Audiofielen: een kritische doorlichting

29-01-2008

-

door verscheen in :
10 minuten
Leestijd:
Een audioliefhebber is iemand die veel belang hecht aan de kwaliteit van de muziek waar hij naar luistert. Met de doorbraak van digitale audio en de informatieboom die met het internet gepaard ging, is ook het aantal audioliefhebbers spectaculair gestegen. Op zich is er met een audioliefhebber natuurlijk niks mis: iedereen legt graag een cd'tje op en geniet van het feit dat die niet in kwaliteit achteruit gaan na verschillende keren afgespeeld te zijn. Sommige mensen gaan wat verder dan de gemiddelde luisteraar en investeren in een dure geluidsinstallatie: zij willen immers de werken van Beethoven en Bach bijvoorbeeld optimaal ervaren. Opnieuw: dit essay richt zich niet tegen hen. Dit essay is wel gericht tegen die groep "audiofielen" die nog een stap verder gaat.

Zij kijken bijvoorbeeld neer op de muziekervaring van jan modaal, ze beweren superieure oren te heb- ben en moeten niet weten van “minderwaardige MP3’tjes”. Ik zal proberen aan te tonen dat hun strenge kwaliteitseisen onrealistisch, zinloos en nergens op gebaseerd zijn. Kortom: dat zij de skeptische vuistregels “buitengewone beweringen vereisen buitengewone bewijzen” niet goed begrepen hebben. Verder neem ik de lucratieve markt van accessoires voor audiofielen op de korrel, aangezien een groot deel ervan volstrekte nonsens is. De fabrikanten in kwestie maken zich rijk op de rug van goedgelovige mensen die niet inzien dat anekdotisch bewijsmateriaal fundamenteel onvoldoende is voor de straffe claims die zij maken.

Achtergrond: codecs, lossy, MP3

Vooreerst moet wat basiskennis over audiocompressie overlopen worden. In deze wereld wordt veel jargon gebruikt, dat is ook een van de redenen waarom er zo gemakkelijk onzin verspreid wordt, maar ik zal proberen om alles zo helder mogelijk uit te leggen.

Er zijn verschillende manieren om een geluidsbestand te verkleinen, maar allemaal maken ze gebruik van een codec. Dat is een portmanteau(1) voor coder/decoder: een algoritme dat ontwikkeld is om een gegevensstroom te coderen én te decoderen. Een van de meest zinvolle onderscheiden tussen de verschillende soorten codecs is dat van lossy tegenover lossless. De namen geven het in zekere zin al weg: lossless codecs gebruiken een algoritme om muziekbestanden te verkleinen, maar zorgen ervoor dat alle data (informatie) intact blijft bij het afspelen: er is dus geen dataverlies. Lossy codecs nemen het niet zo nauw met databehoud: naast een efficiënte compressie van de muziek, verwijderen zij ook klanken en tonen die voor een normaal menselijk oor nauwelijks hoorbaar zijn uit de originele opname. Op die manier kan eenzelfde cd nóg kleiner gemaakt worden. Het populaire MP3-bestandsformaat is lossy en het laat bovendien haar gebruikers toe te kiezen hoe lossy het mag zijn. Het spreekt immers voor zich dat een kleinere bestandsgrootte binnen het MP3-formaat pas bereikt kan worden wanneer er elders bespaard wordt, aangezien het compressie-algoritme voor de rest gelijk blijft. Wie dus een kleiner bestand wil, zal de MP3-codec moeten toestaan minder streng te worden in hoeveel klanken en tonen hij verwijdert. De kwaliteit van een MP3-bestand wordt ruwweg(2) gemeten via de bitrate (kbit/s). Dat is de hoeveelheid data (informatie) die een bepaald liedje per seconde bevat. Hoe meer kilobit per seconde, hoe hoger natuurlijk de kwaliteit, maar hoe groter ook de bestandsgrootte. Een gebruiker moet dus steeds een afweging maken tussen hoe groot zijn bestand mag zijn en hoe goed het moet klinken. Dat is nu juist de essentie van audiocompressie: als we die afweging niet zouden maken, zou lossy compressie geen zin hebben. Dan zou iedereen immers kiezen voor ongecomprimeerde audio of lossless compressie. Alleen zijn die weinig praktisch. De FLAC3-versie van het nieuwste Bob Dylan-album “Modern Times” is met een dikke 400 megabyte wel kleiner dan de ongecomprimeerde cd (650 megabyte), maar toch nog een stuk groter dan de MP3-versie, die tussen de 50 en 100 megabyte in beslag neemt. MP3 is zo populair omdat het veruit de kleinste bestandsgrootte biedt en mensen bij een goed uitgevoerde compressie geen verschil kunnen horen tussen een cd, een FLAC en een MP3. Of toch?

