Acupunctuur in het Westen

Afbeelding

Het begon met een charlatan

De Fransman George Soulié de Morant geldt als vader van de westerse acupunctuur. Alles wijst er echter op dat hij in China nooit een naald zette en vermoedelijk zelfs nooit een acupunctuursessie meemaakte.

Geplaatst onder
Deel artikel TwitterFacebookLinkedinWhatsapp

In het Europa van 1820 was acupunctuur tijdelijk in de mode als therapie, in de vorm van “locus-dolendi”-prikken, het behandelen van lokale pijn door lokaal naalden te prikken. Daarna raakte ze in vergetelheid. De moderne acupunctuur ging na 1929 van start met de geschriften van George Soulié de Morant (1878-1955), ditmaal met de aanspraak dat ze strookte met de Chinese leer. Toen Gerhard Bachmann, Erich Stiefvater en Heribert Schmidt de acupunctuur na 1945 in Duitsland invoerden, berustte die grotendeels op de principes van Soulié de Morant. De belangrijkste tussenpersoon was zijn leerling Roger de la Fuye. Geen van de vroege Duitse acupuncturisten beheerste de Chinese taal. Hun gebrek aan kritische zin is des te verbazingwekkender. Net zoals de hele westerse acupunctuurwereld tot vandaag, geloofden ze Soulié de Morant, die in 1932 schreef: 

“Toen ik in 1901 in China aankwam, vloeiend Chinees sprekend en schrijvend, zorgde het lot er in de gedaante van Monseigneur Bermyn – de ondertussen gestorven bisschop van Mongolië die me Mongools leerde praten – voor dat ik het hospitaal van de missionarissen kon bezoeken, waar Chinese artsen de slachtoffers verzorgden van de vreselijke cholera die toen in Peking woedde.[1] 

Dankzij het lot kon ik met eigen ogen de bijna onmiddellijke genezing aanschouwen die de naalden teweeg brachten. Laaiend enthousiast, maar toch op mijn hoede voor toverkunstjes allerhande, kreeg ik van de acupuncturist een naald en enige zieken te leen. Nadat ik zorgvuldig had nagegaan op welke plaatsen geprikt diende te worden, genazen al mijn patiënten.[2] 

Twee jaar later was ik viceconsul en rechter aan het gerechtshof van Shanghai, en ik trof daar een uitstekend acupuncturist als arts van het tribunaal. Hij was bereid me les te geven en liet me onder zijn toezicht patiënten behandelen … nog later was ik consul in Yunnan-Fou … kreeg ik van een Chinese arts titels van boeken en hij gaf me raad over de patiënten van ons hospitaal.[3]

Zo werd ik volgens de Chinese wet acupuncturist.”[4] 

Verbazingwekkend. Hoe kon deze 22-jarige in 1901 vloeiend Chinees spreken en lezen, zonder onder Chinezen geleefd te hebben? Zonder geluidsopnames? Drieduizend schrifttekens zonder studies in de sinologie, zonder bruikbare handboeken? Nergens vinden we een verklaring. Of later: viceconsul en rechter. Werkelijk? Amper 24 jaar oud, geen studies, geen diplomatenschool, en desondanks toch al aan het hoofd van oudgediende attachés en ambassaderaden? Daarna zelfs consul in Yunnan-Fou (het huidige Kunming)? Moeilijk te geloven.

Of het hospitaal van de missionarissen. Later wordt dat het “hospitaal dat ik bezocht”.[5]  In zijn hoofdwerk l’Acuponcture Chinoise luidt het nog onduidelijker “bij het bezoek aan de Franse instellingen”.[6] Er bestond in Peking helemaal geen Frans “hospitaal van missionarissen”, enkel een Sint-Vincentius Ziekenhuis. Was dat het? Nergens zegt hij het. Of de Chinese artsen. Werkten zij daar heimelijk? Of in opdracht? Maar waarom wisten de Franse artsen niet wat de Chinezen deden? En over hoeveel ging het eigenlijk? Waarom schrijft Soulié in april 1932 over meerdere artsen (“des médecins chinois”), later altijd maar over één arts? Merkwaardig. En dan die beschrijving van de cholera. “Tyfus wordt gegeten, cholera gedronken,” zei men vroeger. Men bedoelde dat een cholera-epidemie doorgaans een netwerk van waterwegen veronderstelt. In het droge Peking kwam drinkwater meestal uit diepe waterbronnen. Hoe kan het dat hier cholera heerste?

