Intelligent Design: "Toon me de wetenschap"

13-02-2007

-

door verscheen in :
11 minuten
Leestijd:
Is Intelligent Design werkelijk een gerechtvaardigde manier van wetenschappelijk denken? Zit er mogelijk een grond van waarheid in, of worden de aanhangers bedrogen door een van de meest ingenieuze constructies uit de geschiedenis van de wetenschap?

Toen president Bush in 2005 aankondigde voorstander te zijn van het onderwijzen van Intelligent Design in scholen, zei hij: “Ik denk dat de voorstelling van verschillende gedachtestromingen een onderdeel van de opvoeding is.” Enkele weken later lanceerde senator Bill Frist van Tennessee, leider van de republikeinen, dezelfde idee: “Het onder-wijzen van zowel Intelligent Design als evolutietheorie komt erop neer dat aan niemand een bepaalde theorie wordt opgedrongen. Ik ga ervan uit dat dit in een pluralistische maatschappij de meest eerlijke manier is om mensen op te voeden en voor te bereiden op de toekomst.”

Beeld je om te beginnen eens in hoe gemakkelijk het zou zijn voor een groep vastberaden negationisten om het vertrouwen van de mensheid in de kwantumtheorie – wat een rare theorie! – of in de relativiteitstheorie van Einstein te ondergraven. Slechts weinig mensen hebben enig idee waar het eigenlijk over gaat. Gelukkig voor de fysici bestaat er geen krachtig motief om deze theorie aan te vallen. Ze hoeven dus geen tijd te investeren in het telkens opnieuw uitleggen dat kwantumfysica en relativiteit wel degelijk boven alle redelijke twijfel verheven zijn.

Met de evolutietheorie liggen de zaken anders. Evolutie door natuurlijke selectie ontslaat God immers van zijn traditionele taak: het ontwerpen en creëren van alle levende wezens. Hierdoor neemt ze meteen ook een van de beste redenen weg om in God te geloven. Als motivatiegrond om in te gaan tegen de bevindingen van de biologie kan dat tellen. Niemand is immuun voor wensdenken, vandaar het belang van een wetenschappelijke discipline die ons beschermt tegen onze eigen goedgelovigheid. We hebben immers enkele ingenieuze manieren gevonden om onszelf en anderen om de tuin te leiden. Sommige van die technieken zijn vrij gemakkelijk te ontmaskeren; voor andere is iets meer denkwerk nodig.

Een creationistisch pamflet dat me enkele jaren geleden werd toegezonden, bevatte een amusante bladzijde als onderdeel van een eenvoudige enquête:

Test Twee

Ken je een gebouw zonder bouwer? [JA] [NEEN]

Ken je een schilderij zonder schilder? [JA] [NEEN]

Ken je een auto zonder ontwerper? [JA] [NEEN]

Als je op een van deze vragen JA hebt geantwoord, verklaar dan je antwoord:

Daar hebben jullie niet van terug, darwinisten! Het is toch vanzelfsprekend dat er geen ontwerp zonder ontwerper en geen schepping zonder schepper kan zijn? Dit lijkt inderdaad vanzelfsprekend, tot je gaat kijken naar wat de biologie boven alle redelijke twijfel heeft aangetoond: dat natuurlijke selectie – het proces waarbij zich reproducerende entiteiten wedijveren voor beperkte bestaansbronnen en daarbij betrokken zijn in een strijd van blind gissen en missen, waaruit de betere modellen automatisch als winnaar tevoorschijn komen en zich prolifereren – in staat is tot adembenemend ingenieuze ontwerpen.

Neem nu het menselijk oog, een stokpaardje van de creationisten. Alleen een intelligente ontwerper zou in staat zijn om een dergelijk briljant object te maken. Het oog bezit immers enkele ongelooflijke eigenschappen: een combinatie van een vervormende lens, een apertuuraanpassende iris en een lichtgevoelig beeldoppervlak van buitengewone gevoeligheid. Al die wonderlijke functies bevinden zich in een oogbal die zich in een honderdste van een seconde op een ander doel kan richten. Daarbij stuurt hij ook nog elke seconde talloze megabytes aan visuele informatie naar de visuele cortex. En dat een heel leven lang.

