Leerstijlen

Wat zijn leerstijlen?

Volgens deze theorie leren mensen (studenten, volwassenen) het beste wanneer de leerstijlen zijn aangepast of voldoende worden afgewisseld.

 

Wat geloven mensen?

  • dat de meeste mensen een voorkeur hebben voor een bepaalde stijl;
  • meestal gelooft men dat er een viertal leerstijlen zijn: (a) visueel, sociaal, auditief, fysiek of (b) activisten, reflecteerders, theoretici en pragmatici;
  • dat de theorie er rond op deugdelijk wetenschappelijk bewijs berust;
  • dat iedereen dus tot veel betere leerprestaties in staat is, als de leraar of trainer maar de stijl aanpast aan de leerstijl van de leerling, of ten minsten voor voldoende afwisseling zorgt;
  • dat mensen het best leren als er een cyclus met vier elementen wordt gevolgd.

 

Waarom geloven mensen dit?

  • het is een aanlokkelijk idee dat de problemen bij het leren niets met intelligentie te maken hebben, maar dat ze eerder aan een onaangepaste leervorm (vanwege de leraar) te wijten zijn;
  • omdat veel mensen erin geloven (bandwagon effect) en het erg populair is in HR-middens (autoriteitsargument) denken mensen dat het waar is;
  • het Barnum effect en de confirmatieneiging zorgen ervoor dat men zich herkent in een bepaalde ‘leervoorkeur’;
  • omdat het op het eerste zicht om respectabele mensen gaat, vallen mensen voor het autoriteitsargument (bijv. de ‘pedagoog’ Kolb).

 

Wat zijn de feiten en wat zegt de wetenschap?

  • Wat zijn de modellen?
    • Het bekendste model zijn de leerstijlen volgens Kolb: maar er zijn ook andere modellen: van Carbo, Dunn & Dunn; Willis & Hodson; Honey & Mumford
    • Soms wordt ook de Myers-Briggs Type Indicator gebruikt
    • Kolb beschrijft eenleercyclus met vier fasen: actief experimenteren; beschouwend waarnemen; abstract conceptualiseren; concreet ervaren. Hij ontwikkelde ook de ‘Learning Style Indicator’ (LSI)
  • Er is onderling geen overeenstemming wat de leerstijlen nu eigenlijk zijn en hoe ze moeten gemeten worden
  • Ronald Hyman en Barbara Rosoff waren de eersten om onderzoek te doen (1984) en tot de conclusie te komen dat er geen duidelijke omschrijving was van wat leerstijlen waren, dat er geen betrouwbare en valide manier bestond om deze te beoordelen, dat er geen kennis is over hoe deze leerstijlen zouden te beïnvloeden zijn, noch manieren voor leraars om hun stijl aan te passen.
  • Sindsdien toonde onderzoek ondermeer het volgende aan:
    • er is geen verband tussen leerstijlclassifciaties en geheugenprestaties; zogezegd visuele lerenden presteerden niet beter op de visueel georiënteerde proef dan anderen
    • er wordt geen rekening gehouden met het feit dat de situatie of context belangrijk zijn voor het meten van de leerstijlen: zou je een taal, wiskunde, of taken die motorische vaardigheid vergen op dezelfde manier leren?
    • er is inderdaad geen enkel verband tussen het aanpassen van de leerstijl aan de leerstijl van de leerling (voor een overzicht: zie Lilienfeld et. al in de bronnen)
    • er is geen enkel bewijs gevonden dat leraars of trainers kunnen opgeleid worden om hun stijl met succes aan te passen (Coffield et al., 2004)
  • Er bestaat in het Nederlands taalgebied bovendien geen wetenschappelijk gevalideerde en genormeerde vragenlijst. In het beste geval komt men wat zelfvertaalde Kolb-vragenlijsten tegen.