Het nieuwste boekje in de reeks "De Skeptische Kijk", over pseudogeschiedenis op maat van de sociale media
U kan het hier bij ASP bestellen of de betere boekhandel binnenstappen.
De andere boekjes in de reeks vindt u hier.
Met dank aan uitgeverij Academia Press te Gent. Met hun toestemming mogen we hier een samenvatting publiceren van de kernpunten uit het boek De HR-ballon. 10 populaire praktijken doorprikt.
MBTI of voluit Myers-Briggs Type Indicator is een persoonlijkheidsvragenlijst (alhoewel aanbieders steeds vaker beweren van niet, wat haaks staat op alle pogingen van CPP om te “bewijzen” dat het om een betrouwbare test gaat, ondermeer door het publiceren van betrouwbaarheidscijfers en het ter beoordeling aanbieden van de test aan de COTAN-commissie), gebaseerd op 16 zogenaamde persoonlijkheidstypes.
Daar zijn verschillende redenen voor:
MBTI gaat terug op Carl Gustav Jung (1875-1961), die ze in 1921 beschreef maar ze op zijn beurt baseerde op het speculatieve werk van William James . Jung was een notoir gelover in astrologie, spiritualisme, telepathie, telekinie, helderziendheid en extrasensorische waarneming . Ook zijn voorganger William James (1842-1910) zat in dezelfde hoek: hij was ondermeer een spokenjager en geloofde in communicatie met de geesten via mediums in seances. De typologieën werden nooit empirisch bewezen. (bron: Anders Leiden, eveneens uitgegeven bij Academia Press).
De theoretische grondslagen van Jungs ideeën vinden hun oorsprong in zowel de psychoanalyse, als het geloof in het paranormale en telepathie en het mythologisch denken. De psychoanalyse gaat er grotendeels van uit dat psychische problemen worden veroorzaakt door vergeten of verdrongen conflicten, ervaringen en verlangens uit de kindertijd. De geestelijke vader was natuurlijk Sigmund Freud die de term ‘psychoanalyse’ voor het eerst gebruikte in 1896.
Jung ontwikkelde ook zijn eigen psychoanalytisch gedachtegoed. Hij bedacht bijvoorbeeld ook de termen ‘individuatie’ (een persoonlijk ontwikkelingsproces dat een verband legt tussen het ‘ego’ en het ‘zelf’) en de ‘schaduw’ (een archetypevorm die alle negatieve eigenschappen die het individu wil ontkennen bevat, inclusief onze dierlijke instincten). Hij geloofde ook dat dromen dienden om het psychisch evenwicht te herstellen.
De tweede grondslag was zijn geloof in het paranormale en telepathie. Hij ontleende bijvoorbeeld de term ‘synchroniciteit’ aan de Lamarckiaanse bioloog Paul Kammerer (1880-1926), die op basis van zijn dagboek besloot dat eigenaardige samenlopen van omstandigheden geen echt toeval konden zijn. Jung omschreef synchroniciteit als ‘betekenisvolle toevalligheden’ waarbij geestelijke processen in de tijd samenvallen met ‘fenomenen in de wereld van de perceptie’. Het concept van synchroniciteit leidde Jung ertoe te beweren dat al zijn patiënten ouder dan 35 jaar konden geholpen worden met kennis over archetypes die zich in ‘het collectieve onderbewustzijn’ bevinden. Deze archetypes vinden hun oorsprong niet in de fysieke wereld maar bestaan los daarvan in een ‘parallel universum’ (metafysisch – de derde grondslag). Maar elk menselijk brein heeft hier volgens Jung toegang toe. Psychische aandoeningen zouden ontstaan doordat mensen worden belaagd door geesten die zich in die metafysische wereld van het collectieve onbewuste zouden bevinden. Toegang tot het collectieve onderbewustzijn zou de oplossing zijn voor psychische aandoeningen.
Het geloof van Jung in het paranormale en de metafysische archetypes in combinatie met de psychoanalyse leidde ertoe dat Jung zijn nu befaamde ‘Typen’ ontwikkelde.
