Reactie van Pim van Lommel op het artikel van Luc Crevits, Walter Verraes en Wim Betz

19-09-2003

-

door verscheen in :
26 minuten
Leestijd:

Inleiding

Ik heb al eerder, in 2002, uitvoerig met collega Betz gediscussieerd over de inhoud van onze prospectieve en longitudinale studie bij patiënten, die een hartstilstand hebben overleefd. Deze studie is in december 2001 in de Lancet gepubliceerd. Zoals bekend wordt verondersteld, behoort de Lancet samen met de New England Journal of Medicine tot het beste medische tijdschrift ter wereld, met een zeer strenge selectie op de kwaliteit van de geplaatste artikelen; meer dan 90% van de aangeboden artikelen wordt geweigerd.

Om de oorzaak en de inhoud van een bijna-doodervaring (BDE) te kunnen onderzoeken interviewden wij gedurende vier jaar 344 achtereenvolgende patiënten, die een hartstilstand hadden overleefd in 10 Nederlandse ziekenhuizen. Het eerste interview vond meestal plaats binnen 5 dagen na de reanimatie. Een BDE is de herinnering aan alle indrukken tijdens een bijzondere bewustzijntoestand, met enkele specifieke elementen zoals o.a. een uittredings-ervaring, het zien van een tunnel, het licht, of een levensschouw. Deze ervaring kan optreden tijdens een levensbedreigende medische situatie. De ervaring is altijd transformatief; het inzicht in wat belangrijk is in het leven verandert, en de angst voor de dood verdwijnt. De inhoud van de BDE en het effect van een BDE op mensen die zo'n ervaring meemaken lijkt wereldwijd identiek, in alle tijden en alle culturen. De subjectiviteit en het moeilijk onder woorden kunnen brengen van deze onuitsprekelijke ervaring veroorzaakt dat individuele, culturele en religieuze factoren een rol spelen bij de woordkeus om deze ervaring te beschrijven en te interpreteren. In onze studie bleken 18% van de patiënten, die dankzij adequate reanimatie een hartstilstand hadden overleefd, een herinnering te hebben aan de periode van hun bewusteloosheid. Er konden geen fysiologische (duur van de hartstilstand, duur van de bewusteloosheid), medische, psychologische (doodsangst) of farmacologische (de gegeven pijnstillende en kalmerende medicatie) verschillen worden aangetoond tussen de 82% van de patiënten zónder en de 18% van de patiënten mèt een BDE. Wel werd vaker een BDE gemeld op een leeftijd onder de zestig jaar.

In de longitudinale studie met interviews na 2 en na 8 jaar bij patiënten met een BDE, en een gematchte controlegoep zonder BDE na een hartstilstand, bleken er significante psychologische veranderingen te bestaan bij mensen na een BDE. Hieruit blijkt, dat de optredende veranderingen niet het gevolg kunnen zijn van het feit, dat mensen een hartstilstand hebben overleefd, maar het gevolg zijn van het ervaren van een BDE.

Er zijn 3 theorieën, die de oorzaak van een BDE zouden moeten verklaren:

1. De fysiologische oorzaak: ten gevolge van zuurstoftekort in de hersenen ontstaat een BDE, mogelijk mede door uitstoot van endomorfine of blokkade van NMDA-receptoren. In onze studie hebben alle patiënten een hartstilstand gehad, ze waren klinisch dood, bewusteloos door onvoldoende bloedcirculatie naar de hersenen door het wegvallen van de bloeddruk en de ademhaling. Als een reanimatie niet binnen 5-10 minuten wordt gestart zullen patiënten altijd overlijden ten gevolge van onherstelbare hersenbeschadiging. Alle patiënten in onze studie zouden dus eigenlijk volgens deze fysiologische theorie een BDE moeten hebben gehad, want ze waren allemaal bewusteloos door zuurstoftekort in de hersenen, maar slechts 18% vertelt een ervaring. Alle patiënten waren klinisch dood (vlak EEG, geen elektrische activiteit van de hersenschors, maar ook uitval van reflexen van de hersenstam zoals lichtstijve pupillen en het ontbreken van de slikreflex), en toch was er bij 18% sprake van een helder bewustzijn, met de mogelijkheid van nadenken, van emoties, van gevoel van identiteit, van herinneringen vanaf de vroegste jeugd, en soms ook met een vorm van waarneming vanuit een positie buiten en boven het levenloze lichaam. Wij weten dat een EEG vlak is tijdens een hartstilstand door studies bij patiënten met levensbedreigende ritmestoornissen, bij wie een hartstilstand wordt opgewekt in het ziekenhuis voor het testen van inwendige defibrillatoren. Bij deze patiënten wordt het EEG meestal binnen 15 seconden na het begin van de bewusteloosheid vlak.

