De basisprincipes worden op een voor iedereen begrijpelijke en onderhoudende wijze uiteengezet. Het blijft natuurlijk een inleiding, de theorie wordt niet uitputtend behandeld. Er gaat weinig aandacht naar de belangrijke seksuele selectie; mutaties en breukmomenten in de evolutie van een soort, of waardoor een soort ontstaat, komen niet aan bod. Geen probleem, Bas Haring wekt de nieuwsgierigheid op, zet aan tot verdere lectuur. Daarom is het jammer dat achterin een lijstje met aanbevolen werken ontbreekt.
Wel problematisch is dat de auteur zo goed als geen aandacht besteedt aan de rol van het milieu. Anders dan hij schrijft, gaat het bij "survival of the fittest" niet eenvoudigweg om "de planten- en diersoorten die het meest fit zijn, het best kunnen overleven", maar om de best aangepasten aan een bepaald milieu, zij die het best in dat milieu passen (to fit). Als de omgeving drastisch wijzigt, door een natuurramp bijvoorbeeld, kan het gebeuren dat de voordien best aangepasten het afleggen tegen individuen die vroeger minder aangepast, minder succesrijk waren. Door de begripsverwarring tussen "fitste" en "best aangepaste" (aan een bepaald milieu) gaan sommigen onder "best aangepaste" gewoon de "beste" verstaan, zowel in fysieke, psychische als morele zin. En dan staat, zoals in het verleden is gebleken, de deur wijd open voor een politiek die de "besten" bevoordeligt en "minderwaardige individuen wegselecteert of elimineert.
Harings betoog is intelligent opgebouwd. Hij vertrekt van de algemeen menselijke vaststelling dat de natuur wondermooi in elkaar zit. Zo mooi, dat je vrij werktuiglijk aan een horlogemaker denkt die alles minutieus in mekaar heeft geknutseld, een Schepper die ervoor heeft gezorgd dat ijsberen een dikke witte pels hebben. Vervolgens toont Haring aan dat er veel mank loopt in de natuur. Achter de ogenschijnlijke perfectie gaan talloze mislukte experimenten schuil. Het "lijkt soms dat er een intelligent mechanisme schuil moet gaan achter al die prachtige organismen: geurende rozen, stinkende stinkdieren, gepantserde schildpadden, lichtgevende diepzeevissen en ga zo maar door. Maar je vergeet dan al die probeersels in de natuur die niet succesvol waren - gepantserde diepzeevissen, stinkende rozen, lichtgevende stinkdieren en geurende schildpadden".
Dat de natuur "vol zit van onhandigheden en stommiteiten, ook dankzij de evolutie", maakt Haring duidelijk aan de hand van de evolutie van besturingssystemen voor computers. MS-DOS, waar van alles aan rammelde, werd een wereldwijd succes. Microsoft liet die fouten staan in latere "verbeterde" versies, uit vrees dat klanten zouden afhaken als ze hun spelletjes en programmaatjes niet meer konden draaien op het nieuwe systeem. Zodoende zitten we nog altijd opgescheept met haperende Windowsversies. Wie over honderd jaar Windows probeert te begrijpen en geen weet heeft van deze voorgeschiedenis, zal het waarom van die makkelijk te herstellen fouten niet vatten. Zoals wij niets begrijpen van die overbodige blindedarm en stuit, rudimenten van eerdere fasen van onze evolutie. De "evolutie is een dom, "onnadenkend" proces en dieren en planten zijn toevallige probeersels die overleven als ze blijken te werken".
De auteur neemt de lezers bij de hand, stimuleert het denken door gedachte-experimenten en met tot de verbeelding sprekende voorbeelden ("waarom een hond geen kinderen kan krijgen van een kip"). Gezond verstand wordt afgewisseld met ingenieuze redeneringen. Nooit dwingend, meestal in vraagvorm. Heel ontwapenend, een plezier om te lezen.
De moraal van het verhaal
In zijn inleiding stelt Haring dat hij het af en toe mis kan hebben. Dat valt wel mee. Alleen in het tweede deel van het boek, waarin de evolutietheorie wordt toegepast op maatschappelijke en culturele onderwerpen, gaat hij een beetje uit de bocht. Duidelijk beïnvloed door de modieuze evolutionaire psychologie, die een flink deel van ons denken, voelen en gedrag herleidt tot twee evolutionaire principes (overleven en voortplanten), hanteert hij de evolutietheorie als een totaalverklaring, een ideologie.