Dan aanschouwt Soulié blijkbaar de genezing van cholera. Daartegen stond de gevestigde geneeskunde toen nog machteloos. Toch komt hij niet op het idee om de Franse artsen op de hoogte te brengen, zodat ook andere patiënten gered kunnen worden? Alweer merkwaardig. Of neem zijn zogenaamde leraren. Het is geweten dat Chinese artsen hun kennis alleen aan hun zonen of aan beproefde leerlingen doorgaven. Plots zou iemand aan een vreemde gewoon alle geheimen verraden? Een buitenlander bovendien? En deze dan patiënten in acuut levensgevaar laten behandelen? Nauwelijks te geloven. Of neem de acupunctuurpunten. Welke gebruikten de Chinezen? Welke Soulié? Waarom vermeldt hij, die volgens de Chinese wet blijkbaar acupuncturist was, niet één keer de geprikte lichaamsdelen? En volgens welke wet was hij acupuncturist? Iedereen had het kunnen merken: hier klopt iets niet.

Eigenlijk klopt er helemaal niets. Zelfs zijn naam was verzonnen. Hij werd geboren op 2 december 1878 als George Soulié. Later noemde hij zich “George Soulié de Morant” – een adellijke naam. Blijkbaar om zich van zijn broer Maurice af te zetten, alsof Thomas Mann zich Tomaso Mann von Hohenstein zou noemen om zich van zijn broer Heinrich te onderscheiden. Kennelijk leed Soulié, zonder universiteitsopleiding of noemenswaardige scholing op zijn conto, onder zijn lage status. Op die manier kon hij zich tenminste op vlak van naam verheffen.

Volgens informatie uit 2007 van zijn dochter Evelyne (geboren in 1914) was Soulié de Morant in China nooit consul of viceconsul. Pas nadat hij uit buitenlandse dienst ontslagen werd, verkreeg hij dit predicaat als eretitel. Pas vanaf 1925 pronkt op zijn boeken (zoals altijd over de geschiedenis en cultuur van China, nooit over geneeskunde) de verwijzing “Consul de France”. En wat is er aan van zijn beroepsbezigheden als rechter? Onder de vele boeken die Soulié de Morant schreef, ging er één uit 1925 over “Exterritorialité et Intérêts étrangers en Chine”. Daarin staat wie voor Frankrijk in het gerechtshof zetelde: “un français, … generalement le 1er interprète du consulaat”.[7]  Dat was dus zijn werkelijke beroep: eerste vertaler. En was Soulié de Morant “een in de ogen van de Chinese wetgeving erkend acupuncturist”? Zeker niet. Zo’n wet bestond helemaal niet. In zijn boek over Sun Yat-Sen (die arts was) schreef hij in 1932 zelf: “De Chinese wetgeving verleent aan medische diploma’s geen monopolie”.[8]

Tot slot, heerste er in 1901 een cholera-epidemie in Peking? Neen. Dat blijkt uit de aantekeningen in de History of Chinese Medicine van Wong en Wu: in 1901 pest in Hongkong en Fuzhou en tyfus in Jiangxi. Maar geen cholera in Peking in 1901.[9]  En in Souliés “Mongoolse grammatica” uit het jaar 1903 lezen we dat bisschop Bermyn in 1901 helemaal niet in Peking was om over schadevergoeding voor verwoestingen tijdens de Bokseropstand te onderhandelen (en Soulié tussendoor Mongools bij te brengen). Dat gebeurde in 1902.[10] 

Alles was verzonnen. Dat blijkt reeds uit het eerste, samen met Ferreyrolles geschreven artikel. Het ging, zo stond er in juni 1929, “om een behandelingswijze en toepassing die één van ons in China had gezien”[11]  – gezien, niet beoefend! Als dit een foutje was, dan had Soulié twee jaar lang de kans om het recht te zetten. Pas in 1931 verscheen de tweede verhandeling, opnieuw met Ferreyrolles. Opnieuw staat er echter te lezen: “Nog steeds wat schroomvallig probeerden wij op Europeanen uit wat één van ons bij Chinezen toegepast had gezien“.  Alweer slechts “gezien”[12], niet “zelf beoefend”. Verzweeg hij dit misschien tegenover zijn vriend Ferreyrolles? Moeilijk te geloven. 