2. De psychologische verklaring: door de angst voor de dood krijgen de mensen een BDE. Maar in onze studie waren maar slechts enkele patiënten angstig geweest direct voor de hartstilstand, alles gebeurde te plotseling om te realiseren wat er gebeurde. En toch had 18% van de patiënten een ervaring. Ook de gegeven medicatie had geen invloed.

3. Verder bestaat er een theorie dat het bewustzijn ervaren kan worden onafhankelijk van het normale lichaamsgebonden waakbewustzijn. Het huidige concept in de medische wetenschap is echter dat bewustzijn en herinneringen het product zijn van de hersenfunctie. Onderzoek naar BDE confronteert ons duidelijk met de beperkingen van onze huidige medische inzichten over de relatie tussen bewustzijn en herinneringen met de hersenen. Zou het ook kunnen zijn dat de hersenen geen producent, maar een soort ontvangstapparaat (interface) zijn voor bewustzijn en herinneringen, te vergelijken met TV, radio, of mobiele telefoon? Hierbij is de uitzending, die je ontvangt, niet ín het toestel, maar elektromagnetische informatiegolven worden vía het ontvangstapparaat voor de zintuigen hoorbaar of zichtbaar.

Discussie met Prof. Betz

"Daran erkenn ich den gelehrten Herrn! Wass ihr nicht tastet, steht euch meilenfern Wass ihr nicht fasst, das fehlt euch ganz und gar, Wass ihr nicht rechnet, glaubt ihr, sei nicht wahr, Wass ihr nicht wägt, hat fur euch kein Gewicht, Wass ihr nicht münzt, das, meint ihr, gelte nicht." (Citaat van Mefisto uit "Faust" van Goethe)

 Voor de duidelijkheid in onze discussie, en ook als reactie op uw artikel, wil ik gaarne enkele reacties van Prof. Betz op onze studie citeren, evenals enkele alinea¹s van mijn brieven aan Prof. Betz d.d. 31-3-2002, 2-5-2002 en 4-7-2003, o.a. als reactie op interviews van hem in de Tijd en in Humo. Ook zou ik u graag willen verwijzen naar het artikel van Michael Schröter-Kunhardt : "A review of near death experiences" uit het kwartaalblad van de Stanford University met 162 wetenschappelijke verwijzingen, zoals ik dat reeds aan collega Betz heb toegezonden (Journal of Scientific Exploration, 1993, ISSN 0892-3310), en naar het artikel van Bruce Greyson: "Biological aspects of near-death experiences", met 82 wetenschappelijke verwijzingen, (Perspective in Biology and Medicine, 42 ;I : Autumn 1998, 14-32). Deze laatste twee artikelen bevatten een schat aan gegevens, waarvan u klaarblijkelijk niet van op de hoogte bent, en voor een verantwoorde wetenschappelijke discussie lijkt het aan te bevelen dat u deze artikelen mèt literatuurverwijzingen eerst eens grondig bestudeert.

De eerste reacties van Collega Betz op onze studie stonden te lezen in een artikel in de Tijd van 29 december 2001. Hij was volgens deze krant "des duivels", "het was gewoon post-modernistische oplichterij", en hij betitelt de studie als pseudowetenschap, nonsens, een ware cultus, hij beschuldigt mij dat ik behoor tot een sekte, dat ik in dat bedje ziek ben, en hij vergelijkt de studie met astrale lichamen, paranormaliteit en grafologie. Hij geeft ook nog commentaar op de methodiek en conclusies, hij schrijft over "op zijn zachtst gezegd onnauwkeurige feitenverzameling", noemt BDE een hallucinatie, probeert de gepubliceerde uittredingservaring van een patiënt, zoals gemeld door een verpleegkundige, te ontkrachten met insinuerende twijfels aan de oprechtheid van deze verpleegkundige en van de auteurs van het artikel. Hij schrijft dat enthousiaste onderzoekers, overtuigd van hun eigen grote gelijk, maar al te graag het slachtoffer (!) van een BDE "helpen" zijn herinneringen terug te vinden, en hij suggereert dat een BDE aan te praten is, ook jaren na een hartstilstand.

Later in een interview in Humo noemt hij onze studie complete onzin, de publicatie rammelt aan alle kanten, hij denkt dat mensen die klinisch dood zijn ook hersendood zijn (dat is niet zo, dat is heel wat anders), hij zegt dat de getuigenissen van en paar honderd mensen (in de hele wereld zijn er thans waarschijnlijk meer dan 10 miljoen mensen met een BDE!) die een visioen hebben gehad, begeleid door een theorie die aan alle kanten rammelt, in zijn ogen geen sterk bewijs zijn, en tenslotte schrijft hij: "Als wetenschappers onzin gaan uitkramen, dan moet iemand het publiek daar ook op wijzen".