Hoorbaar verschil: de ABX-standaard

Idealiter is een lossy muziekbestand nog steeds transparant: dat wil zeggen dat het onmogelijk is om het verschil met het origineel te merken. Om uit te maken of dit bij een bepaalde compressiemethode het geval is, maakt men vaak gebruikt van de zogenaamde ABX-standaard.

Een ABX-test is een manier om twee sensorische stimuli te vergelijken en na te gaan of er een verschil is. Aan een proefpersoon worden twee stimuli aangeboden: A (de controlestimulus) en B (de alternatieve stimulus). Af en toe wordt de “onbekende” stimulus X (die willekeurig A of B is) aangeboden aan de proefpersoon, die moet zeggen of het stimulus A of B betreft. Indien hem dat consequent lukt, gaan we ervan uit dat hij/zij beide stimuli kan onderscheiden van elkaar. Indien de proefpersoon slechts 50% van de tijd juist is, gaan we ervan uit hij dit niet kan en de twee stimuli volstrekt gelijk geïnterpreteerd worden. Bij alle tussenwaarden moeten we statistische interpretatie van de data uitvoeren om te zien in welke mate de proefpersoon in staat was de verschillende stalen van elkaar te onderscheiden.

Een ABX-test is enkel waardevol als hij dubbelblind uitgevoerd wordt. We willen namelijk confirmation bias zoveel mogelijk uitsluiten. Zelfs wanneer enkel de onderzoeker weet of de onbekende stimulus X eigenlijk de controlestimulus A of de alternatieve stimulus B is, bestaat het gevaar dat hij de resultaten van het onderzoek in het licht van bepaalde verwachtingen zal interpreteren. Wanneer de proefpersoon resoluut ja of nee antwoordt, is er waarschijnlijk niet echt een probleem, maar wanneer het om meer ambigue en twijfelachtige antwoorden gaat, komt het gevaar van te vrije interpretatie door de onderzoeker in kwestie al snel bovendrijven.

Genoeg theoretische achtergrond: wat is de eigenlijke uitkomst van ABX-testen in verband met audiocompressie? Hoewel er op het internet heel wat zogezegde “audiofielen” rondsurfen die het verschil tussen een MP3 en een cd beweren te horen, blijkt dat in de praktijk nogal tegen te vallen. Er zijn tot de dag van vandaag geen rigoureuze wetenschappelijke tests gedaan, maar zelfs bij huis-, tuin- en keukentests(4) blijken de resultaten vernederend voor de audiofielen. Zelfs bij tests met bitrates van 128 kbit/s VBR5 blijken veel mensen bij gewone audio-apparatuur geen verschil meer te horen tussen een MP3 en de originele bron, boven de 192 kbit/s VBR wordt dat zo goed als onmogelijk(6), tenzij bij sommige heel complexe muziekstukken, waar bepaalde codecs het erg moeilijk mee hebben(7).

Wanneer we in het achterhoofd houden dat gebruikers in hun muziekervaring ook worden beperkt door de kwaliteit van hun apparatuur en door omgevingsgeluid, blijft er van het snobisme dat audiofielen propageren al helemaal niks meer over. Als het zelfs met een dure hifiketen moeilijk blijkt voor een geoefend oor om een MP3 van een cd te onderscheiden, dan zal dat zeker niet lukken met de standaard oortjes die je bij draagbare muziekspelers geleverd krijgt en die de meeste mensen gewoon blijven gebruiken. Het maakt dus voor algemeen gebruik weinig uit of je een MP3 of cd afspeelt.

Dat audiofielen er keer op keer niet in slagen om hun claims hard te maken in testjes die door een onervaren persoon met zijn thuiscomputer kunnen afgenomen worden, is bijzonder tekenend voor het gebrek aan bewijsmateriaal dat zij in handen hebben.

Gadgets

Maar het wordt nog gekker. Aangezien audiofielen hun eigen claims niet kritisch onderzoeken, is het niet verwonderlijk dat ze een populaire doelgroep zijn voor oplichters en verkopers van “elektronische snake oil”. Op het internet en in gespecialiseerde zaken gonst het dan ook van de veel te dure producten die, behalve de merknaam en een mooie uitleg, vaak weinig of niks meer te bieden hebben dan goedkope alternatieven van Chinese makelij.

Producten die te duur zijn voor wat ze bieden zijn één ding, maar ook oplichterij die helemaal niks doet is verrassend populair. Wie daar zin in heeft, kan immers bij Elusive Disc, een speciaalzaak, een stiftje kopen om de kwaliteit van zijn cd’s te verbeteren door een “coating”, een flinterdun laagje plastic, aan de randen aan te brengen. Het is echter onduidelijk op welke manier dit een invloed uitoefent op de geluidskwaliteit: aangezien een cd digitaal is komen de eentjes en de nullen ofwel door, ofwel niet. Een coating mag nog zo speciaal zijn, ze verandert daar helemaal niks aan.