Maar ons inzicht in de ontstaansgeschiedenis van het oog groeit met de dag. We kunnen het scheppingsverhaal ervan ondertussen vrij volledig reconstrueren. Lichtgevoelige vlekken vormen zich om tot lichtgevoelige instulpingen, die beter kunnen inschatten vanuit welke richting het licht hen bereikt. Toevallige verdichtingen in lichtbrekend materiaal - die het licht beter focussen - verbeteren zich tot steeds scherpere lenzen. Informatie vergaren betekent meer kans op overleven en voortplanten. Zo voeren vele soorten ogen in het dierenrijk hun capaciteit om informatie uit de fotonenvloed te vergaren steeds verder op.

We kennen nog niet alle details van dat proces, maar het is een feit dat we in het dierenrijk zowat alle verschillende tussenstadia en talloze mogelijke soorten ogen aantreffen. Met gedetailleerde computermodellen kunnen we aantonen dat de creatieve processen volgens die theorie kunnen werken. Al wat daarvoor nodig is, is  variatie in lichtgevoeligheid en variatie in brekingsindexen. Die variatie wordt aangedreven door toevallige mutaties. Wie net iets beter ziet dan zijn verwanten, krijgt meer nageslacht. Dat gebeurt telkens opnieuw. Als een tandrad klikt natuurlijke selectie het ontwerp van het oog door iedere gedachteloze stap steeds op een hoger echelon vast. Omdat die gelukkige verbeteringen cumuleren – en dit was Darwins geniale inzicht – kunnen ogen automatisch beter en beter worden zonder de tussenkomst van een of andere intelligente ontwerper.

Hoe briljant het ontwerp van het menselijk oog ook is, het verraadt zijn oorsprong met een opmerkelijke designfout: het netvlies zit binnenstebuiten. De zenuwvezels die de signalen van de staafjes en kegeltjes (de licht- en kleurgevoelige cellen) doorgeven, liggen erbovenop en moeten door een groot gat in het netvlies hun weg naar de hersenen banen, waardoor de blinde vlek ontstaat. Geen intelligente ontwerper zou met een dergelijk klunzig ontwerp van een camcorder wegkomen. Dit is maar een van de vele accidents de parcours in de evolutionaire geschiedenis die laten zien dat het proces zelf doelloos is.

Als je Test Twee nog altijd even overtuigend vindt, dan redeneer je zoals elk ander individu op deze planeet. Dat natuurlijke selectie in staat is tot zulke gesofistikeerde ontwerpen gaat immers in tegen elke menselijke intuïtie. Francis Crick, een van de ontdekkers van DNA, dichtte ooit grappend zijn collega Leslie Orgel “Orgels Tweede Wet” toe: “Evolutie is slimmer dan jij”. Evolutionaire biologen zelf staan vaak paf van het vermogen van natuurlijke selectie om een “ingenieuze” oplossing te “bedenken” voor een ontwerpprobleem dat zich in het lab stelt.

Deze observatie maakt het ons mogelijk om van de cognitieve illusie in Test Twee een nieuwe, wat meer gesofistikeerde versie te presenteren. Als evolutionisten zoals Crick zich verwonderen over de complexiteit van het proces van natuurlijke selectie, dan wil dat niet zeggen dat zij de verklaringen van het Intelligent Design aanhangen. De in de natuur gevonden ontwerpen zijn ongelooflijk complex, maar het ontwerpproces dat hen voortbrengt, bezit niet de minste vorm van intelligentie.

Voorstanders van Intelligent Design maken echter gebruik van de verwarring tussen proces en product, teweeggebracht door de term design. Uit het bestaan van een afgewerkt product (een volledig geëvolueerd oog, bijvoorbeeld) leiden zij af dat er een intelligent designproces moet zijn geweest. Maar de evolutionaire biologie heeft juist aangetoond dat die verleidelijke conclusie er helemaal naast zit.