Ook heeft Prof. Betz aan mij in een brief laten weten, dat hij de definitie klinisch dood aanvechtbaar vindt, omdat hij denkt dat patiënten spontaan van een hartstilstand (ventrikelfibrilleren bij een acuut infarct) zouden kunnen herstellen! Deze mening van hem berust duidelijk op onvoldoende medische kennis betreffende de cardiologie. De enige manier om patiënten "terug" te krijgen is defibrillatie! En over de beschreven uittredingservaring meent hij te moeten schrijven dat dit toch niet meer dan een verhaal is dat niet gecontroleerd werd! De BDE van Pam Reynolds, beschreven door de cardioloog Sabom en de neurochirurg Spetzler, noemt hij "een verhaaltje"! Zo trekt hij de oprechtheid en de betrouwbaarheid van vele wetenschappers in twijfel, alleen maar omdat het verhaal niet past in zijn mening, die volledig bepaald lijkt te worden door vooroordelen. Ik heb hem twee CDs opgestuurd met een uitgebreid radiointerview met Pam Reynolds en Sabom, maar ik krijg niet de indruk dat hij de moeite heeft genomen beide CDs te beluisteren om zijn vooroordeel te kunnen heroverwegen.
 

van Lommel : "Wetenschappelijke discussie over BDE moet ook plaats vinden op basis van kennis van wetenschappelijke publicaties over dat betreffende onderwerp. Het ontbreken van deze kennis is geen verwijt, maar het wordt verwijtbaar als op basis van onvoldoende kennis en inzicht andere wetenschappers belachelijk worden gemaakt, of van oneerlijkheid of onzorgvuldigheid worden beticht".


Hij twijfelt over het vlakke EEG bij een circulatie stilstand, terwijl hij in Leuven alleen maar de abstracts van twee artikelen had gelezen, en niet de volledige artikelen over zuurstofgebrek in de hersenen tijdens een opgewekte hartstilstand met gelijktijdige registratie van het EEG. In Leuven is een discussie geweest met o.a. Prof. Betz en Prof. Vermeersch, en deze gaven als hun mening, dat BDE's hallucinaties zijn, waanbeelden zijn, dat er sprake is van een pathologische aantasting van de hersenen, dat stichtingen ter begeleiding van BDEers sektes zijn. BDEs worden op één lijn gezet met ontvoeringen door UFO's, spiritistische geestverschijningen en Maria-verschijningen, en er zijn vergelijkingen met Lourdes. Ook wordt Moody, de eerste arts, die over BDE publiceerde, een clown genoemd, en er worden vergelijkingen gedaan met een muis en een poes in een glazen bak. Deze citaten van Prof. Betz heb ik bewust in mijn commentaar opgenomen om aan te geven, op welk niveau de "wetenschappelijke discussie" tot nu toe met mij, maar vooral ook buiten mij om, gevoerd is.

Nu volgen nog enkele citaten van mij uit eerdere correspondentie, die ik met Prof. Betz heb gevoerd:

"Allereerst betreffende de artikelen over EEG veranderingen tijdens een periode van geïnduceerde hartstilstand. U blijkt moeite te hebben de essentiële informatie uit deze artikelen te kunnen lezen. Natuurlijk wil ik u hiermee behulpzaam zijn. Ik heb alle artikelen nogmaals gekopieerd en met rode inkt de passages onderstreept waarin u kunt lezen wat er precies gebeurt in de hersenen tijdens een hartstilstand, met de cerebrale bloedstroom en met de EEG registratie. Verder heb ik een abstract in het Engels gemaakt, met als titel: "Acute pancerebral ischaemia caused by complete cessation of cerebral bloodflow in cardiac arrest following ventricular fibrillation". Uiteraard zou ik u willen adviseren de meegestuurde artikelen en mijn abstract aan een hoogleraar neurologie voor te leggen, als het u nog niet helemaal duidelijk wordt. Het zijn geen wilde speculaties, zoals u schrijft, en zoals u misschien zou denken, maar geobjectiveerde wetenschappelijke waarnemingen tijdens circulatiestilstand. De term "attenuation" betekent afvlakking van het EEG, dus het verdwijnen van de normale elektrische activiteit van de hersenen, en is de fase direct vooraf gaand aan het volledig vlak ("isoelectric") worden van het EEG (zie hiervoor ook de meegestuurde artikelen). Verder wil ik u nogmaals wijzen op het verschil in circulatie bij ventrikel tachycardie (VT), waarbij nog steeds een geringe circulatie en lage bloeddruk blijft bestaan, (en hierdoor alleen een bewusteloosheid optreedt bij een ventrikelfrequentie van boven de 200 slagen per minuut) en ventrikel fibrilleren (VF), waarbij geen circulatie meer aanwezig is, en de bloeddruk nul is. Met name in de meegestuurde artikelen uit 1990 (No 3,4,en 5) worden de haemodynamische verschillen van VT en VF niet altijd duidelijk onderscheiden, in het artikel van de Vries (No 2) werd echter alleen onderzoek gedaan bij patiënten met VF".

