De wetenschap volgens Marcel Colla

Afbeelding
placeholder

Een tijdje geleden publiceerden de medische academies en faculteiten in België een rapport dat vernietigend was voor het wetsontwerp van minister Colla om alternatieve geneeswijzen in Belgie te erkennen. De reactie van de minister was erg bits. Het kwam erop neer dat de artsen hun eigen belangen verdedigden. Als gevolg daarvan publiceerden een aantal niet-medische academici - waaronder enkele prominente leden van SKEPP - een open brief. Hier volgt de volledige tekst.

Geplaatst onder
Deel artikel TwitterFacebookLinkedinWhatsapp

Naar alle waarschijnlijkheid zal het wetsontwerp van minister van Volksgezondheid en Pensioenen Marcel Colla betreffende de erkenning van vier zogenaamde ‘niet-conventionele geneeswijzen’ binnen afzienbare tijd in het parlement worden besproken. Onlangs presenteerden de beide Koninklijke Academies voor Geneeskunde en de medische faculteiten van dit land hierover een rapport.

Volgens dit rapport zijn er momenteel geen goede redenen om de vier geneeswijzen - homeopathie, acupunctuur, chiropraxie en osteopathie - te erkennen. Zowat alle wetenschappelijk verantwoorde studies tonen aan dat hun resultaten ofwel niet overtuigend zijn, ofwel niet verschillen van die van een placebo, ofwel negatief zijn. Bovendien kunnen ze in sommige gevallen zelfs gevaarlijk zijn voor de gezondheid.

Deze conclusies kunnen hard klinken, maar zijn weinig verrassend. Typerend voor de alternatieve geneeswijzen is dat hun werkzaamheid vooralsnog niet of onvoldoende wetenschappelijk is bewezen. Was dat wel het geval, dan zouden ze niet langer alternatief of ‘niet-conventioneel’ zijn. De geneeskunde is, zoals elke wetenschappelijke discipline, open en niet-dogmatisch: wanneer van nieuwe behandelingsmethoden of medicijnen experimenteel kan worden aangetoond dat ze werkzaam zijn, dan worden ze aanvaard en toegepast.

De minister en zijn kabinet - zo blijkt uit krantenartikelen en radioberichten - waren er bijzonder snel bij om de conclusies van bovenvermeld rapport van tafel te vegen. "Ze hebben gevonden wat ze zochten. Dit was een doelgericht onderzoek, met een politieke bijbedoeling, geen wetenschappelijk werk", aldus het kabinet in De Standaard van 22 oktober 1998. In De Morgen van 23 oktober doet de minister er nog een schepje bovenop en beweert hij dat de decanen van de medische faculteiten "in de literatuur die passages zijn gaan uitzoeken die hen goed uitkomen".

Vanaf het begin heeft de minister elke kritiek vanuit medische hoek op zijn wetsontwerp over de alternatieve geneeswijzen afgedaan als een poging van de artsenlobby om de eigen belangen te verdedigen. Gegeven het feit dat àlle belangengroepen - ook die van de alternatieve genezers - zichzelf verdedigen, is dat niet helemaal onterecht. Als de minister nu echter gaat suggereren dat alle medische faculteiten en academici samenspannen om de inkomsten van de artsen veilig te stellen, begint zijn argumentatie de vorm aan te nemen van een wel erg vergezochte complottheorie. Overigens willen we erop wijzen dat het rapport zich ook kant tegen artsen die nu al alternatieve geneeswijzen beoefenen. Bovendien is de bewering van de minister dat medische wetenschappers bepaalde passages uit de wetenschappelijke literatuur verzwijgen een zware beschuldiging. Kan de minister ons uitleggen over welke passages het gaat?

Het rapport pleit niet onvoorwaardelijk tegen erkenning, maar vindt dat zoiets op basis van wetenschappelijk onderzoek moet gebeuren. Een visie die blijkbaar niet helemaal wordt gedeeld door Colla. Toen hij in oktober 1997 zijn voorontwerp van wet voorstelde, vond hij al dat hij niet kon wachten op "de uitslag van het zoveelste onderzoek". Een jaar later zegt de minister zich te willen beroepen op de Europese studie Cost B4, die werd opgesteld door een commissie van zowel aanhangers als critici van alternatieve geneeswijzen. Een lovenswaardig standpunt, ware het niet dat de minister hier nogal hard van stapel loopt. In het al vermelde krantenartikel in De Morgen (23 oktober 1998) lezen we: "Colla weet zich wel gedekt door een Europese aanbeveling om tot erkenning te komen." Vreemd. Ten eerste dringt het Europees parlement aan op erkenning van alternatieve geneeswijzen, maar enkel en alleen als hun werking is bewezen. Wie is hier selectief met passages die hem goed uitkomen? Ten tweede had minister Colla zijn wetsvoorstel reeds klaar nog vóór het Cost B4 rapport werd gepubliceerd. Nu we het rapport kunnen inkijken wordt duidelijk dat de conclusies ervan geen erkenning rechtvaardigen. Afgezien van een zeer beperkt aantal specifieke behandelingsmethoden blijkt er niet voldoende bewijs te bestaan voor de werkzaamheid van de alternatieve geneeswijzen. Er is enkel sprake van "positive trends", niet van "convincing evidence" (Cost Action B4, Unconventional medicine, ref. EUR 18420 EN).

