Het nieuwste boekje in de reeks "De Skeptische Kijk", over pseudogeschiedenis op maat van de sociale media
U kan het hier bij ASP bestellen of de betere boekhandel binnenstappen.
De andere boekjes in de reeks vindt u hier.
De literatuur die ik toen consulteerde over de kracht van storytelling overtuigde mij echter geenszins omdat de referenties of niet verwezen naar peer-reviewed academische publicaties of fel gecontesteerd waren1. Anders is het gesteld met het boek van Rolf Zwaan dat recent verscheen. In ‘Drang naar samenhang’ doet deze hoogleraar Biologische en Cognitieve psychologie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam onderzoek naar de psychologie van het begrijpen en verhalen spelen daar een centrale rol in. In dit artikel bespreek ik dit boek, lever ik er commentaar op en vul ik mijn (voorlopige) conclusies uit vorige artikels aan.
In vorige artikels (lentenummer 2020 en winternummer 2020) wees ik al op onze drie grote drives of meta-motieven, die elk op hun manier bijdragen om de natuur en onze sociale omgeving onder controle te hebben, of op zijn minst een gevoel van controle te krijgen. Ik herhaal ze hier bondig, omdat ze alle drie relevant zijn in het boek van Zwaan. Elk van deze drie heeft namelijk een aandeel in de oorzaken waarom mensen in onzin geloven en die ook verspreiden.
We zijn een soort die in groep leeft. Voor onze nomadische voorouders was overleven sterk afhankelijk van de bescherming tegen roofdieren of vijandige groepen, de samenwerking en de taakverdeling binnen de eigen groep. Deze eigen groep zal ik vanaf nu de ingroup noemen. Behoren tot een groep heeft ook psychologische effecten. Zo hebben gevoelens van verbondenheid, geborgenheid en het ervaren van sociale steun een weldoend effect.
Afwijken van de gebruiken, normen, waarden en zelfs gedachtegoed was echter ronduit gevaarlijk. Wanneer je uit de groep gegooid werd, ging je in vele gevallen een gewisse dood tegemoet. Niet te verwonderen dat genetische mutaties die leidden tot schrik om uit de groep gegooid te worden, zich verspreidden in de populatie, en nog steeds deel uitmaken van onze genetische erfenis.
Maar deze drijfveer om erbij te horen impliceert ook een coalitional instinct, zoals John Tooby in 2017 stelde op edge.org. In het lentenummer van Wonder en is gheen wonder van 2020 ging ik hier uitgebreid op in. De term betekent kort gesteld dat we ons automatisch rekenen tot enkele coalities (ook wel ‘ingroup’ genoemd) en vijandig staan tegenover leden van een andere coalitie (outgroup).
Bij sociale soorten is binnen een groep vaak strijd om de hiërarchische positie. Deze strijd kan heel fysiek zijn, zoals bijvoorbeeld bij mannelijke herten, of heel subtiel geregeld via hormonen en feromonen zoals bij bijen, of de verworven positie kan bekomen of in stand gehouden worden door het vormen van coalities zoals bij chimpansees. Voor een groep levert het voordelen van rolverdeling en tijdelijke stabiliteit op, waardoor minder conflicten voorkomen.
Bij de mens speelt zich dezelfde strijd af om de (dominantie)hiërarchie en status, met evidente voordelen zoals een groter deel van de (economische) koek in contexten met schaarste, zelfzorg en zorg voor het nageslacht, maar ook toegang tot interessante seksuele partners.
Bovendien zien we deze competitie niet alleen binnen de eigen groep, maar ook met andere soorten (bijvoorbeeld de strijd tussen hyena’s en Afrikaanse wilde honden), en met andere groepen van dezelfde soort. Ook dit is bij de mens niet anders.
