Elektromagnetische velden: gezondheidsschade door het nocebo-effect

16-05-2007

-

door
11 minuten
Leestijd:
De laatste jaren is de publieke bezorgdheid over mogelijk schadelijke effecten van blootstelling aan elektromagnetische velden sterk toegenomen. De sterke groei van de mobiele telefonie is hier niet vreemd aan, maar de terechte bezorgdheid over de kwaliteit van ons milieu lijkt doorgeschoten in een wantrouwen tegenover wetenschappelijke kennis, vooral als het woord "straling" valt. Sinds 2000 heeft de Gezondheidsraad een rapport, aanbevelingen voor onderzoek en een aantal jaarverslagen uitgebracht over elektromagnetische velden (1-4). De rechtstreekse aanleiding voor dit commentaar is het jaarverslag over 2005 van de Gezondheidsraad.(4)

---(Voor de verkorte versie van dit artikel, klik HIER)---

Wat zijn elektromagnetische velden?

Natuurlijke en kunstmatige bronnen wekken elektromagnetische energie op in de vorm van elektromagnetische golven. Hoe korter de golflengte, des te hoger de frequentie (figuur), des te groter de energie. Elektromagnetische golvenin het lage frequentiegebied worden ‘velden’ genoemd, die in het hoge frequentiegebied ‘straling’. Ioniserende straling bezit voldoende energie om een elektron uit zijn baan te slaan, wat kan leiden tot DNA-schade. ‘Niet-ioniserende straling’ is de verzamelterm voor dat deel van het elektromagnetische spectrum waarbij de fotonenergie te laag is om atomaire verbindingen te verbreken. Niet-ioniserende straling kan geen DNA-schade veroorzaken, maar kan wel biologische effecten hebben. ‘Biologisch effect’ is niet synoniem met ‘schade’. Het voornaamste biologische effect van zichtbaar licht is de stimulering van de staafjes en de kegeltjes van de retina. Zonder dit biologische effect zouden wij blind zijn. Opwarming is een universeel effect van radiofrequente golven, zij het dat bij lage veldsterkten de persoon in kwestie dit niet opmerkt. Stralingswarmte wordt meestal als weldadig aangevoeld, maar bij intense blootstelling kan biologische schade ontstaan door verbranding. Velden met lage frequenties wekken door inductie elektrische ladingen en stromen op die cellen in spier- en zenuwweefsels kunnen prikkelen. Hoge statische veldsterkten kunnen worden waargenomen via elektrostatische bewegingen van lichaamshaartjes. Zeer hoge statische veldsterkten kunnen de bloedstroom beïnvloeden of normale zenuwpulsen modificeren. Blootstelling aan dergelijke hoge veldsterkten is echter zeldzaam. Het is onbekend hoe de niet-thermische effecten van niet-ioniserende straling schade kunnen toebrengen aan de gezondheid, laat staan ernstige ziekte zoals kanker bij kinderen. Wij staan bloot aan straling uit zeer diverse natuurlijke bronnen, waaronder het reeds genoemde zichtbare licht en het magneetveld van de aarde. Dit vergemakkelijkt de zoektocht naar een biologisch plausibele verklaring voor

---Ned Tijdschr Geneeskd. 2007 28 april;151(17) 955---

gezondheidseffecten niet. Normering van niet-ioniserende straling is daarom gebaseerd op thermische effecten en op principes van redelijkheid.5 De drempels worden zodanig vastgesteld dat voor uitkomsten daaronder geen redelijk vermoeden meer bestaat van enig tastbaar gezondheidsrisico. De International Commission on Non-Ionizing Radiation Protection (ICNIRP), een onafhankelijke organisatie erkend door de WHO, heeft internationale richtlijnen voorgesteld voor blootstelling van de mens aan alle typen elektromagnetische velden.5

De evaluaties van de gezondheidsraad

De gestage stroom publicaties van de Gezondheidsraadcommissie ‘Elektromagnetische velden’, (1-4) geïnstalleerd in 2000, biedt een indrukwekkend overzicht van de ontwikkeling van de kennis op dit gebied. Zelfs apert slecht onderzoek, dat de goede epidemioloog snel in de prullenmand werpt, wordt grondig bestudeerd en uitvoerig besproken. Vermoedelijk dienen deze besprekingen minder voor de wetenschapper dan voor een agressieve milieubeweging die de werkzaamheden van deze commissie met argusogen volgt.