Voor wie er na dit overzicht van de belangrijkste ‘theoretische grondslagen’ nog zou aan twijfelen: de typologieën van Jung werden nooit empirisch bewezen. Het excuus is dat ze niet kunnen getest worden met de huidige wetenschappelijke methodes is daarbij weinig overtuigend. Jung deed geen wetenschappelijk onderzoek en baseerde zich vooral op eigen waarnemingen en anekdotische vertellingen, en dit bovendien in een periode waarin hij door velen werd omschreven als psychisch ziek. Dit zijn de belangrijkste redenen waarom testen gebaseerd op de ‘theorie’ van Jung bijna steevast negatief worden beoordeeld op basis van een ondeugdelijke theoretische grondslag (bijv. De beoordeling van de MBTI door de COTAN).
De types van Jung kwamen tot stand op basis van de combinatie van twee oriëntaties (extravert versus introvert: E/I) en volgens vier informatieverwerkingsmanieren:
Isabel Meyers-Briggs en Katherine Cook Briggs (haar moeder) hebben dit systeem uitgebreid op basis van de bewering dat Jung een onderscheid maakte tussen 16 types op basis van 4 tegenstellingen (of dichotomieën):
Onze bezwaren zijn de volgende:
De aanbieders van de MBTI spuien vaak ook een aantal mistbanken die stuk voor stuk ontkracht werden door wetenschappelijk onderzoek:
Mistbank 1: alle types zijn goed: onjuist want extreme persoonlijkheidstrekken of gedrag leveren vaak problematisch gedrag op (bijvoorbeeld krijgen mensen die vaak boos worden of dominant zijn problemen in hun relaties).
Mistbank 2: mensen hebben behoefte aan een vereenvoudigde werkelijkheid: onjuist want mensen gaan daardoor alleen maar de dingen heel erg versimpelen en anderen “labelen” en zo hun vooroordelen versterken. Het menselijke brein is goed uitgerust om complexe menselijke interacties aan te kunnen.
Mistbank 3: Ingenieurs hebben graag modellen en eenvoudige kapstokken, daarvoor is MBTI uitermate geschikt: een ergerlijk staaltje van stereotypering waarbij aan mensen hun intellectuele capaciteiten en sociale vaardigheden wordt getwijfeld.
Mistbank 4: Je helpt mensen met MBTI want dan kunnen ze beter reageren op hun gesprekspartner door hun type in te schatten. (Ook nuttig voor verkopers!): onjuist want waarom zou je om jezelf te kennen een test als MBTIâ nodig hebben, en voor anderen niet?
Mistbank 5: Je hoeft geen wetenschappelijk juist instrument te gebruiken om mensen met elkaar in discussie te brengen en hun zelfkennis te verhogen: onjuist want alleen deugdelijke wetenschappelijke instrumenten zorgen voor betrouwbare kennis. Ons brein is niet in staat om te ontsnappen aan vele vormen van bias. Met een feilbaar brein en een onjuist meetinstrument kan je geen juiste uitspraken doen. Mensen discussiëren dan op basis van foute gegevens; hoe kan dit zelfkennis vergroten?
Mistbank 6: Mensen herkennen zich, dus is het instrument goed: onjuist en dat is net het argument waar pseudowetenschappers en paranormalen zich van bedienen. Het probleem dat wanneer mensen iets herkennen, ze dan denken dat het goed is, staat in de psychologie bekend als het Forer- of Barnumeffect.
