bloeiende ondernemingen zijn geworden, dan zal een artikel aangaande voormelde persoon dat enkel focust op het eerste bedrijf, zonder enige vermelding van diens vier successen, moeilijker door de beugel kunnen. Idem wanneer iemand bijv. ooit vervolgd is geweest voor bepaalde feiten, maar hiervan vrijgesproken is, zou een artikel dat enkel de vervolging bespreekt niet objectief zijn. Een ander aspect van deze leidraad is dat u, zo mogelijk, het principe van woord & wederwoord dient na te leven. Door beide stellingen weer te geven in een artikel, kan de lezer, zo meent de rechtspraak, zich zelf een opinie vormen.
Betekent deze verplichting dat u enkel ‘steriele’ artikels de wereld mag insturen? Absoluut niet, aangezien de rechtspraak uitdrukkelijk aanvaardt dat de vrijheid van meningsuiting inhoudt dat men over mag gaan tot een zekere mate van overdrijving en zelfs provocatie. Maar hoever u mag gaan in uw overdrijving, staat in geen enkele wettekst duidelijk omschreven. Het zal dus de rechter zijn die oordeelt of het nog een rechtmatige overdrijving is. Een rechter houdt daarbij niet alleen rekening met het voorgaande, hij/zij kan ook de tijdsgeest meenemen in de beslissing. Zo is, in bepaalde domeinen, wat ooit verboden was (misbruik in de kerk aankaarten bijvoorbeeld), nu toegelaten (maar de slinger kan ook weer de andere kant uitslaan).
Het gebruik van een voorwaardelijke wijs, van vraagtekens, van zinnen als ‘het zou kunnen dat …’ wordt vaak als minder foutief aanzien dan het gebruiken van de bevestigende (/ beschuldigende) wijs.
Wat zeker problematisch zou zijn, is wanneer uw artikel of woorden duidelijk bedoeld zijn om louter te kwetsen of om iemand belachelijk te maken. Wanneer iemand gekwetst wordt door uw mening of overdrijving op basis van een feitenopsomming is dit minder risicovol dan wanneer het er ‘duidelijk’ om te doen is of u louter laster of kwetsende bedoelingen voor ogen had. Hetzes, vetes, wraakacties, e.d.m. zijn uit den boze. Zelfs een artikel dat louter gebaseerd is op feitelijke gegevens, maar geen enkele maatschappelijke meerwaarde heeft en enkel bedoeld is om een persoonlijke rekening te vereffenen, zal al snel tot een juridische terechtwijzing kunnen leiden. In Amerika moet een persoon die vindt dat hij lasterlijk beschuldigd is bewijzen dat er fouten zijn gemaakt bij het inzamelen van de feiten of dat de feiten vals zijn weergegeven. Uw opinie geven en duidelijk maken dat het uw opinie is, is veel veiliger. U mag daarbij zelfs hyperbolen en straffe taal zoals ‘nonsens’ of ‘verschrikkelijk’ gebruiken. Duidelijk is dus een rekbaar begrip en het zal de rechter zijn die hierover geval per geval beslist. Dat is inderdaad niet zo prettig. Wetgeving en rechtspraak zijn geen zuivere wiskunde en de persoonlijkheid van de rechter die zich over uw zaak dient te buigen zal (onvermijdelijk) een invloed hebben op het eindoordeel.
Een vierde principe is dat er een publiek of maatschappelijk belang (4) moet zijn. Dat beperkt zich zeker niet tot gezondheidsrisico’s. Het kan bijvoorbeeld ook gaan over het aanwenden van publieke middelen (denk aan het gebruik van overheidsgeld om opleidingen te betalen met KMO- of opleidingscheques) of andere zaken die een groot publiek kunnen aanbelangen. Waarom? Omdat artikels over dergelijke zaken voor eenieder (of toch menigeen) een impact kunnen hebben. Een artikel over het overspel van een vooraanstaand politicus die te pas en te onpas een strikte huwelijkstrouw bepleit kan een maatschappelijk belang hebben (want het toont de hypocrisie van de betrokken politicus aan). Een artikel over het overspel van de (bij naam genoemde) ‘jan met de pet’ heeft geen enkel maatschappelijk belang en zal dus sneller tot een veroordeling leiden.
Een ander principe is: hoe bekender een persoon (5), hoe meer hij/zij kritiek moet kunnen verdragen. Politici, sterren, beroemdheden, enz. worden geacht een beperkter privéleven te hebben en dus meer in de spotlights (positief én negatief) te kunnen staan. Beroemdheid is echter zeker geen vrijgeleide om wat dan ook te mogen schrijven. Het is en blijft, zoals gezegd, nog altijd belangrijk niet louter te kwetsen. De stelling van mensen zoals Richard Dawkins of Maarten Boudry dat je ad hominem mag gaan als de ander blijk geeft van oneerlijkheid, belangenconflicten en dergelijke. Juristen hebben hier dus een andere mening over, zoals hiervoor aangegeven. Zo is iemand beschuldigen van leugens riskant. Wie zegt dat het niet gaat om een onschuldige vergissing? Een leugen betekent dat er opzet in het spel is, en dat zal u dan moeten aantonen.
