Bernard Heuvelmans (1916-2001), vader van de cryptozoölogie

Afbeelding
Image by Master Hughes from Pixabay
Geplaatst onder
Deel artikel TwitterFacebookLinkedinWhatsapp

Bernard Heuvelmans werd geboren in Le Havre in 1916 als kind van een Belgische vader en een Nederlandse moeder. Waarschijnlijk was de familie toen op de vlucht voor de oorlog. Of Heuvelmans echt in België heeft geleefd, is niet helemaal duidelijk; de meeste van zijn kennissen verwijzen naar hem als een Fransman. Volgens Eric Joye, bezieler van de “Cercle de cryptozoologie” van Brussel, verdeelde hij zijn jeugd tussen België en Frankrijk. Hij studeerde aan de Université Libre de Bruxelles, waar hij in 1937 een doctorstitel in de biologie behaalde. Zijn doctoraat ging niet onopgemerkt voorbij; hij slaagde er immers als eerste in om het aardvarken, een tot dan onklasseerbaar zoogdier, binnen de systematiek van het dierenrijk te plaatsen op basis van de bijzondere tanden van deze soort. In het archief van de ULB is echter op het eerste zicht geen spoor van Heuvelmans terug te vinden (2).

Vervolgens verrichtte hij onderzoek naar de geschiedenis van de wetenschap.  Na de oorlog werd hij in Frankrijk, en later in de VS, beroemd door zijn populaire boek Sur la piste des bêtes ignorées (1955), waarin hij op een boeiende manier verhaalt over zijn zoektocht naar “verborgen diersoorten”. Het boek hoort thuis in de Franse school van “de laatste ontdekkingsreizigers”. Het was de tijd waarin Jacques-Yves Cousteau zijn aqualong op punt stelde en Alain Bombard de oceaan overstak in een rubberboot. Paul Emile Victor, de zuidpoolreiziger, trok volle zalen. Haroun Tazieff leerde zijn volk vulkanen bestuderen.

Heuvelmans had zijn roeping gevonden. Hij reisde van Schotland (Nessie) tot de jungle van Congo (de Mokele Mbembe, volgens sommigen een reusachtige neushoorn, volgens anderen een apatosaurus) en van Patagonië tot de Himalaya, speurend naar onbekende diersoorten.  Hij ontmaskerde als eerste de fameuze yeti-schedel, beroemd gemaakt door de Everest-beklimmer Sir Edmund Hillary. Heuvelmans beschreef dit voorwerp als “…een ritueel object gemaakt van de huid van de serow (een plaatselijke geitensoort)”.
In 1958 verscheen een tweede populair boek over zeedieren, Le kraken et le poulpe colossal, en in 1965 volgde Le grand serpent de mer. Tot dan was Heuvelmans in wetenschappelijke kringen een gerespecteerd figuur gebleven. Er gebeurden dan ook gekke dingen in die tijd; musea waren fanatiek op zoek naar unieke exemplaren van bepaalde diersoorten. De speurtocht naar de coelacanth is hiervan een voorbeeld. De coelacanth (Latimeria chalumnae) is een kwastvinnige die nauw verwant is met de uitgestorven voorouders van de gewervelde landdieren. Men veronderstelde dat de coelacanthen uitgestorven waren, totdat in 1938 een exemplaar werd opgevist nabij Zuid-Afrika. In 1952 vond men, na intensieve speurtochten waarbij zelfs premies werden uitgeloofd, een tweede exemplaar nabij de Comoren.
Heuvelmans maakte televisie-uitzendingen en werd een graaggeziene medewerker van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen. Zijn vriendschap met directeur André Capart, met wie hij samen publiceerde, draaide in de jaren zeventig uit op ruzie. Eric Joye veronderstelt dat hij te ver was gegaan door aan Capart het specimen van de Minnesota Iceman (een vermeend kadaver van een recente hominide) te beloven, terwijl hij eigenlijk geen rechten kon laten gelden op deze vondst. De ontdekkers van de Iceman zagen niet in waarom zo’n trofee naar België zou moeten verhuizen. Heuvelmans schreef er toch maar een boek over: l’Homme de Néandertal est toujours vivant (1974).

In 1975 richtte hij in Zuid-Frankrijk het Centrum voor Cryptozoölogie op. Later verhuisde die instelling naar zijn huis in Le Vesinet. Enkele jaren geleden werd het stil rond Heuvelmans. Ontgoocheld over het gebrek aan erkenning schonk hij zijn hele verzameling en bibliotheek aan een Universiteit in Zwitserland.
Heuvelmans was waarschijnlijk tegelijk oplichter en padvinder, iemand met een oprecht enthousiasme voor het herontdekken van uitgestorven gewaande diersoorten. Hij gebruikte zijn indianenverhalen-in-boekvorm vooral om fondsen te verzamelen voor reizen en onderzoek. Men kan hem een teveel aan enthousiasme verwijten, wat tot slordige wetenschap leidde. Of er sprake is van wetenschappelijke fraude moet diepgaander onderzoek uitwijzen. Maar ook al is hij als wetenschapper misschien ontspoord, hij heeft dan toch spannende jongensboeken geschreven en misschien heel wat jongeren in de armen van de wetenschap gedreven door te tonen hoeveel er nog te ontdekken valt. 
 


(1) Cryptozoölogie gaat eigenlijk steeds over “bekende” dieren.  In de “gewone” biologie ontdekt men tot dan toe onbekende soorten; cryptobiologen daarentegen kennen het onderwerp van hun studie op voorhand; het dier is alleen nog niet gevonden (zie ook Wonder en is gheen Wonder 3).
(2) Misschien heeft een van de lezers hierover meer informatie?