25
sep
2020

David Reich: Who We Are and How We Got Here

Titel boek
Who We Are and How We Got Here
Ondertitel
Ancient DNA and the New Science of the Human Past
Auteurs boek
David Reich
25-09-2020

-

door verscheen in :
10 minuten
Leestijd:
In 2010 veroorzaakte de Zweedse geneticus Svante Pääbo van het Duitse Max Planck Instituut voor Evolutionaire Antropologie een revolutie in het onderzoek naar oud DNA. Hij en zijn team ontwikkelden een nieuwe aanpak in het extraheren van DNA uit zeer oude botten. Hij lag aan de basis van de ontdekking dat blanke Europeanen, inwoners van Papua en Aziaten duidelijk Neanderthal-DNA in hun genoom hebben. Om er zeker van te zijn dat hij en zijn groep geen vergissingen begingen, contacteerde hij ondermeer David Reich, een geneticus aan Harvard.

Beide onderzoeksgroepen publiceerden heel wat wetenschappelijke artikels die in mijn ogen razend interessant zijn. Deze onderzoeksartikels werden in een zeer aangename en leesbare stijl neergeschreven door David Reich in een boek dat in het Engels verscheen in 2018. David Reich is zeer erkentelijk naar Pääbo toe, die hij niet alleen beschouwt als de pionier inzake de technologie maar ook dankbaar is voor het helpen opzetten van zijn eigen labo. Het boek leest als een whodunit en is aanbevelingswaardig voor iedereen met een gezonde interesse in onze menselijke geschiedenis én toekomst.

Relevantie

Ik las dit boek (en de onderzoeksartikels) als één van de vele wetenschappelijke bronnen die een licht zouden moeten werpen op twee andere controversiële vragen: is er een verschil in intelligentie tussen de verschillende ‘oude rassen’ en is er een verschil in intelligentie tussen mannen en vrouwen? De tweede vraag hier bespreken zou mij te ver doen afdwalen van deze recensie, maar op de eerste controverse kom ik later terug.

Het boek beschrijft de bevindingen uit het onderzoeksgebied dat als inzet heeft de menselijke geschiedenis te onderzoeken aan de hand van de evolutie van – of veranderingen in – ons DNA. Het voordeel van dit soort onderzoek is dat het gebaseerd is op harde feiten, namelijk het genoom. Deze ‘harde’ bevindingen zetten een aantal ‘zachte’ aannames uit het verleden (o.a. van antropologen) – zoals de ‘out-of-Africa’ hypothese– op hun kop.

In het kader van het racismedebat dat na de moord op George Floyd wereldwijd heftig wordt gevoerd, bevestigt dit onderzoek ook dat de bijna natuurlijke assumptie dat ras gebaseerd is op biologische kenmerken die min of meer op de oude indeling volgens continenten berust op de schop kan. De verschillen tussen de huidige populaties verlopen helemaal niet meer volgens de breuklijnen van het verleden. Ik vind het boek bijzonder nuttig om te beseffen dat het mengen van populaties centraal staat in onze voorgeschiedenis, en dat we allemaal via ons DNA verbonden zijn met onze 7,8 miljard medemensen. De uiterlijke kenmerken zoals huidskleur zijn irrelevant wanneer we zien hoezeer onze voorouders zich voortdurend met elkaar vermengden. De mensen die vandaag op een bepaalde plaats leven, zijn ook niet de exclusieve afstammelingen van mensen die pakweg 10.000 jaar geleden op deze plaats leefden. Daarvoor waren de migratiestromen en vermengingen te groot. Een zuiver ras bestaat niet, punt uit. Deze bevindingen, zo stelt Reich, kunnen ons helpen om vastgeroeste ideeën over ras - die gebruikt werden om discriminatie te rechtvaardigen - te bestrijden.