Wetenschap is een proces van vallen en opstaan, waarbij dwalingen en misleidingen uiteraard voorkomen. Geen enkele instelling of groep van geleerden heeft daarbij de waarheid in pacht. Ook ten aanzien van de klassieke geneeskunde moeten we kritisch blijven. Maar de problemen in de geneeskunde los je zeker niet op door de eis van wetenschappelijke fundering overboord te gooien. Het wetsontwerp van de minister heeft tot doel vier geneeswijzen te erkennen zonder dat ze hun effectiviteit nog moeten aantonen. Terwijl elk nieuw geneesmiddel, elke nieuwe behandelingsmethode in de klassieke geneeskunde pas wordt toegestaan na een uiterst grondig wetenschappelijk onderzoek, worden medicijnen en behandelingswijzen in de vier alternatieve geneeswijzen van die controle van effectiviteit ontslagen, precies omdat zij tot die alternatieve geneeswijzen behoren. Een erkenning zal overigens als gevolg hebben dat de beoefenaars van deze vier alternatieve geneeswijzen niet meer ter verantwoording kunnen worden geroepen. We kunnen ervan op aan dat het dan in koor zal luiden: wat we doen is wetenschappelijk, want door de overheid erkend. De vraag dringt zich dan ook op: wie zal de verantwoordelijkheid op zich nemen voor – voorspelbare – ongelukken? Om een voorbeeld aan te halen dat zich werkelijk heeft voorgedaan: als iemand een homeopathisch middel kiest ter preventie van malaria en vervolgens wordt besmet, wie is dan aansprakelijk?

Ook de selectie van de vier bovengenoemde alternatieve geneeswijzen getuigt van een opmerkelijke willekeur. Waarom deze vier en niet de vele andere alternatieve geneeswijzen? Omdat ze het meest populair zijn? Blijkbaar wel, aangezien minister Colla ze "de marktleiders" noemt. Dat betekent dat we binnenkort ook handoplegging moeten erkennen en reglementeren indien zou blijken dat steeds meer mensen hun soelaas zoeken bij dit soort ‘geneeskunde’. Als populariteit een criterium wordt, dan is het hek helemaal van de dam. Onderzoek wijst trouwens uit dat èlke alternatieve geneeswijze zich kan verheugen over een aantal ‘tevreden klanten’. Bovendien willen we erop wijzen dat dè homeopathie, dè acupunctuur, enz., niet bestaan. Welke vorm van homeopathie, acupunctuur, enz., wil de minister erkennen, wetende dat er voor deze ‘geneeswijzen’ geen duidelijke wetenschappelijk gefundeerde normen bestaan? We wensen de minister (en al zijn opvolgers) veel succes toe met het ontwarren van dit – ons inziens onontwarbare – kluwen. Dit neemt niet weg dat alternatieve behandelingsmethoden in de toekomst kunnen worden erkend, maar dan pas vanaf het ogenblik dat er ondubbelzinnig bewijs bestaat voor de werking ervan.

Ondergetekenden, beroepshalve geïnteresseerd in wetenschap, maar géén artsen, maken zich ernstig zorgen over het feit dat een politieke overheid zich uitspreekt over de geldigheid van wetenschappelijk onderzoek. Met deze open brief willen we er nogmaals aan herinneren dat het niet aan de politici, maar wel aan de wetenschappers toekomt uit te maken welke behandelingsmethoden wetenschappelijk verantwoord zijn en welke niet. 

  • Prof. dr. Diderik Batens, logicus en wetenschapsfilosoof, RUG.
  • Prof. dr. Johan Braeckman, filosoof, RUG.
  • Prof. dr. Bart Buyck, bioloog, Museum Nationale d’Histoire Naturelle (Parijs).
  • Prof. dr. Gustaaf Cornelis, wetenschapsfilosoof, VUB.
  • Prof. dr. Marcel De Cleene, Wetenschapsvoorlichter RUG.
  • Prof. dr. Herman De Dijn, filosoof, KU Leuven.
  • Prof. dr. Michel Ghins, wetenschapsfilosoof, UCL.
  • Prof. dr. Freddy Mortier, moraalfilosoof, RUG.
  • Prof. dr. Mark Nelissen, etholoog, RUCA en UIA.
  • Prof. dr. F.O. Ödberg, etholoog, RUG en VUB.
  • Prof. dr. Carlos Steel, Decaan Hoger Instituut voor Wijsbegeerte, KU Leuven.
  • Prof. dr. Joseph Thas, wiskundige, RUG.
  • Prof. dr. Jean Paul Van Bendegem, logicus en wetenschapsfilosoof, VUB.
  • Prof. dr. Erik Van der Straeten, bioloog, RUCA.
  • Prof. dr. Frans Vandesande, bioloog, KU Leuven.
  • Prof. dr. Hugo Van den Enden, hoogleraar medische ethiek, RUG.
  • Prof. dr. Luc Vanquickenborne, Decaan Faculteit Wetenschappen, KU Leuven.
  • Prof. dr. Walter Verraes, bioloog, RUG.
  • Prof. dr. Erik Weber, wetenschapsfilosoof, RUG.