Plat of rond

Een controverse in het verleden?
22-09-2016

-

door verscheen in :
22 minuten
Leestijd:
Het geloof in een platte aarde lijkt nu zowat het toppunt van waanzin te zijn. Was het vroeger anders?

Zonder in te gaan op de voorstelling van de aarde in verschillende oude culturen, kunnen we stellen dat het idee van een platte aarde vrij intuïtief is. De idee van een plat vlak volgt uit het aanschouwen van een effen terrein of wateroppervlak. We kunnen ons voorstellen dat heel wat eigenschappen van dat vlak onbeperkt kunnen worden doorgetrokken tot het hele aardoppervlak, zo ver het zich uitstrekt.

Het is al een hele stap verder om te veronderstellen dat dit aardoppervlak niet egaal effen is.

Ideeën over de bolvorm van de aarde vinden we het eerst bij de vroege Griekse filosofen. Bij wie precies is niet helemaal duidelijk.

We moeten opletten met de opvattingen van de oudste Griekse denkers die voor Socrates en Plato (eind 5de eeuw v. Chr.) leefden. Hun opvattingen kunnen niet echt beschouwd worden als wetenschappelijke theorieën, ook niet als filosofie in de zin van nu. Er zat ook veel poëzie en religie in. Bovendien bleef er van hun geschriften weinig of niets bewaard. Wat we van hen weten is voornamelijk overgeleverd door antieke auteurs die eeuwen later leefden en wellicht een vervormd beeld van hun opvattingen hebben gegeven. Die auteurs – bekend als de doxografen - vermeldden de oudere denkers vaak in verband met hun persoonlijke opvattingen.

Het is bijvoorbeeld merkwaardig dat Krates van Mallos, een filosoof uit de 2de eeuw v. Chr. die uitdrukkelijk het beeld van een ronde aarde poneerde, beweerde dat de oeroude Griekse dichters Homerus en Hesiodus al wisten dat de aarde rond was. Beide dichters moeten in de 8ste eeuw v. Chr. Hebben geleefd. Hoewel Krates een deskundige was van het werk van Homerus en Hesiodus, is die veronderstelling niet houdbaar.

Hetzelfde is beweerd over Thales van Milete (ca. 640 - ca. 560 v. Chr.), die vaak wordt beschouwd als de eerste Griekse filosoof en wetenschapper. De uitspraak komt van Aëtius, een filosoof die vier eeuwen na Thales leefde (zijn werk kennen we uitsluitend via andere auteurs). Maar dit is in strijd met de algemeen bekende opvatting van Thales (bevestigd door diezelfde Aëtius) dat de aarde op een immense oceaan drijft. Water is voor Thales de oerstof en de zon en alle sterren komen uit het water en duiken erin onder. Van een ronde vorm is geen sprake.

Ook van Thales’ jongere tijdgenoot Anaximander is wel eens gezegd dat hij meende dat de aarde rond was. Wellicht omdat zijn model van de kosmos al heel anders is dan bij Thales. De aarde is bij hem een zuil, een cilinder, waarvan de bovenkant niet plat is, maar gebogen, (althans aan de top?), terwijl de oceaan van Thales nu enkel een grote stroom is aan de randen. Bovendien is de hemel bij Anaximander wel degelijk een bol, of beter, een geheel van ronddraaiende sferen. De aarde bevindt zich in het midden, door het evenwicht is ze in rust. De bolvormige aard van de kosmos komt hier voor het eerst voor. Men kan er het begin in zien van een denken dat leidt naar de bolvormige aarde.

Meestal wordt Pythagoras (ca. 580-495 v. Chr.) beschouwd als de eerste die beweerde dat de aarde rond is. Dat is althans de bewering van enkele doxografen. Echter, volgens Aristoteles’ leerling Theophrastus zou Pythagoras’ jongere tijdgenoot Parmenides de ware vorm van de aarde hebben ontdekt. Omdat Pythagoras’ leer geheim was en enkel aan ingewijden van zijn school werd meegedeeld (dat is ook de reden waarom we moeilijk kunnen nagaan welke opvattingen uit de Pythagoreïsche school van Pythagoras zelf afkomstig zijn), was Parmenides wellicht de eerste die de bewering publiek gemaakt heeft. Overigens had Parmenides’ leermeester Xenophanes nog geleerd dat de aarde een oneindig brede platte schijf is.

