Vijf voedselfabels

Gezondheidsadvies: geloof dit niet
10-04-2015

-

door verscheen in :
8 minuten
Leestijd:
Elke week is er wel een nieuw bericht over een onderzoek dat zou bewijzen dat rabarber of aspartaam, vette vis of linksdraaiende peultjes goed dan wel slecht zouden zijn voor de gezondheid. De kritische eter herkent die verhalen ondertussen wel als voorbarige conclusies uit beperkt onderzoek. De andere eters leggen het naast zich neer omdat het onbegonnen werk is om met al die dieetadviezen rekening te houden. Ze spreken elkaar te veel tegen. Toch zijn er een paar voedselverhalen die mythische proporties hebben aangenomen en een vast onderdeel geworden zijn van talloze gezondheidsadviezen. Vijf fabels die bij het restafval mogen.

Gek van suiker

Het suikerverhaal doet de ronde in diverse varianten. In grote lijnen gaat het als volgt. Suiker is een snelle energiebron. Geef een kind veel suiker en het heeft energie teveel, die ergens naartoe moet. Suiker maakt kinderen nerveus en hyperactief. Het overaanbod van snoep en frisdrank zorgt voor de vermeende ADHD-epidemie. Je ziet het op kinderfeestjes, maar ook in de klas.

De werkelijkheid is genuanceerder. De meeste betrouwbare onderzoeken vinden dit suikereffect niet terug. In een dozijn geblindeerde studies (niemand, noch de kinderen, noch hun ouders, noch de leerkrachten of observatoren wisten dus hoeveel suiker welke groep kinderen kreeg) bleek de suiker het gedrag niet te beïnvloeden. Ook niet bij kinderen met ADHD, ook niet bij kinderen waarvan de ouders dachten dat hun kinderen overgevoelig waren voor suiker. Uit enkele studies bleek zelfs dat het fenomeen zich vooral afspeelt in de hersenen van de ouders. Een groep kinderen kreeg een grote dosis suikerhoudende snoep, de andere groep kreeg identieke snoep, zonder suiker. De ouders kregen dat zo verteld. In werkelijkheid kregen alle kinderen nepsuiker. De ouders die dachten dat hun kinderen een overdosis suiker hadden gekregen, scoorden het gedrag van hun kinderen echter overwegend als hyperactief. De idee is dus alles, zeker als ouders het denken.

Suiker doet echter wel degelijk wat met je hersenen. Kinderen tussen 9 en 11 concentreren zich beter een half uur na een portie glucose en presteren beter in geheugentests. Dat is echter geen pleidooi voor een glaasje frisdrank voor het huiswerk. Het effect duurt niet lang en de effecten van een boterham met kaas of een appel zijn langduriger en gezonder. De gevolgen van veel suiker zijn heel negatief voor lichaamsgewicht, diabetes, hart- en vaatziekten. Het schrappen van snoep en frisdrank is een uitermate goede zaak voor de volksgezondheid.

Weldadig water

Negentig procent van de mensen aan wie in een BBC-onderzoek gevraagd werd of je elke dag twee liter water moet drinken, antwoordde positief. Ondertussen hebben we het idee dat we niet genoeg drinken. Acht grote glazen water per dag is goed voor u, zo doet al jaren de ronde. Al dat water houdt ons gezond, voorkomt uitdroging, verjongt de huid, doet het haar glanzen en ontgift ons lichaam.

In werkelijkheid hebben mensen in regel niet zoveel vocht nodig. Die twee liter is een fabeltje. En we weten waar het vandaan komt. Het Amerikaanse Bureau voor Voeding bracht in 1945 een rapport uit waarin stond dat het lichaam ongeveer één milliliter water nodig heeft om elke verbruikte calorie te kunnen verwerken. Gemiddeld krijgt elke mens per dag 2000 calorieën binnen, zodat daar dus twee liter water bij moet. Het rapport vermeldt verder weliswaar dat het leeuwendeel van het nodige water te vinden is in het voedsel dat we tot ons nemen. Dat laatste is in de fabelversie echter verdwenen.