De voorgaande principes maken overigens in zekere zin communicerende vaten uit. Bij een polariserende toppoliticus mag men scherpere meningen hebben dan bij een minder bekende, rustige collegapolitieker. Een artikel over verregaande corruptie bij topambtenaren zal gebruikelijk welwillender beoordeeld worden dan een artikel over, bij wijze van voorbeeld, de voedselprijzen in de schoolkantine. Hoe dan ook, de persvrijheid en de vrijheid van meningsuiting blijven, globaal gesproken, een grote mate van gerechtelijke bescherming genieten. Mits de voorgaande regels nageleefd worden en uw pen niet in al te scherp vitriool wordt gedrenkt, zal het normaal de grenzen van die vrijheden ook niet overschrijden.
Citaatrecht en ‘fair use’
Ook over het recht op citeren en gebruiken van afbeeldingen kan één en ander worden gezegd. Het citaatrecht is een uitzondering op het auteursrecht. Het laat toe om deels gebruik te maken van een ‘op geoorloofde wijze openbaar gemaakt’ werk, zonder over de toestemming van de auteur te beschikken. Een gestolen of ongepubliceerd werk mag u dus niet gebruiken. In principe is deze toestemming vereist voor een periode die zich uitstrekt tot 1 januari van het jaar nadat 70 jaar verstreken zijn sinds de dood van de auteur. Als de auteur dood is dient de toestemming bekomen te worden van de erfgenamen. Wat het citeren van stukken tekst betreft zal een rechter altijd bekijken (1) of het echt nodig is om te citeren, (2) hoe groot het citaat is in verhouding tot de rest van het werk (artikel of boek) en (3) of u dit citaat gebruikt om het te voorzien van commentaar, polemiek of kritiek. Vanzelfsprekend moet u duidelijk aangeven wat het citaat is, bijvoorbeeld door middel van inspring of tussen haakjes, welke wijzigingen u zelf aanbracht (bijvoorbeeld: ‘benadrukking in vet toegevoegd’), en wat de bron was (naam, jaartal, bladzijde). Aan het einde van uw tekst vermeldt u de volledige referentie in uw bronnenlijst.
Het inroepen van het vaak vermelde ‘fair use’ (eerlijk gebruik) kan, in tegenstelling tot wat velen denken, enkel in bepaalde Angelsaksische landen - vnl. de USA – en kan dus niet in Europa. Bovendien wordt deze uitzondering vaak pas ingeroepen … wanneer men al gedagvaard is. Men is dan sowieso advocatenkosten kwijt.
Bijzondere voorzichtigheid verdient het citeren van een model of afbeelding, hetgeen soms moeilijker in de uitzondering van het citaatrecht kan ingepast worden. Indien het model of de afbeelding bovendien ook nog gedeponeerd is als merk of als tekening en model, wordt het risico steeds groter, aangezien die specifieke intellectuele eigendomsrechten op zich geen citaatrechtelijke uitzondering voorzien. Beter is in dat geval een link naar een website in te bouwen waarop de afbeelding te zien is.
Rechterlijk oordeel en de tijdsgeest
Het zal u ondertussen duidelijk geworden zijn: de rechter beschikt over een zekere subjectieve appreciatiemogelijkheid die hij/zij zal aanwenden op een case-bycase basis. In Europa is, zoals gezegd, het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) de ultieme rechter inzake vrijheid van meningsuiting. Daar ziet men overigens ook golfbewegingen. Ook rechters zijn immers onderhevig aan de tijdsgeest en het heersende politiek klimaat. Volgens professor Dirk Voorhoof was er in de periode 2006-2008 een zekere ‘terugval’ in de bescherming van de journalistieke vrijheid. Gelukkig heeft het EHRM zich volgens hem sinds 2012 geherpositioneerd en bood het EHRM opnieuw meer bescherming voor ‘public interest journalism.’ Een gewaarschuwd auteur is er twee waard.
Conclusies
- Wees altijd zorgvuldig in het nagaan van uw bronnen en blijf voorzichtig in uw formuleringen.
- Denk na wie u ‘hard’ aanpakt: sommige mensen stappen voor het minste naar de rechtbank.
- Maak duidelijk het onderscheid tussen feiten en meningen. Gebruik bij de laatste veiligheidshalve de voorwaardelijke wijs.
- Laat uw artikel bij twijfel op voorhand nalezen door een advocaat om uw risico te verkleinen.
-
Onthoud echter dat een nulrisico niet bestaat. De enige manier om geen rechtszaak aan zijn broek of rok te hebben… is geen kritisch artikel te schrijven
Bronnen
- Nosek et al. (2015). Estimating the reproducibility of psychological science. Open Science Collaboration. Science 349, aac4716.
- Voorhoof, D. (2008). Zet Europees Mensenrechtenhof journalistieke vrijheid op lager pitje? Juristenkrant 2008/174, 12-13.
- Voorhoof, D. (2017). Freedom of Expression versus Privacy and the Right to Reputation. How to Preserve Public Interest Journalism, in Stijn SMET and Eva BREMS (eds.), When Human Rights Clash at the European Court of Human Rights. Conflict or Harmony? 2017, Oxford University Press, 288 p., ISBN: 9780198795957, pp. 148-170.
- www.retractionwatch.com