Psychopathologie en geloof in bizarre fenomenen

Een cognitieve aanpak van psychische problemen
21-10-2010

-

door verscheen in :
13 minuten
Leestijd:
De voorbije dertig jaar heeft de psychologie mensen met mentale problemen onderzocht op cognitief niveau. Dat houdt in dat men naar de ideeën en overtuigingen van patiënten kijkt en naar het verband met hun emotionele stoornis en hun gedragsproblemen.

Het eenvoudige uitgangspunt is dat de manier waarop we onszelf en de wereld rondom ons beschouwen, dusdanig vervormd kan zijn dat we voortdurend onnodige angst, verdriet, woede enzovoort ervaren en ons gedragen op een manier die niet alleen nutteloos is, maar zelfs negatief voor onszelf en anderen. Een psychologische behandeling probeert dan in de eerste plaats de patiënten te laten inzien dat hun overtuigingen ongegrond, onrealistisch en irrationeel zijn, en hen aan te leren hoe deze manier van denken te verhelpen. Het is ruimschoots bewezen dat deze aanpak tot goede resultaten leidt bij een waaier aan geestelijke gezondheidsproblemen.

Er zijn behoorlijk uitgebreide schema’s ontwikkeld ter beschrijving van foute en vervormde denkwijzen. In plaats van die in detail te behandelen, zal ik het hebben over de gelijkenissen en verschillen tussen de overtuigingen en gedragingen van mensen met psychologische problemen en die van mensen die dergelijke problemen niet hebben maar die er niettemin ongewone en onrealistische ideeën over de wereld op nahouden. Daarmee wil ik geenszins insinueren dat die laatsten geestelijk ziek zouden zijn.

In de klinische psychologie komen veel problemen voor die te maken hebben met verkeerde beeldvorming, misinterpretatie en een verkeerde toeschrijving. Enkele voorbeelden.

Robert zit op café en achter hem beginnen enkele mensen te lachen. Onmiddellijk denkt hij dat men om hem lacht, omdat hij denkt er vreemd uit te zien (wat niet het geval is). Hij verlaat geërgerd het café.

Stefan bevindt zich in dezelfde situatie als Robert, maar hij verlaat het café niet. In de plaats daarvan start hij een ruzie met een van de mannen die aan het lachen waren.

Marie is geobsedeerd door de gedachte te kunnen sterven aan een niet-vastgestelde ziekte. Op een dag heeft ze hoofdpijn. Ze staat erop dat haar man om een ziekenwagen belt, omdat ze denkt een hersentumor te hebben.

De reacties van deze mensen kunnen we als volgt begrijpen. Ten eerste zijn ze er om de een of andere reden rotsvast van overtuigd dat ze bedreigd worden (bespot worden in het geval van Robert en Stefan, een niet-vastgestelde ziekte in het geval van Marie). Ten tweede zijn ze steeds op hun hoede voor elk mogelijk teken dat op de aanwezigheid van de bedreiging kan wijzen. Robert en Stefan zijn voortdurend op de uitkijk voor elk teken van spot en Marie voor elk mogelijk ziekteteken. Ten derde zijn ze geneigd om in alles wat ze zien een bedreiging te bespeuren, in het geval van Robert en Stefan dat de lachende mensen hen uitlachen en in het geval van Marie dat hoofdpijn wijst op een hersentumor.

Een andere veelvoorkomende fout, voornamelijk met betrekking tot pathologische angst, komt voor bij het inschatten van de waarschijnlijkheid van een specifieke gebeurtenis of de interpretatie van welke gebeurtenis ook. Een mooi voorbeeld hiervan is vliegangst: iemand kan een heilige schrik hebben voor het reizen per vliegtuig maar heeft er geen probleem mee om met de auto te reizen, ook al is de auto een pak minder veilig. Een voorbeeld van overschatting van waarschijnlijkheden is dat van Marie die gelooft dat haar hoofdpijn te wijten is aan een hersentumor.