Hoe dan ook: het is niet duidelijk welke argumenten men toen gebruikte om te besluiten tot de bolvorm te komen. Een empirische oorzaak kan aan, de basis liggen. De Grieken wisten bijvoorbeeld dat er op het eiland Rhodos en zuidelijker daarvan (zoals in Egypte) een zeer heldere ster (Canopus) boven de horizont komt, die echter onzichtbaar blijft in continentaal Griekenland. Anderzijds wisten reizigers te zeggen dat sterren in noordelijke streken nooit onder gaan. Ook moeten reizigers hebben opgemerkt dat de duur van dag en nacht kan verschillen al naargelang de breedte op aarde (de eerder genoemde Krates vond dit al terug in Homerus’ Odyssea). De ronde vorm van de aarde kon dit verklaren.

Maar hoogstwaarschijnlijk hebben speculatieve argumenten de doorslag gegeven. Parmenides zou hebben beweerd dat de aarde dezelfde vorm moet hebben als de hemel, die volgens hem bestond uit concentrische lagen. De idee van ronddraaiende hemelsferen, die we verder voortdurend in de Griekse kosmologie terugvinden, kwam ook voor in de Pythagoreïsche school en zou het Griekse denken blijvend beïnvloeden. Dat een ronde aarde zich in het midden van een ronde kosmos bevindt, was voor Parmenides evident, omdat de aarde zich dan in evenwicht bevindt. De aarde steunt immers nergens op, maar ligt op een plaats waar ze niet kan bewegen.

Dat idee van een ronde aarde die onbeweeglijk ligt in een sferische kosmos vinden we uitdrukkelijk terug bij Plato (427-347 v. Chr.), die een diepgaande invloed had. Merkwaardig is wel dat Plato in zijn dialoog Phaedo de stervende Socrates laat zeggen dat we de illusie hebben dat we aan de oppervlakte van de aarde leven, terwijl we eigenlijk op de bodem van de atmosfeer leven, alsof het de bodem van de zee is. De atmosfeer werd als een sfeer (vandaar ook de naam) beschouwd.

Na Plato werd er in de antieke wereld nog maar weinig aan de bolvorm van de planeet getwijfeld. Aristoteles verdedigde dit met het volgende argument: als alle zware deeltjes naar het centrum van het universum vallen, dan ontstaat er een lichaam waarvan het oppervlak overal op dezelfde afstand van het centrum moet liggen.

Wetenschappelijke argumenten

Aristoteles geeft echter ook – als eerste – echte wetenschappelijke argumenten die nog altijd geldig zijn. Vooreerst merkt hij op dat maansverduisteringen ontstaan doordat de schaduw van de aarde op de maan valt. De rand van die schaduw is altijd rond, ongeacht de positie van de maan ten opzichte van de aarde. Die schaduw moet dus gevormd worden door een bolvormig lichaam.

Verder merkt hij op dat er in Egypte sterren te zien zijn die meer in het noorden niet onzichtbaar blijven, terwijl in noordelijke streken sterren nooit onder de horizont zakken, maar dat wel doen meer naar het zuiden. Omdat die verschillen zo snel merkbaar zijn komt hij tot de conclusie dat de aarde niet eens zo’n grote bol kan zijn. Hij meent dat het mogelijk moet zijn om Indië te bereiken door naar het westen te varen. Dat er zowel in West-Afrika als in Indië olifanten voorkomen is voor hem een aanwijzing dat beide gebieden niet zo ver van elkaar liggen. Dat laatste is een argument dat Columbus nog zal gebruiken.

Aristoteles is de eerste die een waarde van de omtrek van de aarde geeft al is het niet duidelijk hoe hij daaraan komt. Zowat een eeuw na hem zal de Alexandrijnse astronoom Eratosthenes zijn bekende meting verrichten. Eratosthenes had opgemerkt dat de zon in de zuidelijke Egyptische stad Syene soms loodrecht naar beneden schijnt, terwijl die op hetzelfde moment maar naar het noorden, in Alexandrië, iets lager staat. Uit het verschil in hoek kan de omtrek van de aarde worden afgeleid (we gaan hier nu niet in op de waarde van die afmetingen).