Ogen dienen inderdaad om te zien, maar deze en andere doelgerichte functies in de natuur zijn voortgebracht door processen die zelf zonder doel en zonder intelligentie zijn. Dit is moeilijk te begrijpen, maar hetzelfde kan gezegd worden van de idee dat gekleurde voorwerpen opgebouwd zijn uit atomen die zelf niet gekleurd zijn en van de idee dat hitte niet bestaat uit kleine hete dingetjes. De focus op Intelligent Design heeft, paradoxaal genoeg, de aandacht van iets anders afgeleid: dat er in de evolutietheorie genoeg echte wetenschappelijke controversen bestaan. In zowat elke discipline duiken uitdagingen op voor gevestigde theorieën. De legitieme manier om een dergelijke storm te veroorzaken, bestaat in het formuleren van een alternatieve theorie die een voorspelling doet die ingaat tegen de heersende theorie maar toch waar blijkt, of die meer feiten kan verklaren dan de bestaande theorie, of die twee ver uit elkaar liggende theorieën verenigt ten koste van de geaccepteerde inzichten.

Tot op de dag van vandaag zijn de voorstanders van Intelligent Design nog nooit met iets dergelijks op de proppen gekomen: geen enkel experiment met resultaten die indruisen tegen de hoofdstroom van het biologisch denken; geen waarnemingen uit het fossiel archief, de genetica, de biogeografie of de vergelijkende anatomie die het standaard evolutionair denken ondergraven.

In plaats van tegensprekelijke empirische feiten gebruiken de aanhangers van Intelligent Design een sluwe retorische techniek. Eerst beschrijf je het werk van een wetenschapper op een misleidende manier. Vervolgens krijg je van de weersomstuit een woedende weerlegging. In plaats van nadien echter in te gaan op de argumenten, citeer je gewoon de weerlegging als bewijs dat hierover een “controverse” bestaat, die haar plaats verdient in het onderwijs.

Merk op dat deze techniek niets te maken heeft met de inhoud van het onderwerp. Je kan hem overal op toepassen. “Jansens werk in de geologie ondersteunt mijn argument dat de aarde plat is”, zeg je, terwijl je ondertussen het werk van Jansen fout voorstelt. Als Jansen reageert met de verklaring dat je haar werk fout citeert, dan antwoord je in de volgende trant: “Kijk eens wat een controverse. Professor Jansen en ik zijn in een wetenschappelijke strijd verwikkeld. Deze controverse moet in de curricula van het onderwijs aan bod komen.” De kers op de taart is om de technische aard van de argumenten in je eigen voordeel te gebruiken. De meesten onder ons zullen het spoor toch bijster raken in de moeilijke details van de discussie. William Dembski, een van de meest welbespraakte supporters van Intelligent Design, merkt op dat hij Thomas Schneider, een bioloog, een antwoord kon ontlokken dat hijzelf karakteriseerde als “een haarklieverij, die voor een buitenstaander alleen maar belachelijk kan overkomen.” Wat door wetenschappers als een doorslaggevend argument wordt gezien – en het ook is – wordt aan alle anderen als een haarklieverij voorgesteld.

Kort gesteld: om een wetenschap te zijn, moet de theorie van Intelligent Design een hypothese naar voren brengen als een rivaliserende verklaring voor een of ander biologisch fenomeen. Dat is nog nooit gebeurd. “Je hebt nog niet alles verklaard”, is geen concurrerende hypothese. De evolutionaire biologie heeft zeker niet alle problemen verklaard waarover de biologen zich het hoofd breken. Maar van Intelligent Design moeten we nog altijd de eerste verklaring van een fenomeen vernemen. Om een concurrerende hypothese te formuleren, moet je op de proppen komen met details die experimenteel testbaar zijn. Totnogtoe wisten de voorstanders van Intelligent Design die klip handig te omzeilen. Ze beroepen zich erop dat ze er nog geen duidelijk beeld van hebben wie of wat deze Intelligent Designer wel mag zijn.

Laten we een denkbeeldige hypothese van Intelligent Design formuleren, die de opkomst van menselijke wezens op deze planeet wil verklaren. Ongeveer zes miljoen jaar geleden zijn ingenieurs uit een ander melkwegstelsel hier op aarde geweest. Ze bedachten dat deze planeet een stuk interessanter zou zijn als er een taalgebruikende, religievormende soort zou rondlopen. Dus vingen ze enkele primaten en gaven ze via genetische manipulatie een taalinstinct en grote frontale hersenkwabben voor planning en reflectie. Als die hypothese waar is, vormt ze een goede verklaring voor het feit dat wij zo anders zijn dan onze naaste verwanten en ontkracht ze meteen de concurrerende evolutionaire hypothesen. We blijven dan wel zitten met de vraag hoe die intelligente genetische designers op hun eigen thuisplaneet ontstonden. Voorlopig hoeven we ons daar geen zorgen over te maken, want voor die theorie is geen begin van bewijs voorhanden.