Dat is echter niet het enige. Al in de eerste twee artikels die hij alleen schrijft (april en juni 1932) gaat hij opnieuw in de fout. In april beschrijft hij de naald (enkelvoud!) die blijkbaar zijn leven veranderde, met de woorden: “De aangewende middelen waren … eenvoudig. Op de Chinese punten een aantal prikken van 3 of 4 mm diep, met een fijne kopernaald”.[13] Kennelijk had hij bij het schrijven van het tweede artikel geen kopie van het eerste bij de hand, maar was de klank ervan blijven nazinderen. In dit artikel, dat in juni verschijnt, staat namelijk: “Enkele prikken van 3 of 4 mm diep, met een naai-naald.”[14] In het Frans klinkt dat ongeveer hetzelfde: “une aiguille de cuivre” en “une aiguille à coudre”. Maar kan men dat werkelijk verwarren, en dan nog met betrekking tot een blijkbaar levensveranderende observatie? En waarom zou de Chinese arts hem überhaupt een naald in bruikleen moeten geven?

Om deze fout te verdoezelen, beweert Soulié vanaf nu: “Elke [acupuncturist in China] laat zich naalden naar eigen idee maken … de eenvoudige naainaalden van kleermakers, fijn en in legering met hard koper, worden vaak gebruikt”.[15] Niets van aan. Ook in China heeft men nooit naainaalden met een koperlegering gekend. Sinds de Huangdi Neijing, een der oudste standaardwerken uit de Chinese medische canon, behoren de “negen naalden” trouwens tot de kern van de acupunctuur. Bovendien spreekt hij zichzelf tegen: “Na lang onderzoek kwamen wij [zijnde SdM en de Franse artsen] tot de conclusie dat de beste resultaten verkregen worden met twee verschillende modellen van naalden met de volgende metaalsamenstelling: voor tonificatie: 60% tot 70% puur goud en 40% tot 30% rood koper. Voor dispersie: 66,6% puur zilver en 33,4% puur zink”.[16] Zilver om te “kalmeren”, goud om te “toniseren”. Als hij dit van zijn leermeesters geleerd heeft, waarom laat hij ze dan bij de weinige keren dat hij ze vermeldt geen verschillende naalden gebruiken?

Dit artikel is te kort om alles op te sommen wat Soulié overduidelijk niet wist maar had moeten weten als hij daadwerkelijk acupunctuur geleerd had in China. Meer hierover is terug te vinden in de [Duitstalige, nvdr] uitweidingen online (www.tcm.de). Hier slechts enkele aspecten daarvan:

Soulié keert in 1910 terug uit China. Tot 1932 publiceert hij meer dan 30 boeken, en in geen enkel ervan duikt het woord “acupunctuur” zelfs maar op.

Onbegrijpelijk is ook zijn uitspraak: “Deze behandelingswijze, die in het Chinees ‘naalden en moxa’ heet, zhenjiufa, is de belangrijkste tak van de Chinese geneeskunde”.[17] Dat klopt geenszins, want dit was altijd de farmacologie. Acupunctuur (sinds 1822 verboden aan de keizerlijke Academie voor Geneeskunde) leidde een bestaan in de schaduw. Al in 1757 betreurt Xu Dachun haar als “een verloren traditie”.[18] 

In juni 1929 schrijft Soulié: “De Chinezen… waren de eerste homeopaten”.[19]  Ook onjuist. In tegendeel, de traditionele Chinese geneeskunde (TCM) was en is expliciet allopathisch: overtollige zaken afvoeren, gebreken aanvullen, warmte afkoelen, koude opwarmen.

Nergens vermeldt Soulié iets concreets dat hij van zijn Chinese leraren geleerd zou hebben, laat staan verschillen tussen hen. Nooit ook maar iets over zijn vermeende patiënten in China.

De leer van Yin en Yang kent Soulié slechts oppervlakkig. Zo deelt hij bijvoorbeeld rechts bij Yang in en links bij Yin. De vijffasenleer geeft hij verkeerd weer, de ziekteleer met interne en externe oorzaken slechts in fragmenten. Dat de milt in TCM als centraal orgaan van de spijsvertering geldt, weet hij (en hij breidt dat uit naar milt-alvleesklier), maar hij weet niet dat ook organen zoals de lever, galblaas en nieren een andere functie toegeschreven krijgen. Zo zouden de nieren in functie staan van seksualiteit. Omdat hij dat niet weet, verwijst hij aanvankelijk naar het hartzakje als de “bloedsomloop-seks-meridiaan”. 