Rond het begin van onze tijdrekening gaf de Griekse geograaf Strabo nog een argument dat de zeevaarders al lang moeten gekend hebben. Bij een naderend schip wordt eerst de top van de mast zichtbaar, terwijl de romp nog onzichtbaar is. Ook worden vanop een schip dat de kust nadert eerst de hoger gelegen delen van het land waargenomen. Dit moest een gevolg zijn van de kromming van de aarde.

Hoe dan ook heeft de Griekse wetenschap - en dan vooral de sterrenkunde - met denkers (figuren kun je hier als sterrenkundige figuren zien, en dat werk ambivalentie in de hand) als Hipparchus en Ptolemaeus, de bolvorm van de aarde als een vast gegeven aanvaard. Of de modale man of vrouw in het Romeinse Rijk zich bewust was van de vorm van de aarde, is nog maar de vraag, maar de intellectuelen in de klassieke GrieksRomeinse periode lijken daar niet aan te hebben getwijfeld. Heeft het christendom daarin verandering gebracht?

“Hij scheidde het water…”

De eerste christenen lijken niet in opstand te zijn gekomen tegen de wetenschappelijke opvattingen van hun tijd. Als een vrij marginale groep van overwegend eenvoudige mensen, hadden ze hiervoor, begrijpelijk, nauwelijks belangstelling. Wanneer er vroeg-christelijke auteurs opduiken die het christendom op een intellectuele manier gaan verdedigen, doen ze dat vaak binnen de traditie van het klassieke denken. Te meer daar ze vaak actief zijn in Alexandrië, het centrum van Griekse wetenschap.

Vanaf de derde eeuw, wanneer het christendom invloedrijker wordt en zich soms agressief gaat opstellen, wordt de vorm van de aarde soms in vraag gesteld. Dat gebeurt het eerst door Lactantius, een vroegchristelijke schrijver die ten aanval trok tegen vrijwel alles wat heidens was. In het boek “Over de valse wijsheid van de filosofen”, een onderdeel van zijn hoofdwerk Divinae Institutiones (begin 4de eeuw), maakt hij de bolvorm van de aarde belachelijk. Hij vindt het absurd dat er mensen zouden bestaan van wie de voeten boven hun hoofden zouden zweven, en dat er plaatsen zouden bestaan waar regen, hagel en sneeuw naar boven zouden vallen. Hij verwerpt het idee dat zware lichamen spontaan naar het centrum van de aarde/kosmos vallen.

Lactantius heeft echter meer de bedoeling de heidense theorieën te ridiculiseren dan er specifiek christelijke opvattingen tegenover te stellen. Christelijke auteurs die de kosmologie in het licht van de Bijbel bespreken, zijn stukken genuanceerder. Over het algemeen zien ze weinig tegenstellingen.

Het enige echte probleem ligt in een passage in Genesis (1, 6-7) waar staat dat God de hemel schiep als “afscheiding tussen de wateren. Hij scheidde het water onder het uitspansel van het water erboven.” Water boven de hemel? Dat is niet te verzoenen met het antieke wereldbeeld, want water is zwaarder dan lucht en moet dus op de aarde vallen. De invloedrijke christelijke auteur Origenes, die al voorstander was van een allegorische interpretatie van de Bijbel, meende dat dit niet letterlijk moet betekenen dat er boven de hemel water is.

Het is pas wanneer de christelijke kerk een staatskerk wordt en gezag begint uit te oefenen over het denken, dat er enkele stemmen voor de platte aarde pleiten. We zijn dan eind vierde, begin vijfde eeuw.

Severianus van Gabala, een invloedrijke preker in Constantinopel, gebruikt in zijn Zes preken over de Schepping uitdrukkelijk het bestaan van het “bovenhemels water” om de idee van een sferisch universum te verwerpen. Volgens hem is de hemel als een tent die over de aarde is uitgespannen. Dat paste in een oudere opvatting dat het Tabernakel (de in het Oude Testament beschreven tent die de Israëlieten in hun tocht door de woestijn gebruikten voor hun eredienst) een allegorie voor de hele wereld was.

