"Vroeger heb ik me nooit gerealiseerd dat elke toevallige opmerking van mij ergens opgetekend en bewaard zou worden. Als ik dat had geweten, was ik niet zo vaak uit mijn schulp gekomen.
Ik verafschuw de idee dat mijn kinderen iets zouden leren dat tegen elk wetenschappelijk denken ingaat.
Het is moeilijk te zeggen wat de waarheid is, maar vaak is het gemakkelijk om onwaarheid te herkennen." - Albert Einstein
Sommige boeken en websites zwaaien met de boodschap dat Albert Einstein de astrologie genegen was. Zijn afkeuring van de astrologie is echter voldoende gedocumenteerd. Als Einstein geen interesse had voor astrologie, wie is dan verantwoordelijk voor deze kwakkel?
Het jaar 2005 was de honderdste verjaardag van drie ontdekkingen die een nieuw paradigma inluidden. Eén hiervan was de relativiteitstheorie, ontworpen door een onbekende bediende van het Berns patentenbureau. Datzelfde jaar was ook de vijftigste verjaardag van het overlijden van deze bediende.
In 1919 werd tijdens een totale zonsverduistering een fenomeen dat door deze theorie was voorspeld – de afwijking van een lichtstraal onder invloed van een massief lichaam, in dit geval de zon – voor de eerste keer geverifieerd. Onder leiding van Arthur Eddington richtte een team astronomen hun telescopen naar de zon, fotografeerde de omgevende sterrenhemel tijdens de totale zonsverduistering en vergeleek de posities van de sterren in de nabijheid van de rand van de zon met hun posities op een ander ogenblik. Vanaf het moment dat Eddington zijn resultaten publiceerde, werd Albert Einstein gekatapulteerd naar het pantheon van de grootste wetenschappers ooit, plaats innemend naast Galileo en Newton.
Als Einstein zou behoren tot de supporters van esoterisme in het algemeen en van astrologie in het bijzonder, dan zou dat een buitengewone meevaller zijn voor de aanhangers van deze bedrijvigheid. Spijtig voor hen had Einstein een duidelijke mening over deze activiteiten, en werd ze ook gepubliceerd. Niettemin tref je in recente astrologieboeken vaak een hoofdstuk aan met een lijst van beroemdheden, schrijvers, koningen, pausen, kunstenaars en dergelijke die de astrologie aanhingen. Daarin vind je, wellicht tot je verrassing, de naam van Albert Einstein, samen met dit citaat dat aan hem wordt toegeschreven:
Astrologie is een op zichzelf staande wetenschap en omvat een inzichtgevende kennisleer. Het leerde me vele dingen en ik ben er vele inzichten aan verschuldigd. Geofysisch bewijsmateriaal toont de kracht van de sterren en planeten aan in verband met het aardse gebeuren. Op haar beurt versterkt de astrologie dit vermogen tot op zekere hoogte. Daarom is astrologie als een levengevend elixir voor de mensheid.
Ik nam contact op met Hirsigs voormalige echtgenote, Huguette Hirsig, om te vragen of zij de bron van het citaat kende, temeer omdat zij hetzelfde citaat in een van haar eigen boeken over astrologie, Prévisions astrologiques mondiales (1993, p.15), heeft gebruikt. Spijtig genoeg kon ze me niet verder helpen en verwees me naar een vroegere medewerker van haar echtgenoot, die, zoals bleek, evenmin de oorsprong van het citaat kende.
Mijn onderzoek verder zettend vond ik een uitgebreide compilatie van alle ongepubliceerde manuscripten, notities, brieven, enzovoort van Einstein, The Collected Papers of Albert Einstein. Alice Calaprice, de mede-uitgever van dit monumentale werk, maakte een studie van alle documenten die uiteindelijk in de verzameling gereproduceerd werden. Van die verzameling werden tot op heden negen delen van vierhonderd pagina’s gepubliceerd. Elk boek eindigt met een index, waarin het woord astrologie schittert door afwezigheid. Als nevenproduct publiceerde Calaprice in 1996 een boek met citaten van Einstein over allerlei onderwerpen (religie, wetenschap, politiek, enzovoort). Het boek, The Quotable Einstein, heeft een onderdeel met uitspraken “die aan Einstein zijn toegeschreven”. Maar nog steeds geen spoor van een astrologiecitaat.
Ik kan niet geloven dat Einstein in astrologie geloofde en ik wist zelfs niet dat hij in verband hiermee geciteerd wordt, tot ik een jaar geleden van iemand een e-mail erover ontving ... Vele citaten worden aan Einstein toegeschreven om hun geloofwaardigheid te verhogen en je kan ze best niet allemaal geloven ... Als hij al in astrologie geloofde, dan zou dat toch ergens uit zijn geschriften of brieven moeten blijken, en ik ben zelfs geen vermelding van het woord tegengekomen.
Ik kon Calaprice meedelen dat het woord astrologie waarschijnlijk één keer in een gedrukte uitgave door Einstein werd gebruikt, namelijk toen hij Kepler verdedigde omdat deze aan astrologie had gedaan om zich van een fatsoenlijker inkomen te verzekeren. In 1951 schreef Einstein een inleiding bij een boek van Carola Baumgardt, Johannes Kepler: Life and Letters, with an introduction by Albert Einstein. De laatste zin van deze inleiding leest als volgt:
Ik vestig de aandacht van de lezer op de opmerkingen over astrologie. Ze tonen aan dat de inwendige vijand, verslagen en onschadelijk gemaakt, toch nog niet helemaal dood was.