Een belangrijk element in het jaarrapport 2005 is een advies over een ophefmakend TNO-onderzoek.(6) De opstellers van dat rapport beweren dat er een statistisch significante relatie is tussen de aanwezigheid van radiofrequente velden van een bepaald type en het ervaren welzijn van proefpersonen. Dit onderzoek betrof 2 groepen van 36 personen, mensen die klachten toeschrijven aan een gsm-basisstation en een controlegroep gerekruteerd via advertenties. Het gehanteerde meetinstrument bestond uit 23 vragen, die men moest beantwoorden op een 4-puntsschaal van ‘helemaal niet’ (0 punten) tot ‘kan niet erger’ (3 punten), met een maximum van 69 punten. De groep met klachten scoorde 13,4% op deze schaal, de groep zonder klachten 3,9%, zonder enig consistent patroon. In de cognitieve functietests was er evenmin enig spoor van consistentie. De Gezondheidsraadcommissie besloot toch dat één relatie in één groep statistisch significant was: de reactiesnelheid was na blootstelling 6 ms sneller in de groep controlepersonen.

Dezelfde reactiesnelheid was echter 5 ms trager in de groep met klachten. Dit onderzoek is technisch goed uitgevoerd. De interpretatie achteraf, van effecten van multipele metingen met continue schalen zonder specifieke onderzoekshypothese vooraf, is echter een uitstekende demonstratie van het theorema van Bayes, toegepast op onderzoek als diagnostisch instrument. Zonder deugdelijke hypothese vooraf voorspelt dit theorema veel fout-positieve relaties bij gebruik van aspecifieke meetinstrumenten zoals deze vage kwaliteit-van-levenschaal. Men kan dit vergelijken met diagnostische tests: een matig verhoogde concentratie prostaatspecifiek antigeen (PSA) bij klinisch vermoeden van prostaatkanker heeft een heel andere interpretatie dan dezelfde PSA-waarde bij een gezonde man tijdens screening. Bij het laboratoriumonderzoek naar DNA-schade zien wij dezelfde problemen: onduidelijke signalen geven niet-interpreteerbare beelden. In tijdschriften met lage wetenschappelijke status nuanceert de redactie minder gemakkelijk opgeklopte interpretaties van dergelijke zwakke signalen: ze leiden tot meer belangstelling voor het blad, al is het maar om te schrijven dat de interpretatie is opgeklopt. Verder bespreekt het jaarrapport over 2005 uitgebreid ‘epidemiologisch’ onderzoek naar kanker en hersentumoren als gevolg van niet-ioniserende straling. ‘Epidemiologisch’ is hier synoniem met ‘zwarte doos zonder hypothese’. De verwarring wordt nog verder verhoogd door zogenaamde clusters.(7) Door toeval lijkt het daarbij vaak dat aantallen accumuleren in een beperkte tijd en op een beperkte plaats. Dit geldt vooral als de verwachte aantallen klein zijn, bijvoorbeeld bij leukemie bij kinderen. Wanneer men bij dergelijke clusters een bevolking en een blootstelling gaat zoeken, betekent dit een cirkelredenering opbouwen waar het positieve resultaat is ingebouwd. Clusters hebben enkel betekenis als bevindingen kunnen worden gereproduceerd zonder voorafgaande kennis over aantallen van een bepaalde aandoening. Zelfs indien men een verhoogd risico heeft gevonden, betekent correlatie nog geen causaal verband. Leukemie is een frequente kandidaat in clusters. Gedurende de laatste jaren is meer bewijs beschikbaar gekomen dat het patroon van vóórkomen van leukemie gedeeltelijk kan worden verklaard door een infectieziekte.(8) Als bevolkingen sterk door elkaar worden gemengd, wordt de incidentie van leukemie hoger. Dat was de beste verklaring voor verhoogde incidentie van leukemie rond kerncentrales in Groot-Brittannië, onder andere omdat daar geen toegenomen straling te meten was.