Gelijkenissen en verschillen tussen pathologische overtuigingen en het geloof in ongewone en paranormale fenomenen

Wat zijn nu de gelijkenissen en verschillen tussen dit soort overtuigingen en het geloof in het bestaan van ongewone en paranormale fenomenen? Ten eerste hebben we de neiging om gebeurtenissen te interpreteren volgens een welbepaalde overtuiging, zelfs als er betere verklaringen voorhanden zijn. Voorbeelden hiervan zijn de berichten over waarnemingen van vreemde of uitgestorven dieren, vliegende schotels en geesten. Andere fenomenen die vaak onwaarschijnlijke verklaringen krijgen, zijn graancirckels, de berichten van helderzienden en mediums, en een toevallige samenloop van omstandigheden.

Ten tweede is er de kracht van het geloof van de persoon in de eigen interpretatie en verklaring. Eenmaal mensen geloven dat er zich iets buitengewoons of paranormaals heeft voorgedaan, bieden ze bijzonder veel weerstand aan andere, eenvoudiger en meer alledaagse verklaringen en kunnen ze behoorlijk boos worden als we hen daarmee confronteren. Stel dat iemand beweert het monster van Loch Ness te hebben gezien. Iemand zou kunnen suggereren dat het in werkelijkheid om een grote golf of een boomstam in het water ging. Antwoordt die persoon dan met “inderdaad, dat zou kunnen kloppen”? Wellicht zal hij eerder iets antwoorden in de zin van: “Ik ben niet stom, ik heb me dat niet verbeeld! Ik zag een monster!” Gelijkaardige reacties krijgen we van mensen die beweren ufo’s en geesten te hebben gezien, die spiritisten aan het werk hoorden, enzovoort.

Nu is het wel zo dat patiënten met het soort problemen waarover ik eerder sprak, op die momenten waarop ze zich bijzonder slecht voelen eveneens overtuigd zijn van de juistheid van hun overtuigingen. Als ze op café zitten en mensen horen lachen, zijn Robert en Stefan er helemaal van overtuigd dat de mensen om hen lachen. Als Marie hoofdpijn heeft, kan geen enkel argument haar ervan overtuigen dat het bijzonder onwaarschijnlijk is dat ze een hersentumor heeft. Toch zullen veel van die mensen op andere momenten de irrationaliteit van hun denken inzien. Eenmaal het café verlaten, beseft Robert misschien dat hij geen reden had om te geloven dat de mensen om hem lachten en dat de kans veel groter is dat ze lachten om een of andere humoristische opmerking tijdens hun gesprek. Op dit vlak verschillen ze doorgaans van de voorbeelden die ik gaf van mensen die beweren getuige te zijn geweest van ongewone of paranormale fenomenen. Desondanks zijn er patiënten die elke poging om hen van hun ongelijk te overtuigen, afwijzen. Anorexiepatiënten houden bijvoorbeeld vaak steevast vol dat ze dik zijn, terwijl ze in werkelijkheid graatmager zijn, en een depressieve patiënt is soms compleet niet in staat om te aanvaarden dat hij of zij een waardevol mens is.

Een ander duidelijk verschil tussen de twee groepen is dat de meeste patiënten hun overtuiging niet op prijs stellen, terwijl dat bij de meerderheid van de niet-patiënten wel het geval is. We kunnen zelfs zeggen dat die laatsten hun ideeën en overtuigingen overwaarderen. Voor wie een vliegende schotel, een geest of een monster in een meer ziet of berichten krijgt van overleden dierbaren, wordt de wereld een boeiender plaats. Het leven wordt interessanter en een pak extra mogelijkheden bieden zich aan.