Mixture is fundamental to who we are, and we need to embrace it, not deny that it occurred. David Reich

Maar niet alleen de aanhangers van het concept ‘biologisch ras’ krijgen ongelijk, ook de groep (waaronder een aantal evolutionaire psychologen zoals John Tooby en Leda Cosmides) die uitgingen van de aanname dat het evolutionair gezien weinig plausibel zou zijn dat genetische populatieverschillen substantieel zouden zijn omdat evolutie een traag proces is, krijgen ongelijk. Er zijn wel degelijk heel veel kleine subpopulaties die genetisch van elkaar verschillen, waardoor er biologische verschillen ontstaan. Natuurlijke selectie zorgt niet voor een paar wijzigingen op een beperkt aantal genen, maar wijzigt vele genen tegelijkertijd. Het is niet omdat wij de meeste opvallende redelijk goed kunnen observeren, dat er onder de motorkap geen andere verschillen zouden zijn. De ons bekende mutaties zijn de mutaties die ertoe leiden dat ook volwassenen koeienmelk kunnen verteren. Interessant is om te zien dat andere mutaties in hetzelfde gen aan de basis liggen van deze melktolerantie bij verschillende populaties. Andere zijn natuurlijk observeerbare zaken zoals blond haar en blauwe ogen, de grotere incidentie van prostaatkanker bij mannelijke Afro-Amerikanen tegenover Europese Amerikanen, de genetische mutaties die leidden tot het vermogen op grote hoogte te kunnen leven bij bepaalde volkeren (denk aan de populaties in het Andesgebergte), enzovoort.

Tenslotte zoals beloofd nog een woordje over vermeende intelligentieverschillen. De (controversiële) hypothese van sommigen (zoals Richard Lynn, Hans Eysenck en Philippe Rushton) dat genetische verschillen aan de basis liggen voor vastgestelde IQ-verschillen tussen landen, kan volgens Reich waarschijnlijk naar de prullenmand worden verwezen. Op basis van onderzoek onder de IJslandse bevolking stelt hij echter dat er verschillen tussen populaties zullen zijn, maar dat dit niet volgens de breuklijnen van de klassieke ‘geografische raciale indeling’ is. Hij acht het onwaarschijnlijk dat we enkel genetische verschillen vinden die leiden tot zichtbare verschillen in fysiek uiterlijk (zoals lichaamslengte, hoofdomtrek, huidskleur enz.) maar niet in dat andere fysieke orgaan, ons brein. In mijn boek (dat in een vorig nummer van Wonder en is gheen wonder werd beschreven) verwijs ik naar andere bronnen waaruit blijkt dat de manier van schoolse vorming een veel grotere verklaring biedt (met een gemiddelde winst van 3 punten in IQ per jaar schoolse opleiding tot op de leeftijd van 21 jaar).

Werkwijze

De gebruikte technologie gaat terug op de bevindingen van James Watson (die hij later in het boek een onversneden racist noemt omwille van zijn beweringen van intelligentieverschillen tussen ‘rassen’) en Maurice Wilkins die in 1953 vaststelden dat ons genoom bestaat uit een dubbele helix bestaand uit ongeveer drie miljard chemische bouwstenen die we kennen als A(denine), C(ytosine), G(uanine) en T(hymine). De volgorde van deze ‘lettercode’ kan worden uitgelezen door machines die dat momenteel alsmaar sneller en goedkoper kunnen.

De analyse van oud DNA gebeurt door middel van DNA-analyse uit oude botten. Sinds 2015 gebruikt men de binnenkant van het schedelbot rond het middenoor omdat dat stuk schedel tot 100 keer meer DNA bevat dan andere botten. De analyse gebeurt in zogenaamde clean rooms met speciale steriele kledij, steriele boren enzovoort om geen contaminatie te hebben. Men kijkt voor het reconstrueren van onze geschiedenis overigens niet alleen naar menselijk DNA, ook DNA van pathogenen kunnen ons iets leren (zoals stukjes DNA van de Yersinia pestis, het bacterie verantwoordelijk voor de Zwarte Dood).

