Het één-zwaluw-maakt-de-lente-effect

25-05-2001

-

door verscheen in :
4 minuten
Leestijd:
Wie zich ooit over logica of wetenschapsfilosofie heeft gebogen, is wel eens op het begrip inductie gestoten: de redenering waarbij men uit de eigenschap van een beperkt aantal gevallen de regel afleidt dat deze eigenschap voor alle gevallen geldt. Zo kunnen we vaststellen dat elke vogel die we zien, veren heeft, waaruit de regel volgt dat alle vogels veren hebben. Een algemene eigenschap van vogels dus, ook al is het onmogelijk om na te gaan dat die werkelijk voor ALLE vogels, of zelfs voor alle vogelsoorten geldt. We kunnen in elk geval beweren dat er nog nooit een vogel is gevonden (behalve als die moedwillig gepluimd is) zonder veren.

Over de geldigheid van de inductie is heel wat gediscussieerd (denk maar aan Hume en Popper), maar hoe dan ook is inductie uiterst belangrijk voor het verkrijgen van wetenschappelijke kennis. Elke natuurwet, elke theorie, elke empirische veralgemening is afgeleid uit een eindig aantal waarnemingen. Gelukkig kan men meestal die vaststelling onbeperkt herhalen, zoals elke student natuur- of scheikunde in het laboratorium doet, of elke amateur-ornitholoog die vogels gaat waarnemen. Dat is niet altijd mogelijk. Het aantal fossielen van de archaeopteryx, de oudste vogel, is erg beperkt. De eigenschappen van de archaeopteryx kunnen dus niet op een willekeurig moment worden bevestigd.

Het aantal vaststellingen moet in ieder geval groot genoeg zijn om hieruit conclusies met een zekere geloofwaardigheid te halen. Zeker bij spectaculaire ontdekkingen zal één vondst of één proef niet voldoende zijn. Toen in het Neanderthal een vreemdsoortig skelet werd gevonden, twijfelden prominente geleerden eraan of het om een uitgestorven oermens ging. Misschien was het skelet van een ernstig misvormde kerel. Pas na de vondsten in Spy en andere plaatsen werd het bestaan van de Neanderthaler een zekerheid. Een geïsoleerd feit is onvoldoende voor een algemene conclusie. Deze wijsheid is terug te vinden in het bekende spreekwoord: "één zwaluw maakt de lente niet".

In de pseudo-wetenschappen geldt zowat het tegenovergestelde. Volgens pseudo-wetenschappers is één positieve aanwijzing, één geslaagd experiment voldoende om hun opvatting te "bevestigen". Het is niet zo dat een grote hoeveelheid feitenmateriaal er niet mag zijn. In de ufologie en de parapsychologie speelt de enorme berg aan getuigenissen over verschijnselen een grote rol. Dit materiaal is echter uiterst zwak en weinig overtuigend, niet alleen vanwege de vaagheid en de onbetrouwbaarheid van die feiten of wat daarvoor moet doorgaan, maar ook omdat er eigenlijk niets uit af te leiden valt. Duizenden ufogetuigenissen hebben ons niets wijzer gemaakt over ufo's en de enige wetmatigheid die paranormale verschijnselen lijken te vertonen is dat ze geen wetmatigheid hebben.

In de wondere wereld van de pseudo-wetenschappen stelt het ene geslaagde experiment alle mislukte in de schaduw; de voorbeelden zijn legio. Enkele weken geleden las ik dat er op de zogenaamde lijkwade van Turijn sporen van echt bloed waren gevonden (en niet alleen okerverf zoals eerder werd aangetoond). Dus, aldus het bericht, kan de lijkwade geen vervalsing zijn. Ten eerste is deze redenering wel heel bizar. Ten tweede bewijst de aanwezigheid van bloed op zichzelf niets. Maar vooral: de duidelijke aanwijzingen en bewijzen dat de lijkwade een vervalsing is, worden daarmee nog niet waardeloos. Maar voor de sindonologen ofte lijkwadedeskundigen lijkt dat wel het geval te zijn. Het is overigens niet de eerste keer dat een of ander "ultiem bewijs" voor de echtheid van de lijkwade wordt gevonden. De oorzaak voor deze pseudo-methodologie moet niet ver gezocht worden. Mensen geloven wat ze willen geloven. Ze veranderen hun mening niet als feiten hun geloof tegenspreken, maar klampen zich vast aan al wat hun geloof lijkt te bevestigen. De Amerikaanse psycholoog Leon Festinger heeft opgemerkt dat mensen streven naar evenwicht in hun denken. Als ze in aanraking komen met informatie die strijdig is met hun overtuigingen, dan wordt dat evenwicht gestoord. Om het evenwicht weer te herstellen bestaan verschillende strategieën. Men kan de nieuwe informatie integreren in de bestaande overtuiging, men kan de brenger ervan stigmatiseren, zijn geloofwaardigheid in twijfel trekken, of men kan de afwijkende informatie gewoonweg negeren.