Een aantal jaren geleden namen enkele mensen een ‘ufo’ waar boven Sheffield. Een paar van hen belden het lokale tv-station. De nieuwsredactie stelde vast dat de beschrijvingen identiek waren aan die van een telecommunicatie-instrument dat boven een lokaal stadion hing. Die avond belde een van de tv-presentatoren een vrouw op die hen eerder had beschreven wat ze had gezien. De presentator vertelde haar dat wat ze waargenomen had zonder twijfel het telecommunicatieapparaat was. Daar wou ze echter niets van horen. “Dat is niet wat ik zag”, zei ze en voegde daar vervolgens veelzeggend aan toe: “En weet u, sinds ik dat zag is mijn leven helemaal veranderd.”

Waandenkbeelden

De meeste patiënten die ik vermeldde, lijken weigerachtig om hun pathologische ideeën op te geven, maar dat klopt niet. Ze willen hun ideeën wel degelijk kwijt. Toch zijn er uitzonderingen. De waandenkbeelden van psychotische patiënten kunnen angstaanjagend zijn, en toch willen deze mensen niet luisteren naar welke tegenargumenten dan ook. Net als de drie eerder beschreven patiënten zullen ze elk stukje bewijs interpreteren als bevestiging van hun waandenkbeeld, zelfs als dat bewijs er absoluut in tegenspraak mee is. Ze zijn niet bereid om een andere interpretatie te overwegen. En sommige waandenkbeelden worden hoog ingeschat door de patiënt.

Een voorbeeld van zo’n patiënt is Paul, die vele jaren geobsedeerd was door een jonge dame die ik Anna zal noemen. (Mijn relaas over dit en het volgende voorbeeld werd aangepast om redenen van anonimiteit.) Paul was ervan overtuigd dat Anna ook verliefd was op hem en dat ze een relatie hadden. Hij sprak nauwelijks tegen haar, maar ooit had hij iemand gevraagd haar te zeggen dat hij met haar wou uitgaan. Op een zekere dag gooide hij haar een bos bloemen toe en een andere keer probeerde hij haar een verlovingsring te geven. Anna sprak nauwelijks tegen hem, tenzij om hem te vragen weg te gaan. Dit probleem staat gekend als erotomanie of het syndroom van Clérambault.

Van belang is de manier waarop Paul diverse gebeurtenissen interpreteerde als een bewijs van Anna’s diepe liefde voor hem. Op diverse gelegenheden zagen ze elkaar en zag ze er ontsteld uit. Dit was duidelijk omdat ze verliefd op hem was maar nog niet in staat zich te binden. Iets of iemand hield haar tegen. Toen David, de ex-vriend van Anna, Paul even apart nam en hem uitlegde dat Anna niet in hem geïnteresseerd was, was dat duidelijk omdat David jaloers was van Anna’s liefde voor hem. Toen Paul toevallig opving hoe Anna luidop zei dat ze meer tijd nodig had, was dat bericht aan hem gericht en niet aan de groep mensen waar ze bij stond. Telkens wanneer Paul er bij was en Anna een liedje op de jukebox afspeelde, koos ze voor een liefdeslied dat uiteraard voor Paul bedoeld was.

De manier waarop Paul zijn waandenkbeeld over Anna’s liefde voor hem in stand hield, lijkt op de manier waarop mensen dagelijks ongewone overtuigingen blijven aanhangen, maar dan extremer.

Kijken we naar het geval van Joe. Joe is een bijzonder intelligente man die, toen hij nog werkte, een goede baan had en zijn gezin onderhield. Vóór de gebeurtenissen waar ik het over zal hebben, had hij nooit een geestesziekte gehad. Hij ging met pensioen toen hij 60 was. Kort daarop begon hij theorieën te ontwikkelen over het globale economische systeem. Na enkele jaren waren zijn theorieën het enige wat hem nog bezig hield. Ze werden steeds ingewikkelder en vreemder. Niemand leek geïnteresseerd en niemand was bereid om zijn werk te publiceren. Op een dag schreef hij zich in voor een academische conferentie over economie. Zijn inschrijving werd aanvaard, maar toen hij een abstract voor een voordracht instuurde, werd dat geweigerd. Daarop las hij in de krant dat de Amerikaanse president net de stad had bezocht waar de conferentie zou worden gehouden. Joe besloot hieruit dat de president over zijn theorieën had gehoord en was tussengekomen om te vermijden dat hij ze aan de wereld bekend zou maken. Een andere ongewone bewering van Joe hield in dat op een gegeven moment de VS en Rusland op het punt stonden een oorlog te starten. Toen ze over zijn werk hoorden, bliezen ze die echter af. Joe had dus de Derde Wereldoorlog afgewend.