Bij SvalanderAudio kan je voor enkele honderden dollars een apparaat kopen om je cd’s te demagnetiseren (8).
Het nut hiervan is twijfelachtig, aangezien een cd in tegenstelling tot een diskette of harde schijf helemaal niet op basis van magnetisme werkt. Opnieuw: een laser scant de eentjes en de nullen. Of die komen door, of die komen niet door, maar je kan de kwaliteit van de een of de nul niet verbeteren door ze te “demagnetiseren”. Bovenstaande voorbeelden zijn schrijnend, maar niet alles. Een kort artikeltje(9) en een iets langere discussie met lezers(10) op de website van de James Randi stichting illustreert de belachelijke, doch empirisch noch theoretisch ondersteunde claims van dit soort bedrijfj es en audiofielen in het algemeen. Een onderwerp over dit soort gadgets op het forum van de Nederlandstalige computerwebsite Tweakers.net(11) bevat op dit moment meer dan 1000 antwoorden en bulkt van de voorbeelden van overdreven claims en praatjes van audiofielen.

Verklaring

Het menselijk gehoor is heel vatbaar voor suggestie. Dit verklaart natuurlijk de bevindingen van veel zogenaamde audiofielen, die ontieglijk veel geld in hun hobby pompen. Ze zijn reeds op voorhand geïndoctrineerd, non-believers geven geen maandlonen uit aan een stel gouden kabels dat de “klanken van hun favoriete componist minder uitgefaseerd maakt”. Aangezien ze er op voorhand al van overtuigd zijn dat die investeringen zullen opbrengen, ontwaren ze natuurlijk een beter resultaat. Je zou een bijzonder lovenswaardig persoon moeten zijn om met een gemeend kritische blik te kijken naar een aankoop van duizenden euro. Dit heeft niks met liegen te maken. De sleutelwoorden zijn in dit geval simpelweg wishful thinking en zelfbedrog, dezelfde psychologische mechanismen zorgen ervoor dat mensen zich beter voelen na het drinken van een homeopathisch flesje water, dat ze hun rimpels zien verdwijnen na langdurig gebruik van anti-rimpelcrèmes en een betere ontvangst rapporteren na het plakken van een “signaalversterker” op hun gsm. Ook jargon en gobbledygook zijn populair onder de audiofielen. De juiste kabel kan je muziek volledig “verfrissen” en een pak “levendiger” maken, daar waar het “herquantificeren” van een cassette via een standaardkabel meestal weinig uitmaakt. Op Morrison Audio12 vinden we een grappige bespreking van de term “P.R.A.T.” Dit soort taal geeft audiofielen een air van legitimiteit en intelligentie, iets waar iedereen wel voor te vinden is: mensen worden graag serieus genomen, en als het even kan bewonderd.

Bestrijding?

Heel wat bedrijfjes maken vanuit hun winstmaximaliserende logica misbruik van het feit dat mensen erg vatbaar zijn voor suggestie. De opsomming in deel drie van dit essay toont aan dat het misbruik op vlak van elektronische kwakzalverij alvast wijdverspreid is. Maar ook Nero, een Duits bedrijf dat groot werd met software om cd’s te branden, speelt het spelletje volgens Sebastian Mares betrekkelijk smerig, zij het op een andere manier. Bij een onderzoek naar kwaliteitsverschillen tussen de populairste codecs, kwam hij tot de bevinding dat Nero AAC (een concurrent van MP3) de eerste halve minuut van een nummer minder sterk comprimeert dan de rest van het nummer [13]. Bij lage bitrates, waar de meeste mensen mee werken, kan dit een verschil maken. Qua bestandsgrootte maakt het niks uit, maar de subjectieve geluidservaring wordt beter, aangezien mensen bij het begin van een liedje een hogere kwaliteit ontwaren en de rest van het nummer in dit licht aanhoren.

Dit is op zijn minst niet netjes, maar moet het daarom verboden worden? Heel wat audiofielen zijn erg gelukkig met hun gedemagnetiseerde cd’s, net zoals heel wat mensen gelukkig zijn omdat een homeopathisch drankje hun verkoudheid “genezen” heeft, of hun gebeden “geholpen” hebben bij het eindexamen van hun kleinzoon. Op zich doen ze daar niet veel kwaad mee en het is maar de vraag of verbieden een efficiënte manier van bestrijding is. We zouden er waarschijnlijk beter aan doen hen de skeptische vuistregel bij te brengen en te wijzen op verschillende mechanismen van zelfbedrog. Buitengewone beweringen vereisen
buitengewone bewijzen, subjectieve ervaringen alleen zijn niet genoeg.


-----
Bert Dobbelaere is student wijsbegeerte

Refs:

Authors
Bert Dobbelaere
Publicatiedatum
29-01-2008
Opgenomen in
Misleiding en Bedrog