Als bijlage werd aan Prof. Betz ook een kort artikel meegestuurd over zuurstoftekort in de hersenen bij hartstilstand, met vele literatuurverwijzingen.

"Allereerst de vergelijking van BDE met hallucinatie: U weet waarschijnlijk ook, dat er geen wetenschappelijk juiste en algemeen geaccepteerde definitie van hallucinatie is. Ook kennen we de neurofysiologische basis van hallucinaties niet. Elk beeld van de "werkelijkheid" zoals we die ervaren, en die we ons bewust worden, is in principe altijd subjectief, en afhankelijk van onze staat van bewustzijn. Er bestaat niet zoiets als objectiviteit. In conventioneel psychiatrische zin zijn al onze waarnemingen dus illusies, nu, morgen, gisteren, en ook tijdens een BDE. En subjectieve waarnemingen en gevoelens zijn ook niet objectief te bewijzen: hoe bewijst men dat een schilderij mooi is, muziek mooi is, iemand verliefd, of depressief is? Hallucinaties zijn subjectieve en individuele ervaringen, met vaak een vervormde kijk op de ons bekende werkelijkheid van de wereld, en meestal tijdens een psychotisch ziektebeeld. Het heeft nooit een positief transformerend effect, zoals bij een BDE, en evenmin is het een universeel voorkomende ervaring, in alle tijden en culturen voorkomend, met "vaste elementen". Het aspect van de objectiveerbare uittredingservaring (OBE), een levenspanorama, en beelden van de toekomst, of het onmoeten van overleden bekenden, waarvan niet bekend kon zijn dat ze dood waren, zijn allen elementen, die gezien het voorgaande geen hallucinatie kúnnen zijn".

"Het in het artikel in de Lancet gepubliceerde voorbeeld van een uittredingservaring wordt gemeld door de verpleegkundige, die tijdens de reanimatie het kunstgebit van de bewusteloze patiënt verwijderde om te intuberen. De patiënt werd diep comateus het ziekenhuis binnen gebracht, zonder tensie, pols of ademhaling. Hij lag, ondanks herstel van hartslag en bloeddruk, wegens zijn coma nog een week voor beademing op de ICU. Terug op de hartafdeling kon hij later precies vermelden wie zijn kunstgebit had verwijderd, waar het was neergelegd, wie er verder bij de reanimatie aanwezig waren, etc. Zijn door de verpleegkundige geobjectiveerde uittreding vond dus plaats tijdens zijn circulatie stilstand, en niet ervoor of erna, zoals U (en French) suggereert, omdat de patiënt ook nog een week aan de beademing lag voordat zijn cerebrale functies zodanig waren hersteld dat hij weer naar de hart-afdeling kon worden overgeplaatst. Als U de casus góéd leest, zult U dat ook moeten erkennen. En deze casus is het bewijs dat de BDE tíjdens de periode van circulatiestilstand met vlak EEG moet hebben plaats gevonden. Het wordt wel heel erg ver gezocht en onwaarschijnlijk om dit een combinatie van algemene voorkennis, fantasie en reconstructie, toevalstreffer en "resterende sensorische gewaarwording" (tijdens eenvlak EEG dus!) te noemen".

"Dus kunnen we twee dingen doen. Proberen uit alle macht het onderzoek onderuit te halen, en de onderzoeker van onbetrouwbaarheid en gebrek aan integriteit beschuldigen, en hem belachelijk maken. Of je kan verder onderzoek stimuleren om te onderzoeken hoe het te verklaren is dat deze ervaring mogelijk is tijdens een hartstilstand. U kiest voor het eerste, en ik voor het laatste. En het is een hoogleraar huisartsgeneeskunde niet waardig om ongegronde insinuaties over de persoon van de onderzoeker in de pers te verspreiden. U zou beter moeten weten, en alleen de open wetenschappelijke discussie met mij moeten en durven aangaan. Dus laten wij het houden bij een uitwisseling van wetenschappelijke standpunten, en niet via de pers onzin en beledigingen rond strooien."

Reactie op het artikel "Bijna-doodervaringen blijken wetenschappelijk verklaarbaar" (WoW, 1/2002).