Epidemiologisch onderzoek zonder te weten waar men naar op zoek gaat, leidt enkel tot interpreteerbare resultaten bij zeer sterke ziekmakende factoren, zoals roken. Epidemiologisch onderzoek naar gezondheidseffecten van niet-ioniserende straling lijkt daarom hopeloos. De blootstelling is onmerkbaar, komt uit velerlei bronnen en varieert over tijd en plaats. De periode wanneer blootstelling relevant is, is onbekend, metingen ontbreken nagenoeg steeds. Er zijn geen biologische markers, er is geen geïdentificeerde aandoening met enig causaal verband met elektromagnetisch velden. Daarom wordt de bewijslast omgedraaid: onderzoek moet aantonen dat er geen gezondheidseffecten bestaan. Dat is vergelijkbaar met het aantonen dat er in uw tuin geen huiskabouter woont: het bestaan van huiskabouters valt niet te verwerpen als deze zich buitengewoon goed aan iedere menselijke observatie weten te onttrekken.

Het voorzorgsbeginsel, toegepast op nocebo-effecten.

Het voorzorgsbeginsel toepassen op ieder potentieel gezondheidsrisico leidt tot verlamming, omdat de menselijke kennis steeds beperkt is. De Europese Commissie, daarin gevolgd door de Gezondheidsraadcommissie,(9) benadert dit pragmatisch door te stellen dat het voorzorgsbeginsel moet worden toegepast als er een redelijk vermoeden bestaat van een voldoende ernstig milieu- of gezondheidsrisico. Bij gebrek aan enige plausibele biologische verklaring heeft dat redelijke vermoeden nooit bestaan, en jaren onderzoek hebben dat gebrek aan enige biologische verklaring enkel doen toenemen.

Nocebofenomenen zijn het tegenovergestelde van placebo-effecten.(10) Onder placebo-effect wordt verstaan dat een positieve verwachting over een medicijn aanleiding geeft tot een gunstiger resultaat. Echter, het is evengoed bekend dat placebobehandelingen vaak gepaard gaan met negatieve bijwerkingen: mensen krijgen bijwerkingen omdat zij deze verwachten. Dat verschijnsel heet, naar analogie van placebo-, nocebo-effect. De gebruikelijke nocebosymptomen zijn dezelfde klachten van mensen die deze toeschrijven aan vormen van niet-ioniserende straling: duizeligheid, vermoeidheid, misselijkheid en slapeloosheid. In heel wat trials is het nocebo-effect in de placebogroep hoger dan in de groep onder actieve behandeling.

In het TNO-onderzoek is het opvallendste en grootste verschil te vinden tussen de groep mensen die hun klachten toeschrijven aan straling en de controlegroep.(6) De eerste groep reageert snel, divers en negatief op de testsituatie. Bij de testopzet hoorde een voorafgaande training, waar degroepen leerden omgaan met het gebruikte instrumentarium. Beide groepen melden meer gezondheidseffecten na blootstelling aan placebo dan tijdens de training.(6) Het verschil tussen de effecten van placebo en de ‘hoge’ straling van het Universal Mobile Telephone System (UMTS) was statistisch significant, maar dat verschil was even groot als het (niet-significante) verschil tussen placebo en training.