Drie jaar geleden blokletterde een Vlaamse kwaliteitskrant dat homeopathie "bewezen" was. Bij nader inzien stond er weinig te lezen over een bewijs. Een bekende homeopaat maakte alleen enkele fragmenten uit een voorlopig en daarom nog niet gepubliceerd wetenschappelijk rapport over alternatieve geneeswijzen bekend, die de indruk gaven dat er misschien toch iets waar was van homeopathie. In de definitieve versie van het rapport bleef daarvan niet veel over. Maar voor de fans was homeopathie "bewezen". Het meest besproken voorbeeld van zo'n ene zwaluw was wellicht het Mars-effect van de Franse astrologie-onderzoeker Michel Gauquelin. De ongelijke verdeling van Mars in de geboortehemel van een groot aantal sportlui was voor de wetenschap jarenlang een raadsel en voor de astrologen het bewijs voor de werking van de astrologie. Uiteindelijk bleek dat het Mars-effect niet herhaald kon worden in ander, meer zorgvuldig uitgevoerd onderzoek. Toch blijven astrologen Gauquelin citeren als "bewijs". Het meest paradoxale is echter dat Gauquelin vele andere mogelijke astrologische relaties heeft onderzocht (zoals de invloed van de tekens van de dierenriem) en daarbij niets gevonden heeft. Dat wordt door de astrologen en zelfs door vele skeptici gewoon vergeten.

Als in een pseudo-wetenschap de macht van het aantal geldt, dan is het niet die van het aantal feiten, waarnemingen of geslaagde experimenten, doch enkel die van het aantal adepten/volgelingen/gelovigen van de omstreden leer. De homeopathie gebruikt steevast haar populariteit als een argument om erkenning te krijgen. Zo¹n argument doet denken aan een voorstel om een parkeerverbod op te heffen op plaatsen waar het niet gerespecteerd wordt. Als het om empirisch materiaal gaat, telt de kwantiteit niet: één vaststelling is voldoende. Waarom is zo¹n ene waargenomen zwaluw niet representatief voor de lente? Het kan een verloren zwaluw zijn, een deserteur, een gedegenereerde bastaard, of iets dat bij nader inzien helemaal geen zwaluw is. Anders gezegd: een geïsoleerd geval is verdacht, precies omdat het een geïsoleerd geval is. Uiteindelijk heeft men de keus: ofwel is men op zijn hoede voor die ene, geïsoleerde anomalie, ofwel vormt het hele kerkhof van mislukte experimenten één nog veel vreemdere, monsterachtige anomalie. Er zijn al tientallen objectieve tests uitgevoerd om de waarde van de astrologie aan te tonen. In geen enkel ervan scoorden astrologen beter dan het toeval. Als morgen een nieuwe test plots een positief resultaat laat zien, dan zitten we met een enorm raadsel. Dat de astrologie toch zin zou hebben, tot daar, maar dat tegelijk zoveel tests dat niet konden aantonen, dàt zou pas een wonder zijn!

© Tim Trachet. Niets uit deze uitgave mag worden gekopieerd en/-of verspreid zonder schriftelijke toestemming of naamsvermelding van de auteur.

Authors
Tim Trachet
Publicatiedatum
25-05-2001
Opgenomen in
Skeptisch & kritisch denken