Mistbank 7: MBTI is geen meetinstrument, het is een methode: onjuist, zeggen dat het “geen meetinstrument is maar een methode” is even gek als beweren dat een meetlat niet dient om te meten, maar om lijnen te trekken. Met een dergelijk argument tracht men diegenen die wat kritisch zijn en hoge eisen stellen op het vlak van meten, de mond te snoeren. Op de website van de uitgever staat overigens te lezen: “The MBTI® meets and exceeds the standards for psychological instruments in terms of its reliability”… of nog: “…the Myers-Briggs personality inventory is a good choice. It’s a highly reliable solution that can be used alone or …”
Mistbank 8: Als iemand zich goed voelt bij het lezen van een horoscoop, wie ben ik dan om hem daarin tegen te spreken, dus waarom niet met MBTI werken?: Onjuist want mensen worden met leugens en onjuistheden op het verkeerde been gezet. Als je voor leugens en onjuistheden bovendien geld vraagt ben je minstens onethisch bezig. Er zijn ook veel mensen die zich aanvankelijk goed voelden bij een alternatieve geneeswijze, maar nadien veel sneller stierven dan bij een reguliere medische behandeling…
Mistbank 9: Het enige dat telt is het referentiekader dat je aanreikt. Gevaarlijk, want wanneer je vertrekt van een fout en leugenachtig referentiekader versterk je de neiging bij mensen om te denken als “entity theorists” (Dweck): mensen die geloven dat wij onveranderbaar zijn. Als de sociale psychologie één zaak afdoend heeft bewezen dan is het wel het feit dat de situatie ook mee bepalend is voor ons gedrag.
Mistbank 10: “commerciële producten zijn misschien niet inzichtelijk voor de wetenschap en geven hun bronnen niet vrij, maar ze hebben wel degelijk waarde wegens hun grote face validity”. Het argument van face validity (je herkent je op het eerst zicht) is belachelijk, want ook in een horoscoop heb je de neiging om jezelf te herkennen (door de confirmatieneiging). Als de bronnen niet worden vrijgegeven, is er bovendien geen enkel bewijs geleverd dat de claims juist zijn. Dit geeft bedriegers alleen maar kansen om onze aangeboren lichtgelovigheid te misbruiken.
Een artikel met links naar andere kritische artikels:
http://www.psychologytoday.com/blog/give-and-take/201309/goodbye-mbti-the-fad-won-t-die
en een ‘open brief’:
Van: John Antonakis <John.Antonakis@UNIL.CH>
Beantwoorden – Aan: Organizational Behavior Division Listserv <OB@AOMLISTS.PACE.EDU>
Datum: Fri, 4 Feb 2011 17:55:54 +0100
Aan: <OB@AOMLISTS.PACE.EDU>
Discussie: [OB-LIST] MBTI classroom exercises
Onderwerp: Re: [OB-LIST] MBTI classroom exercises
Hi:
This is a note about the MBTI and not the exercise. Although the MBTI model is used a lot in practice and by tons of consultants (as well as educators) the model and the supposed “types” have been severely criticized in the psychometrics literature. See:
McCrae, R. R., & Costa, P. T. (1989). Reinterpreting the Myers-Briggs Type Indicator from the Perspective of the 5-Factor Model of Personality. Journal of Personality, 57(1), 17-40.
Pittenger, D. J. (1993). The Utility of the Myers-Briggs Type Indicator. Review of Educational Research, 63(4), 467-488.
Stricker, L. J., & Ross, J. (1964). An Assessment of Some Structural-Properties of the Jungian Personality Typology. Journal of Abnormal and Social Psychology, 68(1), 62-71.
Zaccaro, S. J., & Horn, Z. N. J. (2003). Leadership theory and practice: Fostering an effective symbiosis. The Leadership Quarterly, 14(6), 769-806.
FYI, I used the Web of Science to search for “mbti” or “myers-briggs” in three top OB journals (“journal of applied psychology” or “personnel psychology” or “organizational behavior and human decision processes”) and in “academy of management journal” and did not find a single hit.
Anyone wanting to demonstrate evidence for the validity of the types nowadays would have to show some kind of latent class analysis (or finite mixture modeling) predicting some kind of outcome (e.g., teamwork, leadership, etc.); I don’t think that anyone has published such evidence though I might be mistaken. Perhaps I need a reality check. Does anyone know of a top-notch psychology journal that regularly publishes papers that uses the MBTI using the MBTI “types” as predictors (and having found evidence, using latent class analysis or something similar, that the types exist)?
HTH,
John.
__________________________________________
Prof. John Antonakis
Faculty of Business and Economics
Department of Organizational Behavior
University of Lausanne
Internef #618
CH-1015 Lausanne-Dorigny
Switzerland
Tel ++41 (0)21 692-3438
Fax ++41 (0)21 692-3305
http://www.hec.unil.ch/people/jantonakis
Associate Editor
The Leadership Quarterly
__________________________________________