Uiteraard was Joe’s vrouw hier niet gelukkig mee en ze verliet hem. Joe maakte hieruit op dat zijn vrouw gerekruteerd was door de Britse regering om hem te bespioneren. Hij begon na te denken over het gedrag van zijn kinderen en besloot dat ook zij regeringsagenten waren. Beschouwd als patiënt hield Joe sterk vast aan zijn overtuigingen, zelfs als de meest bizarre daaronder op een vriendelijke manier tegengesproken werden.

In de geschiedenis van de moderne psychiatrie is er heel wat discussie geweest over de vraag of de waanbeelden van psychotische patiënten enige betekenis hebben in hun leven. In het geval van Paul en Joe is het niet moeilijk om te begrijpen waarom ze hun overtuiging aanhingen, eens we hun persoonlijkheid, hun emotioneel leven en hun levenservaringen bekijken. Het geval van Joe leert ons bijzonder veel. Ten eerste merken we dat zijn ideeën met de jaren steeds vreemder, onwaarschijnlijker en zelfs geheel onmogelijk werden. Er leek geen beperking te zijn aan wat hem aannemelijk leek. Laten we dit voor het gemak de psychotische fase noemen. Ten tweede merken we de toenemende paranoia bij Joe: niemand leek naar hem te luisteren of hem ernstig te nemen, zodat hij na enige tijd besloot dat er een samenzwering tegen hem aan de gang was. Opnieuw voor het gemak noemen we dit de paranoïde fase.

Waanideeën en geloof in vreemde en paranormale fenomenen

Zowel Paul als Joe waren ziek en hadden behandeling nodig. De vraag die ik nu wil stellen, is de volgende: is het tweeledige proces dat ik in het geval van Joe beschreef (de psychotische en paranoïde fase) relevant voor onderzoek naar het geloof in vreemde en paranormale fenomenen bij mensen die we niet ziek verklaren? Ik denk dat het antwoord bevestigend luidt. Nemen we het volgende voorbeeld.

Iemand ziet een voorwerp in de lucht en noemt het, bij gebrek aan een duidelijke verklaring, een buitenaards ruimtetuig. Andere gelijkaardige waarnemingen worden gemeld, wat het oorspronkelijke idee versterkt over buitenaardse wezens die de aarde bezoeken. Een andere persoon beweert vervolgens ook echt een buitenaards toestel op de grond gezien te hebben. De buitenaardsen landen nu dus op aarde. Een andere waarnemer ziet wezens die ze opvat als buitenaards. Nu bevinden ze zich onder ons. Iemand beweert er contact mee te hebben gehad. Dan verklaart iemand aan boord van het ruimtetuig te zijn genomen en iemand anders beweert hetzelfde… en iemand anders… enzovoort, tot uiteindelijk honderden mensen beweren zo te zijn ontvoerd. Vervolgens beweert iemand een bewijs gezien te hebben dat miljoenen mensen zijn ontvoerd. Een massale epidemie van ontvoeringen door buitenaardse wezens wordt afgekondigd. Later vertellen mensen dat buitenaardse wezens operaties op hen hebben uitgevoerd en dat ze geknoeid hebben met hun intieme delen. Dan wordt de overtuiging gecreëerd dat ontvoerde vrouwen gebruikt worden voor de voortplanting. Sommige ‘ontvoerde mensen’ beweren dat er stukken metaal bij hen werden geïmplanteerd, enzovoort, enzovoort. Het geloofssysteem breidt zich exponentieel uit, lijkt geen grenzen te kennen, wordt door niets tegengehouden en kent geen beperkingen wat betreft de ideeën en beweringen die eraan worden toegevoegd.

