Bergense engelen

Een legende uit het begin van de Grote Oorlog
13-04-2015

-

door verscheen in :
9 minuten
Leestijd:
De Eerste Wereldoorlog was een broeinest van legenden en mythen. Een van de bekendste is die die de Engelsen de ‘Angels of Mons’ noemen. Ze is nu honderd jaar oud.

Voor het toenmalige Britse Rijk begon en eindigde de Eerste Wereldoorlog in Bergen (Mons). De stad werd immers precies op de dag van de Wapenstilstand door Canadese troepen bevrijd.

Meer dan vier jaar eerder, op 22 augustus 1914, nam een Brits legerkorps stelling voor het kanaal Bergen-Condé. Bedoeling was het Duitse eerste leger van generaal von Kluck, dat in een forse mars België doorkliefde en door Henegouwen naar Frankrijk oprukte, tegen te houden. Op 23 augustus vond de eerste botsing plaats. De circa 80.000 Britten kregen een dubbel zo grote Duitse troepenmacht tegen zich. Hun positie werd snel onhoudbaar en al na enkele uren werd de aftocht geblazen. Het korps trok de Franse grens over, in zuidelijke richting, achtervolgd door de Duitsers. Dat was het begin van de “grote terugtrekking” (Great Retreat of Retreat of Mons). In lange, uitputtende marsen zakten de 80.000 Britten de volgende dagen steeds dieper weg in Frankrijk, nauwelijks tijd nemend om te eten of slapen, waarbij de achterhoede soms felle gevechten met de Duitsers leverde. Dat het ervaren Britse beroepsleger aan vernietiging ontsnapte, was op zich al een reden om de operatie als een succes voor te stellen. Maar omdat von Kluck meende dat de Britten verslagen waren, zette hij de achtervolging stop en sloeg een andere richting in. Dat gaf de Britten de kans, om samen met de veel talrijkere Franse legers, een tegenaanval in te zetten en de Duitse opmars te stoppen in de slag aan de Marne (6-9 september).

Op het thuisfront werd dit alles uiteraard met de grootste belangstelling gevolgd. Voor Groot-Brittannië was het de eerste keer sinds Waterloo – toen 99 jaar eerder – dat Britse troepen zo dichtbij huis werden ingezet. De Britse legerleiding was zeer karig met nieuws over de toestand en de stemming in de pers was pessimistisch. The Times schreef zelfs dat de Duitsers evenmin konden worden tegengehouden als de golven van de zee. Dat de Britten aan de vernietiging konden ontsnappen leek bijna een mirakel.

Verschijning van boogschutters

In deze sfeer verscheen op 29 september een kort verhaal in de Londense krant Evening News. Onder de titel The Bowmen stond te lezen hoe een achterhoede van de Engelse soldaten weerstand moest bieden aan een massale Duitse aanval. Op zeker moment riep een van hen de Latijnse spreuk Adsit Anglis Sanctus Georgius (Moge Sint-Joris de Engelsen bijstaan). Daarop verscheen voor de soldaten een lange rij gedaanten in een schijnsel. Ze leken op boogschutters en schoten een wolk van pijlen af in de richting van de Duitse linies. Duizenden Duitse soldaten werden gedood en de aanval werd afgeslagen. Sint-Joris, de patroon van Engeland, had de befaamde Engelse boogschutters uit de slag bij Azincourt (1415) opgeroepen om hun landgenoten ter hulp te komen. De auteur van dit verhaaltje was Arthur Machen (1865-1947), die als journalist voor de Evening News werkte, maar vooral bekendheid genoot als auteur van fantastische verhalen in de Engelse “gotische” traditie. Machen had een afkeer van wetenschap en een grote belangstelling voor het occulte. Hij was zelfs een tijdje lid van de zeer occulte Hermetical Order of the Golden Dawn, waar ook William Butler Yeats en Aleister Crowley toe behoorden.

The Bowmen was fictie, hoewel de krant dat niet uitdrukkelijk vermeldde. De stijl van het stuk, geschreven als een ooggetuigenverslag “met instemming van de censuur”, gaf althans in het begin een realistische indruk. Het kon dus dat sommige lezers dit schrijfsel voor waarheid hebben aanzien. Vaak is aangenomen dat dit op grote schaal gebeurd is en dat zo een legende ontstond. Er zijn echter geen aanwijzingen dat de publicatie op 29 september 1914 meteen voor veel ophef zorgde.