Als de hemel die vorm heeft, is er van draaiende hemelsferen geen sprake meer. Het zijn engelen die de hemellichamen voortduwen. De aarde onder die tentvormige hemel is voor Severianus dan ook plat. Als de zon onder de horizon verdwijnt, gaat ze niet “onder” de aarde, maar verplaatst ze zich via het noorden, als het ware verstopt achter een muur. Regen ontstaat doordat het water boven de hemel neervalt door openingen in het firmament.1

Dit “tabernakelmodel” werd rond diezelfde tijd eveneens aangehangen door twee bisschoppen in Klein-Azië, Diodorus van Tarsus en Theodorus van Mopsuestia. Het is vooral in het oosterse christendom dat deze opvatting aanhang heeft. Let wel: de idee van een platte aarde op zich lijkt niet belangrijk te zijn geweest, wel de verwerping van het klassieke, sferische, geocentrische wereldbeeld, dat in strijd was met de Bijbel. Diodorus noemde de verdedigers van dit wereldbeeld atheïsten.

De meeste westerse christelijke denkers waren gematigder. De gezaghebbende kerkvader Augustinus was te zeer beïnvloed door de Griekse filosofen om zich achter zulke afwijzende opvattingen te kunnen scharen. Hij geloofde wel dat er bovenhemels water bestond, maar dat kon daar best in dampvorm zijn. Hoe dan ook, vond hij, moest men zich daar niet al te druk over maken. Het was ook Augustinus die waarschuwde voor een te letterlijke interpretatie van de Bijbel.

Kosmas de Indiëvaarder

Meer dan een eeuw later, rond het jaar 550, zien we een echte beschrijving van een platte aarde opduiken. Dan verschijnt in het Oost-Romeinse Rijk een boek bekend als de Christelijke Topografie. De auteur is de Alexandrijnse monnik en voormalige zeeman Kosmas, die tot in Indië en het huidige Sri Lanka is geweest en daarom bekend staat als Kosmas Indikopleustes (Kosmas de Indiëvaarder).

Het boek geeft overigens een interessante beschrijving van de plaatsen waar Kosmas geweest is: langs de Rode Zee en de Indisch Oceaan. De eerste hoofdstukken zijn echter een hevige aanval “tegen hen die, terwijl ze beweren het christendom aan te hangen, denken en zich voorstellen als de heidenen dat de hemel sferisch is”. Hierin geeft hij een beschrijving van het universum naar het model van het Tabernakel. Zonder daar diep op in te gaan, kunnen we enkele van zijn stellingen weergeven:

  • Het is absurd te geloven dat de aarde zich in het centrum van het universum bevindt: de aarde is zo zwaar, dat ze alleen op de bodem van het universum kan liggen. Onder de aarde ligt er niets meer.
  • De aarde is omringd door een oceaan. Rond de oceaan ligt een andere aarde. Daar was ooit het aards paradijs en daar leefden de mensen voor de zondvloed.
  • Aan de randen van deze transoceanische aarde staan de wanden van de hemel: vier steile wanden, een voor elke windstreek.
  • Het gewelf van de hemel is als een halve cilinder, rustend op de noordelijke en zuidelijke wanden.
  • Zon, maan, sterren en planeten worden voortgedreven door engelen; die zorgen ook voor de veranderingen in de beweging, waardoor de seizoenen ontstaan.
  • In het noorden bevindt zich een kegelvormige hoge berg, waar zon, maan en sterren achter verborgen zijn als ze zijn ondergegaan.
  • De zon is vrij klein en staat dichtbij, hetgeen verklaart waarom ze op verschillende breedten onder een andere hoek wordt gezien.

Misschien was Kosmas’ boek typisch voor de bigotte tijd waarin hij leefde (een tijd waarin op concilies zwaar gebakkeleid werd over wat de precieze natuur van Christus moest zijn), maar veel invloed had het niet. Binnen de kerk was Kosmas een onopvallend figuur. Mogelijk behoorde hij tot de nestorianen, een van de kerken die zich door het gekibbel afscheidden van de orthodoxe kerk. Enkele tijdgenoten hebben zijn theorie uitdrukkelijk afgewezen.