Er is daarentegen van alles bijgekomen, gebaseerd op fantasierijke pseudowetenschap. Water ontgift ons niet. Bij mensen die veel water drinken vindt men geen (veronderstelde) giftige stoffen in de urine. Ook geen onschuldige stoffen trouwens. Wie veel drinkt produceert alleen lichtgekleurde, verdunde urine. Ook het effect op de huid is een verzinsel. Het water dat je drinkt komt niet in de huidcellen terecht. Het is trouwens niet mogelijk huidcellen van water te voorzien. Wie water drinkt om de huid te verjongen, ziet alleen de waterrekening stijgen, rechtstreeks evenredig met het toiletbezoek.

Ondertussen heeft ons lichaam een uitstekend, permanent systeem dat ons signaleert wanneer we moeten drinken: dan voelen we ons dorstig. Alleen wie veel zweet, of op een andere manier vocht verliest door braken of diarree, moet meer drinken. Ook mensen met diabetes of nierziekten moeten naar het advies van hun dokter luisteren als het op water drinken aankomt. Verder drink je trouwens ook rustig verder koffie of thee, die werken helemaal niet zo waterafdrijvend als men wel eens vertelt. Zelfs twee glazen alcohol kunnen geen kwaad. Heel veel waterdrinken kan dat wel. Watervergiftiging leidt tot onregelmatige hartslag, trillende oogleden en dronkenmansgedrag. Vertrouw je lichaam, drink als je dorst hebt.

Een verwante watermythe vertelt dat je een glas water moet drinken voor de maaltijd, om het hongergevoel te onderdrukken. Onderzoek heeft uitgewezen dat het drinken van een glas water voor de maaltijd geen effect heeft op de snelheid waarmee het hongergevoel terugkomt, maar wel dat water door de groente gemixt langer een verzadigd gevoel geeft. Met andere woorden: eet meer soep.

Grote schoonmaak

We leven in een vervuilde wereld. We eten vieze chemische dingen, hebben te veel stress, ademen ongezonde lucht in, zodat ons lichaam overbelast wordt met ongezonde stoffen. Het is goed om ons lichaam op tijd en stond van al die afval te ontdoen. Dat is de (pseudo)theorie. Er wordt goed geld verdiend met detoxkuren allerhande. Detoxiceer jezelf en reinig je lichaam en geest, is de boodschap. Je kuntterecht bij ontgiftingsklinieken voor een detoxvakantie. Anderen volgen een detoxdieet (meestal een vorm van vasten, gespoeld met veel wortelsap), maar je kan ook beroep doen op gespecialiseerde shampoos, zalfjes, voetbaden, darmspoelingen, chelatietherapie, homopathische en kruidenontgiftingsbehandelingen. Naast hoge scores bij Scrabble, halen deze middelen niets uit, behalve het ontlasten van je bankrekening. (Sommige, zoals klysma’s kunnen ronduit gevaarlijk zijn.) Van geen enkele methode heeft ernstig onderzoek uitgewezen dat ze helpen. Los van het feit dat er geen plausibele wetenschappelijke verklaring voor bestaat. Het lichaam heeft een meer dan uitstekend ontgiftingsapparaat ter beschikking: lever en nieren zorgen samen voor de continue verwerking van alle (afval) stoffen waar het lichaam vanaf wil. Ze verdwijnen allemaal in het toilet. (Sommige worden in kleine concentraties opgeslagen in het lichaamsvet, waar ze verder geen kwaad kunnen. Tenzij je heftig begint te diëten, waardoor ze in één keer in grote hoeveelheden in de bloedbaan vrij komen.)

Op de moment dat we een kater hebben, voelen we dat de lever het even tijdelijk niet aankan. Dat wijst trouwens op het belang van de lever. Ontzie hem, want je hebt hem een heel leven lang nodig. Prijs je ook gelukkig, want hij kan zichzelf herstellen. Uit alle studies blijkt dat we teveel alcohol consumeren, ook als we geen alcoholverslaafde zijn. Las daarom twee of drie dagen alcoholvrij per week in, laat je ontgiftingsmachine op adem komen.

Bij een vergelijkende proef tussen twee groepen jonge vrouwen die van een festivalweide waren geplukt werd de ene door een detoxkuur geloodst, de andere mocht gewoon feestelijk verder leven. Na afloop werden de functie van lever en nieren gemeten. Er was geen verschil tussen de detoxers en de anderen.