Wel werd Machens verhaal in de volgende maanden overgenomen in allerlei parochieblaadjes van de Engelse Kerk. Bovendien kreeg hij vragen van twee tijdschriften, het spiritistische blad Light en The Occult Review over de oorsprong van het verhaal. Hij beaamde dat hij het had verzonnen en dat berichten over de grote terugtrekking enkel als inspiratie hadden gediend. Toch publiceerden de twee tijdschriften, in respectievelijk april en mei 1915 artikelen waarin beweerd werd dat bovennatuurlijke krachten de Britse troepen bij Bergen ter hulp waren geschoten. Kort daarvoor, op 3 april 1915, had de Engelse provinciale krant Hereford Times gemeld dat twee Britse officieren bij de terugtrekking uit Bergen hadden gezien hoe een groep engelen zich tussen hun troepen en de vijand hadden geplaatst, waarop de Duitsers bleven staan en niet meer schoten, zodat de Britten konden ontkomen. Als bron van het verhaal citeerde de krant de dochter van een anglicaanse kanunnik die het van elk van de twee officieren afzonderlijk had vernomen.

Verhaal krijgt religieuze insteek

Dit verhaal wijkt sterk af van dat in The Bowmen: er is sprake van engelen, niet van boogschutters, en er worden geen Duitsers gedood. Blijkbaar hebben Light en The Occult Review na deze publicatie alle remmen losgelaten en hun versie van het ‘gebeuren’ gepubliceerd. Ook in kerkelijke kringen nam de aandacht toe.

Al snel was er geen houden meer aan. De beweringen over reddende engelen werden in Engeland zeer serieus genomen. Een vooraanstaande geestelijke meende dat geen volwaardig modern mens gek genoeg kon zijn om ze als hallucinaties af te wijzen. Het geloof erin werd een vorm van patriottisme, zodat twijfelen zeer moeilijk werd. Temeer daar meer ‘getuigenissen’ hun weg naar de pers vonden, zij het meestal uit de tweede of derde hand.

The Occult Review publiceerde in augustus het relaas van een verpleegster die van verscheidene gewonde soldaten had vernomen hoe bovennatuurlijke wezens de Britse troepen ter hulp waren geschoten. Soldaat Robert Cleaver was bereid onder ede te verhalen dat hij de engelen had gezien. Arthur Machen sloeg een andere toon aan. Hij gaf rond die tijd zijn verhaal (samen met enkele andere) opnieuw uit in het boekje The Angels of Mons. The Bowmen and other legends of the war. In een voorwoord bevestigde hij uitdrukkelijk dat het om fictie ging en dat het aan de basis lag van de geruchten over engelen. Hoewel het boek snel uitverkocht was, maakte zijn uitleg weinig indruk.

Toch doken er kritische opmerkingen op. Zo bleek soldaat Cleaver helemaal niet aan de slag bij Bergen te hebben deelgenomen, want zijn eenheid was toen nog in Groot-Brittannië. De dochter van de kanunnik schreef in een reactie verkeerd te zijn geciteerd en niets af te weten van officieren die engelen hadden gezien. En het verhaal van de verpleegster werd niet door haar collega’s bevestigd. Zelf beweerde ze dat het de troepen verboden was om te vertellen over wat ze hadden meegemaakt. Interessant is ook dat de Society for Psychical Research, de oudste parapsychologische vereniging ter wereld, de zaak onderzocht en in december 1915 tot de conclusie kwam dat de verhalen enkel op geruchten waren gebaseerd.

In de concrete ooggetuigenissen van militairen ging het niet over engelen of boogschutters. Sommige deelnemers aan de Great Retreat herinnerden zich wel vreemde lichtverschijnselen, of hadden de indruk grote troepen ruiters in de verte te hebben zien oprukken. Dat gebeurde terwijl ze zelf extreem vermoeid door de duisternis marcheerden. Die getuigenis werden hoe dan ook veel later opgeschreven. In documenten uit die tijd zelf, de vele legerrapporten, brieven en dagboeken van de militairen, zowel Britse als Duitse, vindt men nergens melding van ‘bovennatuurlijke’ verschijnselen. Die duiken pas op in de lente/zomer van 1915.