In de zevende eeuw verschijnen er enkele marginale werken, zoals de “Cosmografie van Aethicus van Istrië” en de “Cosmografie van Ravenna”, die beide een platte aarde beschrijven (en in het eerste geval zelfs een platte zon!), maar vol verzinsels staan. De trend om zich tegen het heidense wereldbeeld te keren is er duidelijk niet meer. De kerkvader Isidorus van Sevilla (ca. 560-636) publiceert een paar encyclopedische werken waarin het idee van een sferische kosmos wordt overgenomen. Hoewel hij ergens schrijft dat de aarde “zoals een rad is” (sicut rota est)2, wat sommigen als een voorstelling van een schijfvormige aarde geïnterpreteerd hebben, aanvaardt hij in andere passages de bolvorm van de aarde.

Een eeuw later schrijft de Engelse monnik Beda Venerabilis een soort astronomisch handboek, dat uitgaat van de bolvorm van hemel en aarde. Die bolvorm maakte deel uit van de kennis die Ierse monniken in de Karolingische tijd over Europa verspreidden. Het christelijke Europa zal die bolvorm niet meer in vraag stellen. Zo droegen keizers en koningen tijdens de middeleeuwen een bolvormig attribuut, de rijksappel, een symbool dat de Romeinse keizers gebruikten voor hun heerschappij over de wereld.

Tegenvoeters

De idee van de platte aarde is in het vroege christendom dus lang niet zo populair geweest als men zou denken, en in de christelijke middeleeuwen was ze zelfs vrijwel onbestaande, althans onder geleerden. Wel wordt de discussie over het bestaan van tegenvoeters of antipoden wel eens verward met het in vraag stellen van de ronde aarde.

Doordat men ervan overtuigd was dat de aarde rond was, begon men te begrijpen dat het klimaat op lagere breedten steeds warmer was. Aan de evenaar zou het dan zo warm kunnen zij, dat die streken voor mensen ontoegankelijk en onbewoonbaar waren. Of er aan de onderkant van de aardbol mensen leefden, was niet duidelijk.

We hebben gezien dat Lactantius al spotte met de idee van tegenvoeters. Augustinus had daarover de grootste twijfels. Zelfs als de aarde rond is, zo merkte hij op, dan is het niet zeker of er in het zuidelijk halfrond wel land boven water uitsteekt, laat staan dat het bewoond is. Hoe zouden mensen die van Adam afstammen tot daar zijn geraakt? Isidorus van Sevilla noemde hen “fabelachtig” en zei dat er geen redenen waren om hun bestaan aan te nemen.

Slechts in één geval lijkt de vraag over het bestaan van antipoden meer te zijn geweest dan een louter intellectuele kwestie. In 748 kwam Bonifatius, de missionaris die grote delen van Duitsland tot het christendom bekeerde, in aanvaring met Vergilius, een Ierse monnik die abt was geworden in Salzburg. In een brief aan paus Zacharias beklaagde Bonifatius zich erover dat Vergilius het in zijn toespraken had over het bestaan van “een andere wereld en andere mensen beneden de aarde”. De paus antwoordde, dat als Vergilius dat werkelijk gezegd had, hij door een concilie moest worden veroordeeld en afgezet. Hoe deze zaak afliep is niet bekend, maar Vergilius is hoogstwaarschijnlijk nooit veroordeeld, aangezien hij later bisschop van Salzburg werd en uiteindelijk zelfs heilig werd verklaard.

Achterlijke middeleeuwen

Kortom, het idee van de platte aarde vond in de middeleeuwen weinig verdedigers. De kerk heeft ook nooit iemand veroordeeld die de bolvorm van de aarde verdedigde. Maar in de negentiende eeuw ontstond de overtuiging dat het geloof in een ronde aarde in de middeleeuwen strijdig was met de kerkelijke leer en dat wie aan een platte aarde geloofde de brandstapel riskeerde.