Zonder van deze reeds bekende wetenschappelijke studies op de hoogte te zijn komt u drieën in uw artikel tot allemaal suggesties en ideeën die in reeds lang gepubliceerde artikelen over BDE al eerder wetenschappelijk weerlegd zijn, zoals voorkennis, fantasie of dromen, toevalstreffers bij het raden (?), het nog deels functioneren van andere (?) zintuigen, het zich selectief herinneren van de details die wel juist waren (hoe is dat dan mogelijk tijdens bewusteloosheid als gevolg van een hartstilstand?), mentale reconstructie, visioenen door de medicatie en de neiging van het vertellen van een goed verhaal(?). Ook in de literatuurverwijzingen bij ons artikel in de Lancet zijn zeer veel wetenschappelijke studies, die uw veronderstellingen onderuit halen. De medicatie als mogelijke oorzaak van een bijna-doodervaring (BDE) was in onze studie ook al statistisch uitgesloten, zoals u had kunnen lezen. Het lijkt uit uw artikel duidelijk, dat noch collega Betz, noch collega Verraes en Crevitz de moeite en tijd hebben genomen zich te verdiepen in de zeer uitgebreide literatuur over het onderwerp BDE, en dit is speciaal teleurstellend wat betreft collega Betz, aan wie ik toch al zeer veel informatie in het verleden heb doen toekomen.

Verder wil ik benadrukken, dat onderzoek naar BDE volgens mij geen bewijs kan leveren voor een hiernamaals, of voor "leven na de dood". Dat heb ik ook nooit beweerd, omdat de patiënten niet definitief zijn overleden. Maar wel moet de discussie op gang worden gebracht, hoe het wetenschappelijk te verklaren is, dat mensen tijdens een hartstilstand, tijdens de periode van bewusteloosheid, met uitval van de circulatie en de ademhaling, met uitval van alle perifere reflexen en alle hersenstamreflexen, en bij een volledig vlak EEG, een helder bewustzijn kunnen ervaren met herinneringen tot aan de vroegste jeugd, met helder nadenken, met emoties, met een gevoel van zelf-identiteit, en soms ook met waarnemen buiten en boven het lichaam. Dit is volgens ons huidige concept, dat bewustzijn en herinneringen het product zijn van functionerende hersenen, niet mogelijk! Misschien dat een ander wetenschappelijk concept over de relatie tussen hersenen en bewustzijn, zoals door ons wordt gesuggereerd, wel een duidelijke verklaring kan geven over de oorzaak en de inhoud van de BDE.

Citaat Frederik van Eeden

Gaarne wil ik Frederik van Eeden citeren, schrijver en arts, die in een voordracht in het genootschap "Oefening en Wetenschappen" te Haarlem in 1890 het volgende zei:

"Zoolang er wijsgeren en natuuronderzoekers bestaan, zijn er nieuwe hypothesen gekomen in de plaats van oudere. Nieuwe waarnemingen vielen buiten de oude systemen en nieuwe systemen waren nodig om ze in samenhang te brengen. De voortgang van dit proces is steeds belemmerd door de liefde, die de denkers voelden voor het maaksel van hun geest. Een geleerde, die zich aan zijn hypothese hecht, die dus gemoedsaandoeningen mengt in zijn verstandsarbeid, brengt zijn zuiver oordeel in groot gevaar. Want hij moet elk ogenblik bereid staan, zijn beste hypothesen zonder aarzeling op te offeren, zodra er een betere komt, en dit zal voor hem moeilijker vallen, als hij er liefde voor voelt. En iedere maker van een nieuw systeem heeft in meer of mindere mate de haat en verbittering ondervonden dergenen wier systeem hij vernielde. En dat zal zich herhalen. Want niemand kan beweren dat alle thans bestaande natuurwetenschappelijke theorieën onomstotelijk zijn. Slechts weinigen zijn zo elementair, dat ze beter naam verdienen dan: hypothesen. Ik voor mij ben stelliger dan ooit van mening, dat het van tevoren verwerpen en niet willen onderzoeken van onbekende en vreemd schijnende dingen, de grootste vijand van wetenschappelijke vooruitgang is". 