Ook Genome-Wide Association Studies (GWAS) behoren tot het instrumentarium. Daarbij wordt in grote databases gezocht naar kleine verschillen tussen bepaalde stukken van het DNA (het genotype) en kenmerken zoals lichaamslengte, intelligentie, karaktertrekken en diverse medische aandoeningen (fenotype of verschijningsvorm).

Belangrijkste bevindingen

Dankzij de analyse van het hele genoom van oud DNA kon men dit vergelijken met recentere DNA stalen en zo niet alleen wijzigingen in het DNA traceren in de tijd, maar tevens hele migratiepatronen vastleggen. Zo stelden ze niet alleen vast dat de bevolking in Noord-Europa ooit grotendeels werd vervangen door een populatie van de Oost-Europese steppe, maar ook dat de huidige populaties mengvormen zijn van de populaties die bijvoorbeeld 10.000 jaar geleden leefden. Europeanen stammen af van drie sterk divergerende populaties die zich vermengden gedurende de laatste 9000 jaar, iets wat archeologen niet hadden verwacht. Maar die oude populaties waren op zich ook al mengvormen van populaties voor hen. Het mengen tussen populaties is alleszins duidelijk.

Voor mij zijn er twee spectaculaire bevindingen – maar dat is natuurlijk een kwestie van persoonlijke smaak. Uit de eerste blijkt dat Neanderthalers duidelijk nakomelingen hebben gehad met de voorouders van alle moderne homo sapiens sapiens die buiten Afrika leefden.

Gemiddeld dragen Europeanen 1,5% Neanderthaler-DNA en Oost-Aziaten 2,1%. Vermenging vond vermoedelijk plaats tussen 86.000 en 37.000 jaar geleden, tot het ‘uitsterven’ van de Neanderthalers dus. Verwant aan deze bevinding is de ontdekking van Denosivamens, een archaïsche populatie die tot voor kort onbekend was bij archeologen, en die ongeveer 470.000 tot 380.000 jaar geleden moeten gescheiden zijn van de Neanderthalerpopulatie. Zij vermengden zich met de voorouders van de huidige inwoners van Nieuw Guinea die nu nog ongeveer 6% Denosiva DNA in hun genoom dragen. Reich verwijst ook het verhaal van de ene ‘mitochondriale Eva’ en de ene Adam waarvan we allen zouden afstammen naar de prullenmand en stelt letterlijk dat er honderdduizenden Eva’s en Adams voorafgingen.

De tweede betreft de welbekende outof-Africa hypothese. Dit vergelijkend DNA-onderzoek suggereert wel degelijk dat we voornamelijk afstammen van een relatief late uitstroom uit Afrika, minder dan 50.000 jaar geleden. Maar de evidentie daarvoor is eerder schaars. De in Eurazië levende mensen zijn echter een mengvorm van deze laatste migratie uit Afrika met andere voorouders zoals de afstammelingen van de Homo Erectus, die al minstens 1,8 miljoen jaar geleden de migratie van Afrika naar Eurazië zou hebben gemaakt. Het oudste DNA dat werd geanalyseerd werd gevonden in Spanje en komt van een meer dan 400.000 jaar oude Homo heidelbergensis. Het is ook niet zo dat de migratie enkel vanuit Afrika zou zijn ontstaan, er kunnen verschillende migratiestromen naar Afrika (back-toAfrica) worden vastgesteld, zodanig dat je alleen maar kan spreken over de eerste échte out-of-Africa migratie die rond de 2 miljoen jaar geleden moet zijn gebeurd. Evenzo, stelt Reich, vond menselijke evolutie even sterk plaats in Eurazië als in Afrika.

Het boek bevat tal van andere verrassende bevindingen, zoals dat de huidige inwoners van Frankrijk afstammen van een grote mix van populaties, waarvan één meer gemeenschappelijk voorouderschap toont met huidige Native Americans dan met gelijk welke andere populatie vandaag.