Die overtuiging kwam er vooral onder invloed van Antoine-Jean Letronne (1787-1848), een vooraanstaand Frans filoloog en archeoloog. Deze meende dat de kerkvaders de idee van een ronde aarde verwierpen. Hij kende het werk van Severianus en Kosmas en meende dat hun bizarre opvattingen een blijvende invloed hadden gekregen in de middeleeuwen. Letronne was een knap en kritisch geleerde, maar hij was een kenner van de oudheid, niet van middeleeuwen, die hij zoals zovelen van zijn tijd als een achterlijke periode beschouwde.

Kort voor Letronne had de Amerikaanse schrijver Washington Irving in een roman over Columbus de idee verspreid dat Columbus veel tegenkanting kreeg omwille van zijn plan om Indië te bereiken via een westelijke vaart, omdat men niet geloofde dat de aarde rond was.

De misvatting dat de achterlijke middeleeuwers geloofden dat de aarde plat is, is uitgegroeid tot een echte mythe, die nog niet helemaal lijkt te zijn verdwenen. Het is wel zo dat zeker in de vroege middeleeuwen de kennis van de astronomie in het christelijke Europa op een lager peil stond dan in de oudheid, ook al omdat boeken van klassieke auteurs niet meer beschikbaar waren, maar dat betekent niet dat ze totaal afweken van wat vroeger bekend was.

Soms wordt de – niet bestaande – controverse over de bolvorm van de aarde verward met de discussie over het heliocentrisme – de leer van Copernicus3 – en de daaraan gekoppelde vraag of de aarde beweegt. Om een sterk voorbeeld te geven: in een in 1962 in Nederlandse vertaling uitgegeven Duits jeugdboek over Copernicus lezen we hoe de student Copernicus het werk van Ptolemaeus bestudeert en er verneemt dat de aarde een schijf is die het middelpunt van het heelal vormt. Zijn professor vertelt hem echter dat Pythagoras verkondigde dat de aarde een bol was, maar dat de kerk deze opvatting verboden heeft. Dat laatste klopt dus niet en in elk geval gaat Ptolemaeus uit van een ronde aarde. Omdat het boek blijk geeft van een goede kennis over leven en werk van Copernicus, moet de auteur die verzinsels er moedwillig aan hebben toegevoegd, om het allemaal een beetje dramatischer te maken.

En de islam?

De houding van de islam in deze kwestie is niet zo verschillend. Zoals bekend werd in het gouden tijdperk van de Arabische beschaving (9de eeuw), en dan vooral onder de Abbassiedenkalief al-Mamoen, de Griekse wetenschap en zeker de Griekse sterrenkunde door de Arabieren gretig overgenomen. De bolvorm van de aarde werd daarbij ook aanvaard. Al-Mamoen liet zelfs metingen uitvoeren van de afmetingen van de aarde.4

Alle islamitische astronomen hebben de kosmologie met een ronde aarde gebruikt. Sterker, vermits moslims geacht worden in de richting van Mekka te bidden, hebben deze astronomen soms methoden gezocht voor het bepalen van deze richting (de qibla) op basis van de ronde aarde.

Het is pas eeuwen later, toen islamitische theologen een strengere houding tegenover de wetenschap gingen aannemen, dat sommige exegeses van de Koran bezwaar maakten tegen de bolvorm.

Het gaat dan vooral over Koranverzen waarin staat dat Allah de aarde heeft “uitgespreid”.5 Het bewuste Arabische werkwoord “uitspreiden” (dahaahaa) wordt gebruikt voor het uitspreiden van een tapijt (sommige vertalingen geven zelfs dat de aarde werd “uitgespreid als een tapijt”) en komt dus neer op platdrukken.

De meeste Korangeleerden lijken dit niet als een bezwaar tegen de ronde aarde te hebben beschouwd. De aarde, zo zeggen ze, is zo groot dat ze vlak lijkt. Pas rond 1500 verschijnt een commentaar dat stelt dat islamitische wetsgeleerden aannemen dat de aarde vlak is, en geen bol zoals de astronomen beweren.

De kwestie raakt echter niet de dogma’s van de islam en lijkt de overgrote meerderheid van de moslims dan ook niet beroerd te hebben.