"Dit is niet alleen onwijsgerig, maar ook onwetenschappelijk. Want komt er nu een nieuw feit dat niet in 't systeem past, dan gaat men dat a priori afwijzen en ontkennen, dus niet onderzoeken. Is het u duidelijk dat dit juist de manier is om niet verder te komen? Dit is geen denkbeeldig gevaar, het is de aan de orde van den dag". "Het zit 'm in 't hiaat in hun systeem dat zij vreezen en zoeken te maskeren. Zijn er niet altijd te vroeg afgeronde systemen gemaakt, die met veel verzet en misbaar moesten verbroken worden? En hier vindt gij tevens de bewijzen van het nog dagelijks voorkomen eener belemmering, eener vrijheidsbeperking, eener stremming der ontwikkeling door een voorbarig afgerond systeem. Denkt gij dat wij in een tijd van vrijheid der gedachte leven? Denkt gij dat de wetenschap onzer dagen vrij en ondogmatisch is? Het heeft er niets van". "De hoofdzaak is, dat wat enkele natuur-onderzoekers beweren, door de meerderheid der overigen heftig wordt bestreden, niet op grond van eigen onderzoek, maar a priori, niet eens zelf met verstandelijke argumenten, maar met gevoelsmotieven. Gevoelsmotieven met al hun nasleep van spot, geringschatting en verdachtmaking en op niets anders gebaseerd dan op onwijsgerige gehechtheid aan een afgerond systeem. Dit lijkt ongeloofelijk". "Maar alleen door verstandhouding en onderling respect kan het werk vorderen". 

[Uit: "Studies", eerste reeks, derde druk, W. Versluys, Amsterdam, 1897.]

Nog enige reacties op uw artikel.

Ik geef nergens aan dat er voor bijna-doodervaringen (BDE) ook normale medische en psychiatrische verklaringen zijn, zoals u schrijft. Wel geef ik aan, dat er sommige aspecten van een BDE onder bepaalde omstandigheden opgewekt kunnen worden, evenals de door u geciteerde gevallen bij temporaal-kwab epilepsie, bij "stimulering" door een magnetisch veld (TMS, transcraniele stimulatie), of bij gebruik van bepaalde drugs zoals ketamine. In de huidige neurofysiologische discussie speelt echter de vraag of bij epilepsie door de elektrische ontlading en bij TMS door de magnetische velden de normale elektrische en magnetische velden van de neuronale netwerken in de cortex, dus de normale activiteiten, niet eigenlijk geremd (inhibitie) in plaats van gestimuleerd worden! Tevens is bij deze geïnduceerde ervaringen nog nooit een klassieke BDE beschreven, met bijbehorende transformatie. Zie hiervoor ook ons artikel pag. 2004, waarbij ik schrijf: "And yet, neurophysiological processes must play some part in NDE". Dat is wel wat anders dan een "normale medische verklaring".

Uw vergelijking met delirium tremens gaat natuurlijk helemaal mank, omdat zeer veel factoren, zoals de duur van het alcoholgebruik, de gebruikte dagelijkse hoeveelheid alcohol, de lichamelijke conditie en de voedingstoestand allemaal variabelen zijn, die mede een rol zullen spelen bij het wel of niet optreden van delirium tremens. Over de controleerbaarheid van uittredingservaringen, zoals het beschreven geval van het kunstgebit, heb ik al uitvoerig aan collega Betz gerapporteerd. [Mensen met een hartstilstand zijn niet in een "schijnbaar" coma! Hoe u aan deze stellingname komt, wordt mij wetenschappelijk niet duidelijk uit uw artikel. Zonder circulatie en ademhaling is er volgens mij altijd sprake van bewusteloosheid, klinisch dood, en deze periode gaat over in hersendood als er niet op tijd adequaat wordt gereanimeerd, en in de meeste gevallen zullen de patiënten dan overlijden. Er is in deze gevallen geen sprake van "schijncoma", echter door medisch leken werd vroeger wel eens de term "schijndood" gebruikt.] 
 

van Lommel : "Het onderwerp BDE blijft een uitdaging om wetenschappelijk te kunnen verklaren, al moeten daar misschien wel nieuwe wetenschappelijk concepten aan ten grondslag liggen. Maar die moeten we dan niet uit alle macht uit de weg blijven gaan. Wetenschap blijft open vragen stellen, en niet het vast zitten aan bestaande en mogelijk reeds verouderde concepten". 