Al wijst hij elders in zijn boek op de rol van het toeval en verwerpt hij intentionaliserende verklaringen, hier redeneert hij bijwijlen teleologisch, alsof alles bedoeld en gepland is. Maar het is natuurlijk zeer de vraag of de paus condooms verbiedt omdat hij wil dat de katholieken zich zoveel mogelijk vermenigvuldigen, want "hoe meer mensen bij de kerk, hoe beter het gaat. Al die katholieke kinderen krijgen natuurlijk ook weer katholieke kinderen. Een handiger manier om het aantal kerkgangers op peil te houden is er niet". Misschien is dit gewoon een grapje, maar het hoofdstuk "Het verhaal van de moraal" is dat zeker niet. Daarin toont Haring aan dat moraal vanzelf kan ontstaan, zonder schepper en geboden. Zeer verdienstelijk allemaal, maar hij ruilt het scheppingsverhaal in voor een simplistisch evolutionair verhaal over het ontstaan van waarden, normen en idealen. Haring neemt "stelen" als voorbeeld. Iemand kwam "op een goede dag op het idee om af te spreken niet meer van elkaar te stelen". Dat sloeg direct aan, onder meer omdat men geen energie en tijd meer hoefde te verspillen -met het verdedigen van bezit tegen collega-rovers. Daardoor deed de stam het beter dan andere, hadden de groepsleden "meer te eten, meer kinderen en ga zo maar door". De stam werd een trendsetter en wat was begonnen "als een ideetje van één of andere halve wilde" groeide uit "tot een belangrijke wereldwijde afspraak". Haring neemt stilzwijgend aan dat privé-bezit van alle tijden is. Veel waarschijnlijker is dat bezit, diefstal en het verbod te stelen samen geëvolueerd zijn. Het één vloeit trouwens uit het andere voort. Harings impliciete definitie van diefstal is nogal beperkt. Hij houdt geen rekening met verschillende vormen van bezit en bezitsverwerving, eumorele (moreel goed, nvdr) en immorele, noch met de zeer ongelijke verdeling van bezit. Volgens sommigen is het feit dat de productiemiddelen (zoals machines) in handen zijn van een kleine minderheid een vorm van diefstal en uitbuiting. Vanuit deze optiek is de onteigening van productiemiddelen, het bestelen van kapitalisten, een goede daad.
Candide
Uit het hoofdstuk over moraal spreekt een naïef mens- en wereldbeeld. Wat moet je met de bewering dat "mensen die aardig zijn voor elkaar een grotere kans hebben om te overleven"? En dat de "evolutie ervoor zorgt dat alleen aardige mensen overblijven omdat aardige mensen een voordeel hebben"? Was het maar waar! Helaas is er meer dan genoeg "onaardigheid" in de wereld, en is de manicheïstische opdeling in goed en kwaad een fictie, mensen kunnen zowel aardig als onaardig zijn. Harings visie op de evolutie van moraal is bijzonder rooskleurig: "Goed en kwaad hebben een duizenden jaren durende ervaring in zich van alles wat wel en niet werkt"; moreel "goed is alles wat er in de loop van de tijd blijk van heeft gegeven te werken". Een moraal die "meer nadelen dan voordelen heeft" kan niet blijven bestaan, verdwijnt. Dat terwijl het grootste deel van de mensheid eeuwenlang in afhankelijkheid, lijfeigenschap en slavernij heeft geleefd, onderdrukt en uitgebuit werd... èn wordt. En al die tijd predikten en prediken feodale, religieuze, koloniale, kapitalistische, communistische en neo-liberale maatschappijen een moraal, een ideologie die ongelijkheid en discriminatie goedpraten. Met de bewering dat "regels - wetten en voorschriften hoe te leven - meer voor- dan nadelen hebben, anders zouden de regels wel anders zijn", komt Haring in gevaarlijk vaarwater. Je zou er bijna bij vergeten dat Leibniz' filosofie dat "tout est pour le mieux dans le meilleur des mondes possibles" werd weerlegd door Voltaire en anderen. Maar misschien bedoelde Haring het opvoedkundig? Dan nog - je mag jongeren niet afschermen van maatschappijkritisch denken, dat denken is van te groot belang voor de evolutie van maatschappij en cultuur.
Misschien is het voor de rijke Eerste Wereld wel waar dat je maar beter kan "luisteren naar de wet dan hem te breken"; is het tot op zekere hoogte waar dat "als de gemiddelde persoon zich netjes aan de wet houdt, hij de grootste kans heeft op een gelukkig leven, met genoeg te eten, genoeg tijd voor leuke dingen enzovoorts". Maar in vroeger tijden, onder andere regimes en in de arme Derde Wereld, komt dit pleidooi voor een status quo neer op het goedpraten van ongelijkheid en discriminatie. Ook hier heeft Haring te weinig oog voor het (politiek en economisch) milieu waarin mensen functioneren en evolueren. De Wereldbank heeft becijferd dat het aantal mensen dat in armoe leeft (minder dan 1 dollar per dag) sedert 1987 met één miljoen mensen is gestegen. In 1998 waren er circa 1,2 miljard armen; in ontwikkelingslanden leeft 32% van de bevolking in bittere armoe. 17% van de mensheid heeft geen dak boven het hoofd, 15% is ondervoed, 15% analfabeet, 14% ontbeert medische hulp, 13% zal niet ouder worden dan veertig.
Deze conservatieve kijk verbaast van iemand die, blijkens de rest van dit boekje, kritisch en progressief denkt. Alleen achteraf, in één alinea, probeert hij zijn politiek-economisch standpunt af te zwakken door erop te wijzen dat er omstandigheden zijn waarin het stelen van brood een goede optie lijkt. Dan kom je niet in de hel, en je bent niet slecht. De samenleving probeert "je dat wel te laten geloven, maar eigenlijk is dat gewoon een truc om je bij de les te houden".
Haring, Bas - Kaas en de evolutietheorie, Antwerpen/Baarn, Houtekiet/Fontein, 159 blz - ISBN 90 5240 600 6