Vanaf juni 2001 nam ik de taak op mij om contact op te nemen met meer dan honderd webmasters die het valse citaat op hun site hadden gepost in het Engels, Frans of Duits. Velen van hen namen niet de moeite om te reageren op mijn mails. Anderen kwamen aanzetten met de klassieke argumenten tegen de “officiële wetenschap” die maar geen verklaring vindt voor zoveel esoterische fenomenen, bijvoorbeeld door het onzekerheidsbeginsel van Heisenberg te citeren. Een Franse astroloog zei me zelfs: ”Als deze zin de wereld rondgaat met zijn signatuur is dat ten minste een bewijs dat hij het meende.” Toch gaven een aantal personen blijk van enige breeddenkendheid, zoals een Canadese astrologe die het volgende op haar site postte:
Het wordt tijd dat astrologen toch wat meer intellectuele eerlijkheid aan de dag leggen en wat voorzichtiger worden in het uitkiezen van argumenten om de astrologie te ondersteunen. Ik heb twee citaten uit mijn citatenbestand verwijderd omdat ik redelijke twijfels heb aan hun juistheid. Die twee citaten, één van Einstein en één van Newton, behoren tot de meest geciteerde uitspraken van gerenommeerde wetenschappers ter ondersteuning van de astrologie, maar niemand kan ons vertellen waar ze vandaan komen. Ze schijnen niet voor te komen in enig historisch document van deze wetenschappers. Onlangs ontving ik nog een brief over hen die diep ingaat op alle details van het onderwerp.
De oorsprong van de kwakkel
Barbault was zo vriendelijk mij een oud, vergeeld knipsel met een Franse vertaling van het citaat op te sturen. De daarin geciteerde bron is de Huters Astrologischer Kalender van 1960. Zoekend op het internet vond ik dat de Huters een jaarlijkse astrologische publicatie is. Gesteund op deze nieuwe informatie moest ik mijn theorie over de werkelijke oorsprong van de kwakkel herzien. Van een Duitse boekhandel verkreeg ik een kopie van de edities van Huters van 1957 tot 1960. En inderdaad, het valse citaat verscheen op pagina 4 van de uitgave van 1960, maar niet in de voorgaande uitgaven.
Die nieuwe informatie toont aan dat Hirsig niet de bron was van de oorspronkelijke kwakkel. In zijn boek van 1960, Votre Destin par l’astrologie, citeert Hirsig de grote Franse schrijver Honoré de Balzac over het onderwerp astrologie, en wel met een zin waarvan het begin identiek is aan de uitspraak die aan Einstein wordt toegeschreven: “Astrologie is een grote wetenschap, die regeerde over de grootste geesten”. Je kunt ervan uitgaan dat Hirsig zeker het citaat van Einstein samen met dat van Balzac zou hebben gepubliceerd als hij er de auteur van was geweest of als hij geweten had dat het bestond. Vermits Barbault in de jaren ’40 met Hirsig samenwerkte, nam ik contact op met hem om erachter te komen of Hirsig de auteur kan zijn geweest. Hij antwoordde: “Het lijkt me onwaarschijnlijk dat Hirsig in staat was tot zo’n vervalsing ... Hij was een eerlijk en ernstig man. Het ligt voor de hand dat we eerder moeten zoeken naar een leugenachtige astrolo(o)g(e) – er zijn er zoveel van – en dat het Hirsigs verantwoordelijkheid is dat hij hem/haar serieus heeft genomen door zijn/haar tekst te publiceren.”
Ik vroeg een Duitstalige vriendin om de taal van het citaat in Huters na te kijken, om na te gaan of het in degelijk Duits was geschreven (en dus waarschijnlijk oorspronkelijk in het Duits geschreven) of dat het een slechte vertaling was naar het Duits uit een vreemde taal. Zij bevestigde dat de tekst “goed Duits” was. Het is interessant op te merken dat er slechts één Duitse versie van het citaat bestaat. Er bestaan echter twee Franse versies, en de versie die het meest verspreid is in de esoterische literatuur, is die van Hirsig.
Relativi-thee
Gegeven bovenstaand bewijsmateriaal is het duidelijk dat het citaat, dat zo populair is bij de astrologen, verzonnen is, waarschijnlijk door Carl Heinrich Huter. Uit de jaarlijkse almanaks blijkt dat hij geen medewerkers had. Zoals ik eerder opgemerkt had Einstein een negatieve mening over astrologie, die hij de ”inwendige vijand” van Kepler noemde.
Als je dan toch een verband wil leggen tussen Einstein en de wereld van de esoterici en de waarzeggers, dan beveel ik een artikel aan dat Einstein in 1926 publiceerde over de “oorzaak van meandervorming” volgens de wet van Baer. Het verschaft een wetenschappelijke uitleg over het feit dat waterlopen in het noordelijk halfrond hun rechteroevers plegen uit te graven, terwijl dat in het zuidelijk halfrond aan de linkerkant gebeurt. Om die werking te illustreren, gebruikte Einstein het voorbeeld van een kopje thee dat met een lepeltje wordt omgeroerd. “De rotatie van de vloeistof veroorzaakt een middelpuntvliedende kracht. Maar tegen de wand van het kopje wordt de vloeistof afgeremd door wrijving, waardoor de hoeksnelheid van de draaiing daar lager is dan in het midden. De middelpuntvliedende kracht zal daardoor tegen de bodem zwakker zijn dan hogerop.” Dat verklaart waarom je in het midden van het kopje een opeenhoping krijgt van... theeblaadjes.
Dit is de vertaling van de (ingekorte) Engelse versie die verscheen in de "Skeptical Inquirer" , herfst 2007.
Verscheen oorspronkelijk in "Le Québec sceptique", nr. 57.