Een derde universeel biologisch kenmerk, is dat wij een diepe behoefte hebben om de wereld te verklaren en te voorspellen. Organismen met een brein trekken de natuur in om voldoende voedsel en seksuele partners te vinden. Deze behoefte motiveert ons om onze omgeving te verklaren en voorspellen. In alle culturen heeft de mens de diepe behoefte om de wereld, de natuur en zijn sociale omgeving te ordenen, structureren en begrijpen. Heel veel mensen willen ook weten waar we vandaan komen, welke bedoeling er achter het leven zit. Veel mensen willen zelfs niet stilstaan bij het idee dat evolutie doelloos is, en er misschien of wellicht helemaal geen doel achter het leven zit en dat we best zelf invullen hoe we een zinvol leven kunnen leiden.
Een tweede luik in die betekenisgeving is dat we ook de toekomst willen voorspellen. Kunnen voorspellen wat er gebeurt tijdens de diverse seizoenen was ongetwijfeld nuttig voor de voedselvoorziening en de bescherming tegen de weerselementen. Onze genetische erfenis maakt dat de hedendaagse mens niet alleen graag zijn financiële en economische toekomst wil voorspellen, maar ook trivia zoals welk weer het de volgende dagen zal worden en fundamenteler zaken zoals of onze partner wel trouw zal blijven om kinderen tot volwassenheid te brengen (vanuit heteroperspectief).
Het is ook de belangrijkste verklaring waarom veel mensen nog altijd bovennatuurlijke verklaringen zoeken voor ons ontstaan en bestaan. Bijna alle grote wereldreligies hebben een theorie over wat er na de dood zal gebeuren, de ene al aantrekkelijker dan de andere. Onze behoefte aan begrip is volgens onderzoekers zoals Rolf Zwaan zelfs zo fundamenteel, dat onbegrip ontwrichtend werkt.
Het interessante voor ons skeptici is dat Zwaan vanuit zijn vakgebied bijkomende verklaringen aanreikt voor de mechanismen achter geloof in en verspreiding van misinformatie (onvrijwillig) en desinformatie (opzettelijk). Ik hanteer hierna even een andere volgorde, omdat deze nauwer aansluit bij de chronologie van de totstandkoming van misinformatie, desinformatie en complotdenken.
In de strijd om hiërarchie en status speelt eerst en vooral de interne competitie tussen individuen een rol. Het scala aan competitieve ‘technieken’ is ongemeen breed: dit kan gaan van discussiëren en argumenteren, pochen en overdrijven, tot zelfbedrog en bedrog en het afbranden van concurrenten. Zij behoren allen tot het menselijke gedragsrepertoire.
Al is het ontegensprekelijk belangrijk om juiste beslissingen te nemen om te overleven, ons brein is ver van feilloos en maakt in een aantal domeinen tal van fouten. Zo is het volgens cognitieve gedragstherapeut Robert Leahy vaste prik om bij angst de gevaren of de negatieve gevolgen ervan te overdrijven. Dat is niet zo erg, want beter een keer te veel vluchten dan het gevaar te onderschatten. Die calorieën vul je snel weer aan, maar uit de doden opstaan is er niet bij.
Ook bij boosheid zien we overdrijving (alweer, altijd, nooit…). Dat is al wat minder onschuldig, want boosheid zal wel vaker tot agressie en zelfs doodslag hebben geleid. Ook in discussies speelt onze competitiedrang. Een relevante bevinding uit de evolutionaire psychologie2 is dat ons geëvolueerde brein in discussies niet de waarheid zoekt, maar er vooral naar streeft de discussie te winnen. Wie het politieke theater volgt zal dit zeker herkennen. Inderdaad, heel wat mensen houden van de discussie om de discussie. De ander onder tafel praten lijkt veel mensen genot te verschaffen.
Gebrek aan kennis over het thema weerhoudt veel mensen er niet van de discussie aan te gaan. Zij zullen wel argumenten oppikken of (uit)vinden die hun vooroordeel bevestigt. Het proces ziet er ongeveer als volgt uit:
(1) we vormen snel een bepaald idee of vooroordeel over een bepaald thema;3
(2) we gaan meestal op zoek naar bewijzen of indicaties ter bevestiging van ons vooroordeel (theorie rond de confirmatieneiging of vooroordeelsbevestiging). Motivated reasoning is volgens de Skeptic Dictionary confirmatieneiging “to the next level”: mensen hebben een motief om actief een redenering op te zetten die hun eerdere overtuiging bevestigt;
(3) wanneer we informatie krijgen die ons vooroordeel aan het wankelen brengt, ervaren we emotioneel ongemak (de cognitieve dissonantietheorie van Festinger);
(4) vervolgens proberen we die dissonantie weg te werken op tal van manieren, gaande van negeren, ontkenning, cherrypicking, Trumpiaanse alternative facts produceren, tot kwaad worden.