Een belangrijk criterium van de Chinese acupunctuur is het naaldgevoel “deqi” (“het bereiken van qi of chi”), en een cruciaal onderdeel van de diagnostiek is de tongdiagnose. Soulié kent geen van beide. Het is ondenkbaar dat geen van zijn drie Chinese leraren hem daarop zou gewezen hebben.

Dit zijn allemaal lacunes en vergissingen die slechts één verklaring toelaten: Soulié de Morant had helemaal geen leraren en patiënten in China. Zijn acupunctuur was een fantasieproduct, dat steunde op boeken die hij zich na 1929 aanschafte. Toch kwam hij ermee weg, vooral doordat hij enkele weliswaar foutieve maar bevattelijke verklaringsmodellen vond. Die drukken tot vandaag hun stempel op de leerinhouden, tot in het standaardhandboek acupunctuur voor Duitse artsen toe. Het woord “meridiaan” maakte van het Chinese jingluo immateriële lijnen. “Energie” maakte van chi , dat in het Chinees talloze betekenissen heeft, maar in de geneeskunde altijd naar iets fijnstoffelijks verwijst, eveneens iets immaterieels. Voor de Chinezen verwijst jingluo echter naar “kanalen waardoor bloed en chi vloeit” – overigens allerminst overal even veel. Bij momenten haalt Soulié dat aan, bijvoorbeeld bij de longmeridiaan: “De meridiaan heeft veel energie en weinig bloed.”[20]  Verder negeert hij dit en heeft hij het enkel nog over “energiemanagement”.

Slechts door die vaagheid konden opgeleide artsen constructies slikken als de “drievoudige-verwarmer meridiaan” (dreifacher Meridian-Kreislauf). In het standaardhandboek heet die de “kringloopmeridiaan” (Leitbahnumlauf), wat al even absurd is. Hetzelfde geldt voor de “dikke darm meridiaan” (Dickdarm-Leitbahn). Als men bedenkt dat hier zogenaamd “bloed en nog iets” van hand naar hoofd vloeit, verwordt het tot bijgeloof: zo’n structuur bestaat eenvoudigweg niet. En als meridianen werkelijk in een bepaalde richting stromen, hoe kan men dan bijvoorbeeld door te prikken in Maag36-Zusanli (het “driemijlenpunt”) tegen deze stroom in voedend of “toniserend” op de maag inwerken?

Ook het overdreven belang dat gehecht wordt aan de indeling van contactpunten gaat terug op Soulié de Morant, vooral de “toniserings- en kalmeringspunten”. Maar ook de cardinaal-, yuan-, luo-, alarm-, meester-, splijt- of antieke punten zijn niet enkel klinisch grotendeels irrelevant,[21] maar ook theoretisch erbarmelijk onderbouwd. En toch betalen cursisten grof geld om deze zaken onderwezen te krijgen. De “orgaanklok” hebben we eveneens aan Soulié te danken. Men zou de voorzitters van de grote acupunctuurverenigingen eens moeten vragen waar Soulié de Morant ze eigenlijk vandaan haalde, die “energiemaxima en -minima” die in de Neijing niet te vinden zijn. Het antwoord zal me benieuwen.

Zoals bij zowat alle leerstellingen dringen zich vragen op. Vanwaar komt dit? Hoe klinkt het Chinese equivalent? Wat betekent dit woord oorspronkelijk? Die fundamentele vragen hebben de acupunctuurverenigingen in hun bijna 60-jarige bestaan nog niet aangesneden. Dat ze desondanks in 2003 in Duitsland een erkenning als voortgezette specialisatieopleiding in de wacht wisten te slepen, is met een rationeel geneeskundebeleid niet te verzoenen.

Sinds de val van de Qing-dynastie was China’s oude geneeskunde een speelbal van de politiek. Haar heropleving vanaf 1955 was politiek afgedwongen. Ze kreeg het label “traditioneel”, maar was dat in werkelijkheid niet. Ze vond plaats in ziekenhuizen, deur aan deur met moderne geneeskunde. Voor noodbehandelingen werd ze niet gebruikt. Elektrocardiograms, röntgenstralen en bloedanalyses waren er evenzeer voor TCM-patiënten. Het ziekteverloop werd opgetekend op basis van medisch-wetenschappelijke begrippen. Bij de opleiding aan hogescholen werd eerst biologie aangeleerd, daarna pas – als een vreemde taal – werd het TCM-jargon overgebracht.