Deze bevindingen konden worden gereproduceerd in ander onderzoek. Het idee blootgesteld te zijn aan elektromagnetische straling verwekte evenveel hoofdpijn bij degenen die niet als bij degenen die wél hieraan zijn blootgesteld.(11) Het lijkt erop dat mensen die verwachten ziek te worden, ook ziek worden.(10)

‘Gezondheidsrisico’s’ brengen voordelen, voor milieuactiegroepen, voor kwakzalvers die zuiverende apparaten en ontgiftende therapieën aanbieden, maar ook voor wetenschappers die op zoek zijn naar onderzoekssubsidies. Een onderzoeksprogramma van 25 miljoen dollar, gefinancierd door de mobiele telefoonindustrie in de jaren negentig van de vorige eeuw, leverde na 6 jaar geen resultaten op. George Carlo, de directeur van dit programma, meldde evenwel dat men toch ‘direct evidence of possible harm from cellular phones’ ontdekt had.(12) Carlo werd gebombardeerd tot de heldhaftige wetenschapper die inging tegen de leugenachtige industrie die de waarheid manipuleerde. Hij deed die ontdekking echter toen het geld op was en het duidelijk werd dat de industrie het nut van verder onderzoek niet meer inzag.

Mede als gevolg van de Gezondheidsraadrapporten kreeg ZonMw van het ministerie van Volksgezondheid, Ruimtelijke Ordening en Milieu (VROM) opdracht voor het programma ‘Elektromagnetische Velden en Gezondheid’ (EMV&G). Het doel van het programma is ‘de vinger aan de pols te houden bij (nieuwe) toepassingen van EMV en de Nederlandse kennisinfrastructuur op het terrein van de elektromagnetische velden en gezondheid te versterken’.

De Gezondheidsraadrapporten suggereren echter dat dit ‘terrein van de elektromagnetische velden en gezondheid’ gewoon niet bestaat. Er is geen biologische verklaring voor de wijze waarop elektromagnetische velden onze gezondheid kunnen beïnvloeden, anders dan door warmte. De waarnemingen uit goed onderzoek zijn te schaars en te zwak om toevalstreffers uit te sluiten. Met het doen van meer onderzoek riskeert men meer van hetzelfde te krijgen: negatieve bevindingen met hier en daar een twijfelachtig resultaat.

Bij grote onzekerheid over milieueffecten wordt vaak een beroep gedaan op het voorzorgsbeginsel. Met dit niet exact te definiëren beginsel, dat gebaseerd is op principes van redelijkheid en proportionaliteit, weegt men de mogelijke schade af tegen de verwachte kosten van voorzorg.9 Paradoxaal kan het voorzorgsbeginsel ook worden ingeroepen tegen het gebruik van het beginsel zelf. Waar twijfel onredelijk is op basis van bestaande wetenschappelijke kennis, is het toepassen van het voorzorgsbeginsel immers onredelijk omdat angst voor een ziekmakende factor ziekte genereert door het nocebo-effect.(10) Het in stand houden van twijfel waar die niet gerechtvaardigd is, ondersteunt het idee dat elektromagnetische straling gezondheidsschade veroorzaakt.
 

Conclusie

In dit commentaar wil ik twee kritiekpunten benadrukken: het eerste betreft de verwachte opbrengst van onderzoek naar elektromagnetische velden en gezondheid: is er voldoende onzekerheid over ernstige en meetbare gezondheidseffecten van elektromagnetische velden? Er is veel onderzoek, zowel door de industrie als door onafhankelijke instanties gefinancierd, zowel fundamenteel onderzoek naar de aard van elektromagnetische straling als epidemiologisch onderzoek naar bestaande blootstelling, dat ernstige, goed meetbare gezondheidseffecten uitsluit. Het tweede kritiekpunt betreft de vraag waar een voorzorgsbeleid schade toebrengt aan de volksgezondheid door het genereren van ziekte door nocebo-effecten. Zelfs artsen zijn weinig vertrouwd met de fysische aard van niet-ioniserende elektromagnetische straling en vele artsen zijn overtuigd van de gevaren ervan.(13) Terwijl ik dit artikel schrijf, doet een groep Belgische pediaters een oproep om gsm-gebruik door kinderen jonger dan 16 jaar te verbieden omdat ‘wetenschappelijke studies hoe langer hoe meer een verband aantonen tussen gsm-gebruik en een verstoring van de natuurlijke hersenactiviteit bij kinderen’.(14)