Aldus zijn we klaar om de discussie trachten te winnen.
Binnen de eigen groep krijgen we ook status wanneer we de ideeën van onze groep verdedigen. Zwaan verwijst in zijn boek naar onderzoek dat beschrijft hoe mensen die veel volgers krijgen op sociale media, of veel ‘likes’ krijgen, zelfs berichten delen waarvan ze zelf denken dat ze niet waar zijn. Ze interpreteren de ‘likes’ als tekens van hun status, bekendheid of populariteit, en dit is één van de complementaire verklaringen waarom desinformatie zo welig tiert.
We willen ook niet alleen bij een groep horen, we vormen altijd coalities. Coalities moeten volgens John Tooby gezien worden als groepjes van individuen die denken dat ze eenzelfde abstracte identiteit delen. Skeptici bijvoorbeeld. Of antivaxers.
Het probleem hiermee, zoals John Tooby en collega’s aantoonden, is dat we andere groepen (outgroup) vaak als inferieur aan onze groep of zelfs als de vijand zien. Deze coalitie-instincten zitten ingebakken in ons DNA. Volgens Tooby hadden mensen met coalitie-instincten immers een duidelijk voordeel tegenover andere individuen: door zich effectief te kunnen mobiliseren, coördineren en cohesie te vertonen, konden ze het hoofd bieden aan andere groepen, zelfs als deze numeriek in overmacht waren.
We zien hetzelfde fenomeen bij chimpansees: individuen aan de top die goede coalities kunnen vormen, kunnen aan de macht blijven. Bij primaten zoals chimpansees en mensen speelt fysieke dominantie een veel kleinere rol dan de vaardigheid om goede coalities te vormen. Bij de mens spelen coalitie-instincten ook een rol bij abstracte ideeën. Twee opvallende gedachtecoalities vinden we in religie en politieke ideologie. Denken we maar aan de historische polarisatie tussen de verschillende grote religies of de vaak irrationele twisten tussen politieke partijen.
Mensen zijn bereid om hun loyauteit aan de eigen groep aan te tonen door het meest bizarre gedachtegoed van de eigen groep te verdedigen, en zelfs mensen uit groepen met andere overtuigingen te doden of – door een extreme vorm van loyauteit – zich over te geven aan zelfmoordterrorisme. Dat laatste gebeurt gelukkig uitzonderlijk vrijwillig en gebeurt meestal onder druk (bijvoorbeeld de Japanse kamikazepiloten). We moeten uit deze vaststellingen vooral onthouden dat mensen bereid zijn héél ver te gaan in het verdedigen van het gedachtegoed van de ingroup en het aanvallen van leden van de outgroup.
Het is vooral over dit derde grote metamotief dat het boek van Zwaan interessante nieuwe bevindingen aanreikt. Zwaan stelt dat het Latijnse woord comprehendere goed samenvat waar het om gaat: con/com = samen en prehendere = grijpen. Zo komen we tot de samenstelling dat de mens dingen wil grijpen en samenvoegen. Hoe proberen we de dingen dan te be-grijpen? Volgens Zwaan door een samenhangend model of situatiemodel te maken van een bepaald iets in de wereld.
Om de wereld te verklaren en voorspellen via een situatiemodel gebruiken we hulpmiddelen (tools) zoals framing, metaforen, analogieën, illustraties, etiketten en mentale voorstellingen. Ik geef enkele voorbeelden van Rolf Zwaan om dit te illustreren.
Zo hebben we het aan Wallace Broecker te danken dat we begrijpen hoe de warme golfstroom werkt, door zijn analogie met een lopende band in de fabriek.