Dit lijkt op de psychotische fase die ik in het geval van Joe beschreef. En wat met de paranoïde fase? Die is doorgaans nodig om te verklaren waarom wetenschappers of ‘het establishment’ weigeren om de overtuigingen in kwestie ernstig te nemen. ‘De overheid steekt alles in de doofpot’ is een veelvoorkomend besluit bij wie gelooft dat buitenaardse wezens ons bezoeken. Sommigen beweren dat overheden actief samenzweren met wezens van andere planeten en zelfs dat onze politici zulke wezens zijn.

Wat is het verschil tussen de bovenstaande vormen van geloof en de waanbeelden van mensen die we geestesziek noemen? Het is duidelijk dat in dit laatste geval de waanbeelden een deel zijn van de persoonlijke wereld van de patiënten en alles te maken hebben met hun persoonlijk leven. In het geval van het geloof in bijvoorbeeld ufo-samenzweringen, hoewel niet minder bizar dan de waanbeelden van geesteszieken, gaat het om de collectieve ideeën en ervaringen van groepen mensen in communicatie met elkaar. Op een of andere manier zorgt het delen van overtuigingen ervoor dat de regels en beperkingen voor wat aanvaardbaar is, minder strikt worden, terwijl het geloof steeds ingewikkelder en meer geïsoleerd van de werkelijkheid wordt. Eens je het in vraag stelt, net zoals wanneer je de waanbeelden van de individuele patiënt tegenspreekt, trek je als het ware aan een losse draad van een kledingsstuk: het hele geloof loopt het gevaar ontrafeld te worden tot de originele bewering, bijvoorbeeld dat buitenaardse ruimtetuigen rond de aarde vliegen.

Het collectieve proces dat ik beschreven heb, is het duidelijkst in sekten. Ik heb deze analyse tevens toegepast op het zich snel verbreidende fenomeen van de meervoudige persoonlijkheidsstoornis (MPS, nu gekend als dissociatieve identiteitsstoornis) in de Verenigde Staten. In de jaren 1980 en 1990 werden de symptomen van MPS, en dus ook van de behandeling ervan, steeds vergezochter. Dit veroorzaakte tegenkanting door sommige psychologen en psychiaters, die de authenticiteit van de diagnose in vraag stelden. Op sommige plaatsen verkondigde men luidop dat de CIA achter deze tegenkanting zat. 1

Tot slot

Nog één ding over Joe. In een laatste wanhopige poging om zijn theorieën aan de wereld kenbaar te maken, beging Joe een ernstige misdaad en werd hij opgesloten in een psychiatrische instelling. Tijdens zijn verblijf daar bleef hij aan zijn theorieën werken. Hij beschouwde zichzelf als een politiek gevangene en geloofde dat de verpleegsters, psychiaters en het ander personeel handelden in opdracht van de overheid. Ik wil deze vraag stellen: indien Joe erin geslaagd was om zijn ideeën te publiceren en een soort aanhang te verwerven, of zelfs een sekte te vormen, zou hij dan tot dergelijke drastische acties zijn overgegaan? En zou hij nu een leven leiden zonder het etiket van geesteszieke en zonder de aandacht van de psychiatrische wereld. Wie weet?

Michael Heap is klinisch en forensisch psycholoog en voorzitter van het Britse ASKE (Association for Skeptical Inquiry).

(vertaling: Herman Boel. Herman Boel is vertaler, skepticus en samen met Robert Todd Carol auteur van Het Woordenboek Van De Skepticus)

NOOT:

1Heap, M. (2007) Reflections on ‘recovered memories’ ‘Skeptical Intelligencer’, 10, 2-11. (Ook beschikbaar op www.mheap.com)

Authors
Michael Heap
Publicatiedatum
21-10-2010
Opgenomen in
Psychotherapie