Onderzoek heeft evengoed opportuniteitskosten (‘opportunity costs’): onderzoek naar het ene gaat ten koste van onderzoek naar het andere. Als het voorzorgsbeleid wordt toegepast waar aantoonbaar risico ver te zoeken is, loopt men het risico de volksgezondheid schade toe te brengen door het scheppen van angstige verwachtingen over denkbeeldige gevaren. De ideeën van de moderne westerse burger over de gevaren van de ons omringende elektromagnetische wereld staan in geen verhouding tot de bekende wetenschappelijke feiten. Onterechte angst is schadelijk voor de gezondheid, vooral bij daarvoor gevoelige personen.

Meer onderzoek is nodig, om te leren hoe men de moderne burger correct kan informeren over de bestaande risico’s en de onvermijdelijke onzekerheid.

Een eerdere versie van dit artikel verscheen eerder in: Ned Tijdschr Geneeskd. 2007 28 april;151(17).

Literatuur

1 GSM-basisstations. Publicatienr 2000/16. Den Haag: Gezondheidsraad; 2000.

2 Elektromagnetische velden: jaarbericht 2001. Publicatienr 2001/14. Den Haag: Gezondheidsraad; 2001.

3 Gezondheidseffecten van blootstelling aan radiofrequente elektromagnetische velden: aanbevelingen voor onderzoek. Publicatienr

2003/03. Den Haag: Gezondheidsraad; 2003.

4 Elektromagnetische velden: jaarbericht 2005. Publicatienr 2005/14. Den Haag: Gezondheidsraad; 2005.

5 International Commission on Non-Ionizing Radiation Protection. General approach to protection against non-ionizing radiation.

Health Phys. 2002;82:540-8.

6 Zwamborn AP, Vossen SH, Leersum BJ van, Ouwens MA, Mäkel WN. Effects of global communication system radiofrequency fields on

well being and cognitive functions of human subjects with and without subjective complaints. TNO-report FEL-03-C148. Den Haag: TNO Physics and Electronics Laboratory; 2003.

7 Coebergh JWW. Schijn bedriegt in clusteronderzoek van kanker.  Ned Tijdschr Geneeskd. 1998;142:1542-5.

8 Dickinson HO. The causes of childhood leukaemia. BMJ. 2005;330: 1279-80.

9 Faure MG, Vos E, redacteuren. Juridische afbakening van het voorzorgsbeginsel: mogelijkheden en grenzen. Den Haag: Gezondheidsraad; 2003.

10 Hahn RA. The nocebo phenomenon: concept, evidence, and implications for public health. Prev Med. 1997;26(5 Pt 1):607-11.

11 Rubin GJ, Hahn G, Everitt BS, Cleare AJ, Wessely S. Are some people sensitive to mobile phone signals? Within participants double blind randomised provocation study. BMJ. 2006;332:886-91.

12 Smith IK. Cell-phone scare. Time. 1999;154:118.

13 Leitgeb N, Schrottner J, Bohm M. Does ‘electromagnetic pollution’ cause illness? An inquiry among Austrian general practitioners.

Wien Med Wochenschr. 2005;155:237-41.

14 GSM verbieden voor kinderen onder 16. De Standaard maart 13, 2007.

Authors
Luc Bonneux
Publicatiedatum
16-05-2007
Opgenomen in
Voeding & Dieet