Als mensen zeggen dat iets viraal gaat op sociale media, gebruiken we onze beperkte kennis over virussen toch om te begrijpen dat dit betekent dat het idee zich snel kan verspreiden omdat het ‘besmettellijk’ is. Van zodra men het etiket “terroristische aanslag” kleefde op de inslag van de twee vliegtuigen in de Twin Towers in New York, konden mensen zich een voorstelling maken bij de daders en hun doelen, maar ook andere verklaringen uitsluiten (met uitzondering van die-hard complotdenkers uiteraard).
In onze zoektocht naar verklaringen en voorspellingen vertonen we volgens Zwaan een onstuitbare drang naar samenhang. Deze helpt ons namelijk om het gevoel te krijgen dat we de wereld begrijpen en onder controle hebben. Voordat we wetenschap en systematisch onderwijs kenden, dachten de mensen de wereld te begrijpen door de spirituele of religieuze stichtingsverhalen.
Die samenhang komt er ongeveer als volgt: we bouwen interne situatiemodellen om de wereld te begrijpen. Deze situatiemodellen vullen we aan met achtergrondkennis. Zo bouwen we dan een verhaal. Fundamenteel aan deze behoefte om te verklaren en voorspellen is onze drang naar logica en structuur. Ook vandaag stelt Zwaan vast dat jonge kinderen protesteren wanneer een verhaal niet volgens een bepaalde logica of structuur verloopt. Mensen willen ook graag dat de verhalen herkenbaar zijn, hen persoonlijk roeren en dat alles wat in een verhaal zit relevant is. Zelfs ons eigen leven zien we als een samenhangend verhaal.
Een ander element in de drang naar samenhang is onze neiging om altijd naar verbanden te zoeken. We zien dan ook overal verbanden en gaan daar vaak ten onrechte causaliteit aan toeschrijven. Maar mensen ontwaren ook verbanden waar er helemaal geen zijn. Denken we maar aan pareidolie, of het fenomeen waarbij we emoties, mensen en dieren in dingen menen te herkennen.
Zwaan verwijst naar experimenten van de psycholoog Frank Keil waaruit zou blijken dat mensen gemakkelijker mentale causaliteit aanvoeren dan fysische causaliteit. Een voorbeeld van de antropoloog E.E. Evans-Pritchard van de Azande laat zien dat de Azande wel begrijpen dat termieten een schuur hadden aangevreten (fysische causaliteit), maar toen deze instortte net op het moment dat er mensen in de schuur zaten, schreven zij dit toch toe aan hekserij (mentale causaliteit, een kwade agens die dit veroorzaakt).
Door die neiging om vooral mentale causaliteit te zien, hebben we de dus de neiging overal een ‘agens’ in of achter te zien: een dier, een mens, een kwade genius, een bovennatuurlijke demon of een bovennatuurlijke god… Zwaan stelt dat we het ‘mensschema’ het meest toepassen, ook voor niet-menselijke zaken. Hij verwijst naar antropologen die dit onze overactieve agency detector noemen, en bemerkt dat dit hetzelfde is als wat filosoof Daniel Dennett de intentional stance noemt.4
Al deze elementen bieden ons voordelen om de wereld te begrijpen, landkaarten te lezen, te snappen welk gedrag van ons verwacht wordt bij het zien van een verkeersbord enzovoort. Maar ze kunnen ook even gemakkelijk leiden tot misverstanden, bullshit en complottheorieën. Verspreiders van valse berichten zoals misinformatie of desinformatie maken volgens Zwaan misbruik van onze drang naar samenhang.
Zoals zo vaak ben ik met grote verwachtingen aan dit boek begonnen, maar helaas blijf ik ook hier op mijn honger. Zwaan geeft vooral advies hoe je er zelf tegen te wapenen, maar reikt eigenlijk geen adviezen aan hoe je de discussie met ‘afgedwaalden’ moet aangaan. In elk geval mis ik hier de onderbouwing die hij in de rest van het boek wel biedt. Hierna volgen letterlijk zijn (klassieke) aanbevelingen:
Alle mensen zijn geneigd om via verklaringen en voorspellingen de natuur en de sociale omgeving onder controle te krijgen. Skeptici ontsnappen daar trouwens ook niet aan. Vele skeptici, waaronder ikzelf, zoeken ook naar de heilige graal om desinformatie en fake news met groot succes te bestrijden. Kan het lukken om mensen uit de konijnenpijp vol zelfbevestiging te halen? Theoretische beschouwingen zijn er genoeg maar het ontbreekt vooralsnog aan betrouwbaar, gerepliceerd empirisch onderzoek.