Antiroest

We worden belaagd door “vrije radicalen”. Geen terroristen, maar hoog-reactieve chemische stoffen die ontstaan als bijproduct van de spijsvertering, of als ultraviolette zonnestralen onze huidcellen bombarderen. De vrije radicalen zouden verantwoordelijk zijn voor celschade door oxidatie: een heftige reactie met zuurstof, een soort van cellulaire roest. Op lange termijn beschadigt dat onze cellen en zou dat een rol spelen in de veroudering: hersencellen sterven af, kankercellen steken de kop op, de huid verrimpelt. Gelukkig zijn er anti-oxidantia, stoffen die de vrije radicalen onschadelijk maken. Dat zijn vooral een aantal vitamines. Sommigen (onder andere Nobelprijswinnaar Linus Pauling) begonnen megadosissen vitamines te slikken. Anderen begonnen vooral veel groenten te eten. Er ontsprong een hele nieuwe industrie van antioxidantia.

Ondertussen zijn we jaren verder en beginnen de resultaten van degelijk studies naar de rol en de betekenis van deze cellulaire antiroest binnen te lopen. Antioxidantia blijken wel wat te doen in de proefbuis, maar halen weinig of niets uit in een levend lichaam. In tegendeel, sommige studies lijken er op te wijzen dat ze zelfs schadelijk kunnen zijn. Een overzicht van 70 studies met meer dan 230.000 proefpersonen toonde aan dat de antioxidatieve supplementen niet hielpen, en zelfs dat al dat beta-caroteen en vitamine A de mortaliteit deden stijgen. Het is nog niet duidelijk waarom en hoe, maar de hypothese luidt dat niet alle vrije radicalen slecht zijn en dat een gezonde dosis ervan onze afweer op peil houdt. Wat dan weer sommige onderzoekers doet speculeren dat groenten niet gezond zijn omdat ze antioxidantia bevatten, maar omdat ze mild giftig zijn (om insecten en konijnen af te schrikken) en dat die kleine dagelijkse dosissen ons beschermingsmechanismen alert houden.

Over gewicht

Laat er geen misverstanden over bestaan: overgewicht is niet goed voor u. Iedereen met een Body Mass Index (BMI, lichaamsgewicht gedeeld door het kwadraat van de lichaamslengte) boven de 40 loopt ernstige risico’s, zowel op diabetes als op hart- en vaatziekte en bepaalde kankers. De kans om van een willekeurige oorzaak te sterven verhoogt met 29 procent.

De BMI is echter ook gaan functioneren als een absolute richtlijn die het idee gezaaid heeft dat je per se aan de ondergrens ervan moet zitten. Het tegendeel lijkt echter waar: beter een paar kilo teveel dan te weinig. Uit een recente bundeling van bijna honderd onderzoeken bij in totaal bijna drie miljoen mensen blijkt dat ‘overgewicht’, gedefinieerd als een BMI tussen 25 en 29, een beschermend effect lijkt te hebben. Het overlijdensrisico ligt bij deze mensen zes keer lager vergeleken met mensen met een BMI tussen 18,5 en 25. BMI’s boven de 35 blijven volop in de risicozone.

Het is verre van duidelijk waarom of hoe dit lichte overgewicht beschermt tegen een vroege dood. Misschien helpen die paar extra kilootjes ziekte of infectie afweren. Misschien zoeken die lichtjes zware mensen eerder medische hulp. Of misschien hebben de magere mensen kilo’s verloren door een ziekte. De BMI is bovendien geen absoluut betrouwbare maat voor overgewicht omdat hij geen rekening houdt met de lichaamsbouw. De grootte van omtrek van je middel is bijvoorbeeld ook een goede indicator voor gezondheid. Wat ook de precieze reden, de waarschuwing tegen te veel eten blijft overeind. Er komt alleen een nuancering bij: overdrijf niet met vermageren.

Ondertussen blijft de boodschap: je lichaam is een ingewikkeld ding, waar we het fijne nog niet van weten. Hoe meer we er over leren, hoe ingewikkelder het bovendien blijkt te zijn. Simpele waarheden over onze gezondheid zijn meestal fout. Fabels over suiker en water laten zien dat vooral goedgelovigheid schadelijk is voor de gezondheid.

Geerdt Magiels is bioloog, filosoof en stichtend lid van SKEPP

Authors
Geerdt Magiels
Publicatiedatum
10-04-2015
Opgenomen in