Hier hebben we echter iets waar de Intelligent Design-gemeenschap niet graag over discussieert: voor geen enkele Intelligent Design-hypothese zijn feitelijke argumenten te vinden. In feite is mijn vergezochte hypothese nog testbaar: we kunnen het DNA van mensen en chimpansees vergelijken en zoeken naar onmiskenbare tekenen van genetisch geknutsel. Als we, netjes ingebed in het schijnbaar functieloze “junk-DNA”, een gebruikershandleiding vinden, dan is dat een gewonnen slag voor de aanhangers van Intelligent Design. Maar totnogtoe zijn ze nog nooit met iets dergelijks voor de dag gekomen. Als ze er al naar zoeken.

Het is de moeite waard om even te benadrukken dat er een hoop belangrijke wetenschappelijke controversen zijn in de biologie die hun weg naar de schoolboeken nog niet hebben gevonden. De wetenschappelijke deelnemers aan die disputen ijveren voor acceptatie door de relevante expertgemeenschappen in peer-reviewed tijdschriften. De schrijvers en uitgevers van leerboeken beoordelen welke bevindingen het niveau van acceptatie – nog niet van waarheid – hebben gehaald om hun opname in de schoolboeken te verantwoorden.

DUS: schuif aan in de rij, Intelligent Designers! Schuif aan achter de hypothese dat het leven ontstaan is op Mars en dan na een kosmische botsing naar hier werd geblazen. Schuif aan achter de wateraaphypothese, achter de hypothese dat taal is ontstaan uit gebarentaal en achter de theorie dat zingen voor spreken kwam. Dit zijn slechts enkele van de verlokkende hypothesen die actief verdedigd worden, maar nog onvoldoende ondersteund worden door harde feiten.

Het Discovery Institute, de conservatieve organisatie die Intelligent Design op de kaart heeft helpen plaatsen, klaagt dat haar leden vijandigheid ondervinden van de gevestigde wetenschappelijke tijdschriften. Maar vijandigheid van het establishment is niet de werkelijke horde die Intelligent Design moet nemen. Mocht Intelligent Design een wetenschappelijk idee zijn waarvoor de tijd rijp is, dan zouden jonge wetenschappers er enthousiast aan werken in hun labs. De Nobelprijzen liggen immers te wachten op iedereen die een heilig huisje van de huidige evolutionaire biologie omver kan stoten.

Herinner je je de koude kernfusie? Het establishment stond onvoorstelbaar vijandig tegenover die hypothese, maar over de hele wereld doken wetenschappers hun labs in om de idee te onderzoeken, in de hoop te kunnen delen in de roem als ze waar zou zijn.

In plaats van elk jaar meer dan één miljoen dollar te spenderen aan het uitgeven van boeken en artikels voor niet-wetenschappers en aan andere pr-inspanningen, zou het Discovery Institute beter een eigen peer-reviewed elektronisch tijdschrift uitgeven. Zo zou het instituut zijn zelfontworpen imago waarmaken: dat van de vastberaden verdediger van moedige beeldenstormers, inbeukend op het establishment.

Totnogtoe wordt de theorie die zij naar voren brengen nog het best samengevat door wat een van hun oudste medewerkers, George Gilder, erover zei: “Intelligent Design heeft geen enkele inhoud.” En als er geen inhoud is, kan er ook geen “controverse” zijn die moet onderwezen worden in de biologieles. Hier heb je echter wel een goed onderwerp voor een cursus over actualiteit en politiek: is Intelligent Design een grap? En zo ja, hoe werd zij uitgehaald?


Vertaling: Rik Delaet

Dit artikel verscheen oorspronkelijk op: www.edge.org/3rd_culture

Daniel C. Dennett is filosoof en codirecteur van het Centre for Cognitive Studies aan Tufts University, VS. Hij is o.a. auteur van Darwins gevaarlijke idee (Contact 1995).
Authors
Daniel C. Dennett
Publicatiedatum
13-02-2007
Opgenomen in
Creationisme