Ik geef hierna de aanbevolen strategieën die ik in vorige artikels beschreef, aangevuld met de inzichten en aanbevelingen in de boeken van Brecht Decoene, Hugo Mercier en Rolf Zwaan.
Patrick Vermeren is HR-professional, schrijver, journalist en bestuurslid van SKEPP.
Aronson, E. (1999). The power of self-persuasion. American Psychologist, 54(11), 875–884.
Briñol, P., McCaslin,M. J., & Petty, R. E. (2012). Self-generated persuasion: Effects of the target and direction of arguments. Journal of Personality and Social Psychology, 102(5), 925–940.
Decoene, Brecht (2016). Achterdocht. Tussen feit en fictie. Kritisch omgaan met complottheorieën. ASP – Academic and Sciencific Publishers
Maertens, R., Roozenbeek, J., Basol, M., & van der Linden, S. (2021). Long-term effectiveness of inoculation against misinformation: Three longitudinal experiments. Journal of Experimental Psychology: Applied, 27(1), 1.
Mercier, Hugo (2020). Not born yesterday. The science of who we trust and what we believe. Princeton University Press, New Jersey, Verenigde Staten.
Mercier, H., & Sperber, D. (2017). The enigma of reason. Harvard University Press.
Zwaan, Rolf (2021). Drang naar samenhang. De psychologie van het begrijpen. Boom Uitgevers Amsterdam, Nederland.
Volgens Zwaan betekent ‘begrijpen’ zoveel als: interne (situatie)modellen van de wereld vormen, die je verbindt met je achtergrondkennis. Onze drang naar samenhang zorgt ervoor dat we losse feiten en gebeurtenissen in een ordelijk verhaal gieten. Deze drang kan ons echter parten spelen om verbanden en patronen te zien waar die er niet zijn. Wij worden bovendien ook bestookt met “misinformatie, desinformatie, bullshit, obscurantisme, bij elkaar gefantaseerde journalistiek, frauduleuze wetenschap en complottheorieën” (blz. 186).
Bovendien willen we altijd bij een groep horen die een overtuiging aanhangt, en soms hebben we daar veel offers voor gebracht. Het boek is niet alleen een goede, heldere en zelfs luchtige samenvatting van de literatuur inzake krom- en complotdenken, Zwaan reikt bovendien ook complementaire verklaringen aan vanuit zijn vakgebied. Skeptici zullen ook blij zijn met zijn bronvermelding.
Er hoort trouwens ook een podcast bij, die je hier kunt beluisteren: https://www.boompsychologie.nl/product/100-10262_Drang-naar-samenhang#extra
1. Eén van de referenties was Paul Zak, ook wel ‘doctor love’ genoemd, omdat hij beweerde dat een neusspray met oxytocine mensen zou vriendelijker maken. Daar kwam heel wat kritiek op, ook al omdat oxytocine ons tegelijk vijandiger maakt tegen leden van de ‘outgroup’. Zie bijvoorbeeld https://neurocritic.blogspot.com/2012/07/paul-zak-oxytocin-skeptic.html
2. The Enigma of Reason. Dan Sperber & Hugo Mercier (2017)
3. Dit gebeurt vrij snel. Zeker als we een emotioneel ingegeven standpunt innemen, zijn deze emoties moeilijk in te tomen door de rede. Psycholoog Jonathan Haidt (The Righteous Mind, 2012) vergelijkt dit met de olifant (de emotie) en zijn berijder (de rede): de olifant is veel sterker en als deze ‘op hol slaat’, kan de berijder niet veel meer corrigeren.
4. Niet vermeld in het boek: skepticus