Maar vermits de Koran geacht wordt volledig in overeenstemming te zijn met de wetenschap en die zelfs bevestigt, is gezocht naar een andere interpretatie van de bewuste Koranverzen. Omdat dahaahaa ook “struisvogelei” kan betekenen, wordt dit woord soms vertaald als “eivormig geschapen”, in plaats van “uitgespreid”.

Eivormig kan als synoniem voor rond beschouwd worden. De meeste moslims maken dan ook geen problemen van een ronde aarde, hoewel een fundamentalistische stem dit af een toe wel eens in vraag durft te stellen6. Dat de Koran zou beweren dat de aarde plat is, is een uitspraak die regelmatig terug te vinden is op websites die de islam in een kwaad daglicht willen stellen.

Omgekeerd vinden we op islamitische sites ook beweringen dat de Koran al leerde dat de aarde rond is in een tijd (zesde eeuw) toen dat nog niet wetenschappelijk kon worden aangetoond! Dat past in de opvatting van sommigen dat alle wetenschap in de Koran terug te vinden is…

Het is ironisch dat diegenen die zich afzetten tegen islamofobe aanvallen, soms zelf afkomen met de fabel van de platte aarde in de christelijke middeleeuwen. De bekende islamofiele publicist Lucas Catherine beweert in zijn boeken meermalen dat de moslims “al” wisten dat de aarde rond was en meent zelfs te weten dat Columbus – in tegenstelling tot wat de kerk leerde - wist dat de aarde rond was... omdat hij die kennis van een Arabier had gehaald.7

Besluit: het idee van een ronde aarde, een product van de Griekse cultuur, heeft merkwaardig weinig weerstand ondervonden bij de navolgers van die Griekse cultuur. Het is pas recentelijk dat er meer openlijk voor de platte aarde wordt gepleit.

En ja… Sinds de zeventiende eeuw weten we dat de aarde géén bol is. Descartes veronderstelde op basis van zijn wervelingentheorie dat de aarde aan de polen moest zijn uitgerekt. Newton daarentegen berekende op basis van zijn mechanica dat de doorsnede van de aarde aan de polen korter is dan aan de evenaar. Nauwkeurige metingen aan de evenaar (in Zuid-Amerika) en in de poostreken (Lapland) leidden in 1738 tot de conclusie dat Newton gelijk had. De aarde is niet plat… maar wel afgeplat.

 

Bronnen

  1. In die betekenis moet ook het openen van de hemelsluizen voor het begin van de zondvloed (Genesis, 8, 2) worden begrepen.
  2. Etymologiae, XIV, ii, 1
  3. Heinz Polzer: Copernicus – Alles draait om de zon. Amsterdam, 1962 (vertaling van Alles dreht sich um die Sonne, Schloß Bleckede a.d. Elbe 1949. In een andere passage wordt Copernicus door zijn medestudenten uitgelachen als ze vernemen dat Columbus via het westen naar Indië is gevaren en Copernicus meteen zegt dat dit betekent dat de aarde een bol is. Veel later verneemt de oudere Copernicus dat een schip van de vloot van Magellaan de wereld is rondgevaren...
  4. Meestal neemt men de richting die gegeven wordt door een grote cirkel (een cirkel gevormd door de doorsnede van het aardoppervlak met een vlak dat door het middelpunt van de aarde gaat). De lijn tussen twee punten op een grote cirkel geeft de kortste afstand langs het aardoppervlak.
  5. Zoals de Koranverzen 70,19 (En Allah heeft de aarde voor u uitgespreid) en 79,30 (En ook de aarde spreidde hij uit).
  6. Bekijk bij voorbeeld ter illustratie de onderhoudende (?) discussie op YouTube ‘Muslim scientist says world is flat and the sun revolves around the earth because Quran says so’.
  7. Lucas Catherine: Van Morendoders tot botsende beschaving • De duizendjarige oorlog tegen de islam (2007). In werkelijkheid gebruikte Columbus metingen van de Perzische astronoom Alfraganus om daaruit af te leiden dat de aardomtrek kleiner was dan algemeen werd aangenomen en Japan niet zo ver westwaarts van Europa zou liggen. Daarin vergiste hij zich lelijk.
Authors
Tim Trachet
Publicatiedatum
22-09-2016