 

Nood aan hoopgevende woorden

Waarom dan pas? Wellicht waren er psychologische oorzaken. Het begin van 1915 was zeer teleurstellend voor de geallieerden. Nadat al duidelijk was geworden dat de oorlog niet voor Kerstmis 1914 zou eindigen, waren Fransen en Britten er ondanks zware verliezen niet in geslaagd een deel van het door de vijand veroverde terrein terug te winnen. Duitse onderzeeërs brachten massaal Britse schepen tot zinken. Geestelijken vonden het hun plicht om de bevolking op te beuren door te benadrukken dat God aan hun kant stond. Verhalen van reddende engelen konden daar bij helpen.

Het is daarom niet onmogelijk dat het gerucht opzettelijk de wereld werd ingestuurd om het moreel op te vijzelen. In zijn in 1931 gepubliceerde oorlogsmemoires schreef brigadegeneraal John Charteris, die tijdens de oorlog bij de Britse militaire inlichtingendienst werkte, dat er al begin september 1914 een gerucht rondging van een engel die bij Bergen de Duitsers tegenhield. Bovendien zou hij in februari 1915 hebben vernomen dat het gerucht afkomstig was van een “religieus geïnspireerd man” die naar huis had geschreven dat de Duitsers waren tegengehouden “alsof een Engel van de Heer voor hen was verschenen”. De brief verscheen in een parochieblad en het “alsof” werd snel vergeten. Charteris’ relaas klopt niet, want zoals eerder aangetoond is er voor april 1915 geen sprake van engelen en de door hem geciteerde documenten zijn onvindbaar. Loog hij welbewust?

Charteris hield zich in de inlichtingendiensten ook met desinformatie bezig, zoals het verspreiden van geruchten. Zo zou hij betrokken zijn geweest bij het zeer ophefmakende gerucht dat de Duitsers tijdens de oorlog fabrieken hadden om menselijke lijken te verwerken. Tegelijk beweerden sommige lieden die in 1915 het verhaal van de engelen als waar verdedigden, hun informatie bij officieren hebben gehaald. Inderdaad, niet onmogelijk.

Hoe dan ook, over de Angels of Mons zijn alleen tijdens de oorlog al minstens een half dozijn boeken verschenen. En ook daarna bleef het onderwerp boeien, vooral bij de adepten van het paranormale. Zo is ooit beweerd dat Machen via telepathisch contact een correcte weergave van de werkelijkheid had gegeven. En in 1930 “onthulde” een krant dat de Britten met een reusachtige schijnwerper beelden van engelen op de wolken hadden geprojecteerd om de Duitsers af te schrikken!

Het verhaal van de Bergense engelen is misschien de meest bekende van de ontelbare legenden en vreemde geruchten die tijdens de Eerste Wereldoorlog ontstonden. Veel van die legenden hadden een duidelijk religieuze inslag. De plotselinge ommekeer van de oorlog in september 1914 is om meerdere redenen bekend als ‘het wonder van de Marne’ (de naam is afkomstig van de Franse katholieke en nationalistische schrijver Maurice Barrès, die onder invloed van het occultisme stond). Er waren allerlei geruchten dat tijdens de slag aan de Marne “een maagd” aan de Duitsers op hun weg naar Parijs was verschenen. Dat was of de Heilige Maagd (de slag werd gestreden tijdens het feest van de geboorte van Maria op 8 september), of de heilige Genoveva (de patroonheilige van Parijs die in 429 de stad tegen een aanval van de Hunnen behoedde), of de door Barrès sterk vereerde Jeanne d’Arc (die vlak na de oorlog heilig zou worden verklaard).

Een andere Franse katholieke schrijver, Léon Bloy, citeert een stichtelijk verhaaltje van dichter bij huis. Toen de Duitsers in 1914 het bedevaartsoord Scherpenheuvel betraden, probeerden ze tevergeefs de poorten van de basiliek met het wonderbaarlijke Mariabeeld in te beuken. Om ze toch open te krijgen haalden ze er kanonnen bij. Maar voor de kanonnen konden vuren, gingen de poorten vanzelf open. De ruiters die de basiliek willen binnenrijden vielen dood neer…
 

James Hayward: Myths and Legends of the First World War (2008)
Steve MacGrego: Smoke without fire: A re-examination of the Angel of Mons MilitaryHistoryOnline.com (2011)

 

Tim Trachet is stichtend lid en erevoorzitter van SKEPP

Authors
Tim Trachet
Publicatiedatum
13-04-2015