Het moment van de uittredingservaring kan ook worden gecontroleerd aan de hand van de beschreven waarnemingen tijdens de periode van klinische dood. Het geval van Pam Reynolds, zoals u denigrerend beschrijft "uit een Amerikaans boek", en eerder door Betz "een verhaaltje" is genoemd, is een uitvoerig gedocumenteerd geval van waarneming buiten het lichaam tijdens een vlak EEG, een uitval van de hersenstam (gecontroleerd m.b.v. evoked potentials), en totale bloedleegte van de hersenen. Ik heb, zoals gemeld, collega Betz hierover twee CDs gestuurd met een uitgebreid interview met Pam Reynolds en Michael Sabom, cardioloog. Thans heb ik als bijlage ook de transcriptie opgestuurd van het BBC programma, waarbij ook de neurochirurg Spetzler en de cardioloog Sabom aan het woord komen. Ik vind het op zijn minst teleurstellend, dat collega Betz niets met de toegestuurde informatie op de CDs heeft gedaan. En dat geldt ook voor de toegestuurde informatie, met zelfs rood aanstrepen van belangrijke zinnen in de artikelen over het vlakke EEG na gemiddeld 15 seconden bij een geïnduceerde hartstilstand tijdens implantatie van inwendige defibrillatoren (ICD). Gaarne verwijs ik nogmaals naar het meegestuurde artikel over pancerebral anoxia, en het artikel aan Michael Shermer, met bijbehorende literatuur. Ik spreek ook niet over hersendood, maar over totaal functieverlies van de hersenen t.g.v. anoxie tijdens de zogenaamde klinische dood. En dit functieverlies is reversibel, binnen 5-10 minuten, zolang er geen celdood van de neuronen is opgetreden. Het feit, dat neuronen en gliacellen 2-8 uur na het overlijden in vitro nog 78 dagen onder bepaalde omstandigheden levend gehouden konden worden, betekent toch niet, dat die patiënten niet overleden waren, of dat de hersenen nog functioneerden? Het betekent toch niet, dat we opnieuw de hersendood criteria moeten gaan bezien, omdat er bij iemand die hersendood is verklaard nog bijna alle overige 200 triljoen cellen in het lichaam levend zijn? Het is toch ook bekend, dat haren en nagels nog vele dagen na het overlijden kunnen groeien? Het is toch ook bekend, dat in de stervensfase, die uren tot dagen kan duren, pas heel geleidelijk alle cellen van het hele lichaam dood gaan door irreversibele beschadiging van de celmembraan en het mitochomdriale DNA, en dat niet alle cellen in het lichaam binnen 10 minuten irreversibel zijn beschadigd? U wil toch niet beweren, dat het onder speciale laboratorium omstandigheden kunnen kweken van postmortaal afgenomen hersencellen betekent dat de hersenen nog functioneerden?

Over het wel of niet registreren van een ECG tijdens de hartstilstand in onze studie doet u de suggestie dat patiënten met reanimatie buiten het ziekenhuis misschien niet bijna-dood zijn geweest! Ik weet niet, hoe het in België gaat, maar als de GGD in Nederland bij een patiënt aankomt, thuis of op straat, en die niet aanspreekbaar is, dan worden de peddels van de defibrillator op de borst gezet, en bij het beeld van VF wordt niet eerst een volledig ECG gemaakt, maar direct gedefibrilleerd. Alle patiënten in onze studie zijn dus minstens éénmaal gedefibrilleerd, maar niet van alle patiënten (wel van meer dan 90%) met een reanimatie op straat of in de ambulance was de registratie van het VF voor ons later in het ziekenhuis beschikbaar. Dat moet een arts toch wel duidelijk zijn, lijkt mij. Waarom noemt u het toevallig, dat de patiënten in deze groep de meeste BDEs rapporteerden?

Dat is dus ook helemaal niet zo, lees het artikel van de Lancet hier maar nog eens over na. Wat er staat is, dat mensen met een out-of-hospital arrest vaker een diepe BDE rapporteerden. Over de herklassering in het interview na twee jaar heb ik reeds uitvoerig met collega Betz gecorrespondeerd. Van de 37 (van de 62) patiënten met een BDE bleken er 6 patiënten te zijn met een oorspronkelijk laagste score van 1, die bij navragen in het diepte-interview na 2 jaar geen BDE bleken te hebben gehad, en 4 patiënten uit de controlegroep van 37 patiënten bleken na twee jaar wel een BDE volgens de bestaande criteria te hebben gehad. Dit is géén één derde, zoals u beschrijft in uw artikel. Over uw niet zo subtiele suggestie over BDE-verenigingen, die verder helemaal niets met dit onderzoek te maken hebben gehad, heb ik ook al eerder aan collega Betz geantwoord.
 

van Lommel. "Er konden geen fysiologische (duur van de hartstilstand, duur van de bewusteloosheid), medische, psychologische (doodsangst) of farmacologische (de gegeven pijnstillende en kalmerende medicatie) verschillen worden aangetoond tussen de 82% van de patiënten zónder en de 18% van de patiënten mèt een BDE. Wel werd vaker een BDE gemeld op een leeftijd onder de zestig jaar".


Er zijn mij geen studies bekend over een aangetoond verband tussen BDE en dissociatieve persoonlijkheidsstoornissen. Graag krijg ik van u de referenties over deze studies, die door u worden genoemd. Wel is er in het artikel van Greyson in de Lancet van 2000 (ref. 7 van ons artikel) juist aangetoond, dat er geen pathologische dissociatieve stoornissen werden gevonden bij patiënten jaren ná een BDE. In onze studie zijn geen testen op dissociatieve persoonlijkheidsstoornissen verricht, ik begrijp dan ook niet uw opmerking dat u in het ongewisse bent gelaten over de diagnose en het aantal patiënten met stoornissen. Er zijn volgens mij geen prospectieve studies bekend over eventuele dissociatieve kenmerken voor mensen, die dan later een BDE krijgen.