Onder jonge Chinezen verloor TCM in toenemende mate aan aanhang. Maar toen kwamen de westerlingen. De export van geneeskrachtige kruiden en TCM-cursussen boomde. De westerlingen geloofden alles, met dank aan het voorbereidende werk van Soulié de Morant en zijn opvolgers. Zo verstomden in China de stemmen die traditionele empirie en moderne kennis met elkaar in overeenstemming wilden brengen. In de plaats ervan kwamen verouderde concepten als “meridiaanzucht” terug in de handboeken terecht.

Vandaag berust het zelfbeeld van TCM in China vooral op het aanzien ervan in het Westen. Elke vorm van kritiek, elk fundamenteel debat zou vanuit het standpunt van de Chinezen dit aanzien in gevaar brengen. Op die manier is het Westen mee verantwoordelijk voor het feit dat TCM in China groeiend reactionair werd. Dat blijkt uit een voorval dat in het Westen vrijwel onopgemerkt bleef. In januari 2006 diende de Chinese TCM-administratie een aanvraag in om de traditionele geneeswijzen op te nemen in de UNESCO-lijst van “immaterieel werelderfgoed”. Als deze aanvraag aanvaard wordt, maakt dit een verdere ontwikkeling zo goed als onmogelijk, net als het elimineren van al het verouderde en speculatieve dat tot op vandaag rondwaart in de TCM-handboeken.

De Fransman George Soulié de Morant geldt als vader van de westerse acupunctuur. Hij beweerde acupunctuur geleerd te hebben in China. Alles wijst er echter op dat hij in China nooit een naald gezet heeft en waarschijnlijk zelfs nooit een sessie heeft bijgewoond. Zijn acupunctuur was in essentie een fantasieproduct. De TCM draagt nog steeds de gevolgen van dit bedrog. Van rationele leerinhouden is net zoals voorheen geen sprake. De invoering van acupunctuur als erkende specialisatieopleiding in Duitsland was voorbarig. Ze cementeerde speculatieve leerinhouden, die vaak meer te maken hebben met bijgeloof dan met wetenschap.

 

Dit artikel verscheen oorspronkelijk in Deutsches Ärzteblatt, Jg. 107, Nr. 30 (30 juli 2010), pp. 1454-1457.

(Vertaling: Pieter Peyskens)

 

Voetnoten

  • 1     SdM G: L’Acuponcture Chinoise. Mercure de France, april 1932. In: Communications, p. 46.
  • 2     SdM G: L’Acuponcture Chinoise. Annales homéopathiques de l’Hôpital Saint-Jacques, juni 1932. In: Communications, p. 67.
  • 3     SdM G (april 1932). In: Commmunications, p. 47.
  • 4    SdM G (juni 1932). In: Commmunications, p. 67.
  • 5     SdM G: Précis de la vraie Acuponcture Chinoise. Paris 1934: Mercure de France, p. 5.
  • 6     SdM G: L’Acuponcture Chinoise. Paris 1985: Maloine, p. 25.
  • 7     SdM G: Exterritorialité et Intérèts étrangers en Chine. Paris 1925: Paul Geuthner, p. 197.
  • 8     SdM G: Soun Iat-Sènn. Paris 1932. Librairie Gallimard, p. 47.
  • 9     Wong K / Wu L: History of Chinese Medicine. Shanghai 1936 / Tapei 1977. Southern Materials, p. 842.
  • 10     SdM G (Soulié G): Éléments de Grammaire Mongole (Dialecte Ordoss). Paris 1903: Ernst Leroux, voorwoord, p. III.
  • 11     SdM G / Ferryrolles P (juni 1929). In: Communications, p. 13.
  • 12     SdM G / Ferryrolles P: Les Aiguilles et les Moxas in Chine ou le Traitement des Algies par Traumatisme Dermiques. Science Médicale Pratique, juni 1931. In: Communications, p. 29
  • 13     Idem.
  • 14     SdM G (juni 1932). In: Communications, p. 67.
  • 15     SdM G: Précis, p. 51.
  • 16     SdM G: Chin. Acup., p. 153.
  • 17     SdM G (april 1932). In: Communications, p. 45.
  • 18     Unschuld PU: Forgotten Traditions of Ancient Chinese Medicine. Brookline, MA 1990: Paradigm, p. 31.
  • 19     SdM G / Ferreyrolles P (juni 1929). In: Communications, p. 21.
  • 20     SdM G: Chin. Acup., p. 29.
  • 21     Vgl. Lehmann H / Zhu J: Allgemeine Statistik d. Akupunkturpunkte. Berlin 1990: Asiartco Verlag.