De onderzoeksgroepen konden ook andere zaken uit onze menselijke geschiedenis achterhalen of corrigeren. Zo konden ze traceren waar en wanneer de veeteelt voor het eerst ontstond en zich ontwikkelde. Dat gebeurde zo’n tienduizend jaar geleden in het Nabije Oosten en verspreidde zich daarna naar andere regio’s en vermengde zich geleidelijk met de landbouwpraktijken. Ook razend interessant is de visualisatie van de ontwikkeling en verspreiding van de verschillende taalgroepen.

De analyses werpen ook een licht op de donkere kant van onze geschiedenis: de migratiestromen zijn niet altijd romantisch verlopen. Vaak is een populatie gewijzigd door het gebruik van geweld, zoals blijkt dat bepaalde genen overwegend via mannelijk DNA werden doorgegeven. Afro-Amerikanen hebben bijvoorbeeld gemiddeld 20% van hun DNA dat van Europese afkomst is, met een ratio van 4 tegen 1 in het ‘voordeel’ van mannelijk DNA (meer bepaald wordt het mannelijk aandeel op 38% geschat en het vrouwelijk op 10%). Dit is wellicht hoofdzakelijk het gevolg van verkrachtingen van vrouwelijke Afrikaanse slaven door blanke mannelijke slavenhouders. In Latijns-Amerika is het nog erger: 80% van het Europees DNA komt van de mannelijke kant in een verhouding van 50 mannelijk tegenover 1 vrouwelijk (50:1 ratio). Dit samen met het feit dat er ook onder Afrikaanse slaven een grote vermenging was, maakt het voor Afro-Amerikanen schier onmogelijk hun voorouderschap te traceren tot bepaalde regio’s in Afrika, een feit dat bijzonder hard aankomt bij vele mensen. Omgekeerd identificeren zich veel witte Amerikanen onterecht met een “zuiver blank ras”, want heel veel van hen hebben tenminste drie voorouderlijke lijnen in hun DNA: Afrikaans, Native American en Europees DNA. Het is niet alleen Ghenghis Khan die erin slaagde om extreem veel nakomelingen op de wereld te zetten, hun onderzoek laat zien dat er enorm veel ‘machtige mannen’ zijn geweest die tot op heden hun DNA-sporen nalieten, wat kan wijzen op sociale ongelijkheid of een gewelddadig optreden. Wat deze genetische analyses volgens Reich alleszins bevestigen is de grote sociale ongelijkheid tussen mannen en vrouwen en zelfs tussen mannen onderling. De sociale ongelijkheid is dus geen zaak van vandaag alleen, ze blijkt duizenden jaren te hebben bestaan.

Opbouw van het boek

Deel I beschrijft de diepe geschiedenis van onze soort, met veel aandacht voor onze afstamming, de verschillende mensensoorten zoals de Neanderthaler en de Denosivan, maar ook de samenstelling van de populaties in het huidige Europa, Amerika en Oost-Azië. Over de huidige Afrikaanse zijn er helaas nog te weinig onderzoeken gebeurd en dus is dit hoofdstuk ‘voorlopig’.

In deel II besteedt de auteur aandacht aan de ongelijkheid die is terug te vinden in onze DNA-geschiedenis, alsook beschouwingen over ras en identiteitsdenken.

Ten slotte schetst hij ook een toekomst voor het onderzoeksdomein.

Doorheen het boek vind je als rode draad de beschrijvingen van 30 bestudeerde populaties en hoe deze zich in het verleden hebben vermengd.

In het boek staan ook veel afbeeldingen van kaarten met erop gevisualiseerde migratiestromen.

Taal: Engels
Aantal pagina's: 368
Auteurs: David Reich & Eugenie Reich
EAN: 9780198821267

 

 

Authors
Patrick Vermeren
Publicatiedatum
25-09-2020