Over uw opmerking over "normale" verklaringen door Greyson moet ik u mededelen, dat in het hiervoor geciteerde artikel over "Biological aspects of NDE" juist het biologisch verklaringsmodel voor BDE volgens Greyson tekort schiet. In zijn recente artikel: "Incidence and correlates of near-death experiences in a cardiac care unit", General Hospital Psychiatry 25 (2003) 269-276 , beschrijft Greyson dat: "no one physiological or psychological model by itself explains all the common features of near-death experiences". Hij beschrijft ook dat: "The paradoxical occurrance of heightened, lucid awareness and logical thought processes during a period of impaired cerebral perfusion raises particularly perplexing questions for our current understanding of consciousness and its relation to brain function. As prior researchers have concluded, a clear sensorium and complex perceptual processes during a period of apparent clinical death challenge the concept that consciousness is localized exclusively in the brain". Aldus Greyson.

Dit bevestigt ook de conclusies uit het levenswerk van de Nobelprijswinnaars Eccles en Penfield, dat bewustzijn en herinneringen niet te lokaliseren zijn in de hersenen, en ook niet het product kúnnen zijn van de hersenen. Maar uiteraard is er wel hersenactiviteit noodzakelijk is om bewustzijn en herinneringen in ons waakbewustzijn te ontvangen. Gaarne verwijs ik in deze ook naar mijn open brief aan Shermer.

Over het belang van quantum fysica om de relatie tussen hersenen en bewustzijn te verklaren, sta ik (gelukkig) niet alleen. Niet de eerste de beste quantumfysici hebben hierover geschreven, zoals Henry Margeneau, David Bohm, Roger Penrose, Henry Stapp, Danah Zohar, Lee Smolin, Fred Alan Wolf, Amit Goswani, Wolfgang Pauli, en vele, vele anderen. Gaarne verwijs ik ook naar de recente conferentie in Tucson, USA: Quantum Mind 2003, waar o.a. ruim 200 quantumfysici discussieerden over quantumfysica als mogelijk verklaringsmodel van de relatie tussen bewustzijn en hersenen.

Over uw opmerking dat ik niet eerlijk ben (!) over de literatuurverwijzingen over het vlakke EEG bij geïnduceerde hartstilstanden het volgende: Tijdens een bijeenkomst in Leuven bleek collega Betz alleen de abstracts van twee artikelen gelezen te hebben, ik heb hem daarna de volledige artikelen, met aantekeningen, en nog enkele anderen zoals van de Vries, en ook vele andere referenties gestuurd als bijlage van mijn abstract over anoxie van de hersenen. Ook verwijs ik weer naar mijn open brief aan Shermer. Ik heb nergens geschreven in de Lancet, dat er een EEG werd gemaakt bij de patiënten met een hartstilstand. Uiteraard niet, patiënten moeten zo spoedig mogelijk worden gereanimeerd om herstel mogelijk te maken, en niet eerst nog eens een EEG registratie te krijgen. Maar uit de studies bij patiënten met een geïnduceerde hartstilstand werden vlakke EEGs geregistreerd na gemiddeld 15 seconden, en het EEG blijft langer vlak dan de circulatie stilstand als een circulatie stilstand langer duurt dan 37 seconden. De gemiddelde reanimatie in het ziekenhuis duurt eigenlijk altijd langer dan 60 seconden, (en dat is al heel vlot) alvorens het ritme en de bloeddruk hersteld is, dus moet er bij alle patiënten in onze studie wel sprake geweest zijn van het ontbreken van elektrische activiteit van de hersenschors, dus een vlak EEG. Wij eindigden onze publicatie in de Lancet aldus: "NDE pushes at the limits of medical ideas about the range of human consciousness and the mind-brain relation." En dat is nog steeds zo.

Wetenschappelijke discussie over BDE moet ook plaats vinden op basis van kennis van wetenschappelijke publicaties over dat betreffende onderwerp. Het ontbreken van deze kennis is geen verwijt, maar het wordt verwijtbaar als op basis van onvoldoende kennis en inzicht andere wetenschappers?

Gepubliceerd in het skeptische tijdschrift Wonder en is gheen wonder, septembernummer 2003 

Overzicht BDE-debat, klik hier.

Authors
Pim van Lommel
Publicatiedatum
19-09-2003
Opgenomen in
Bijna-doodervaring